Mijn vader is geboren in 1932; toen de 2e wereldoorlog uitbrak was hij 7 en bij de bevrijding in 1945 was hij 12, bijna 13. Voor Nederland was die oorlog ontwrichtend.
In het boek ‘De kleindochter’ van Bernhard Schlink lees je wat die oorlog heeft gedaan met de Duitsers, terwijl dat niet het hoofdonderwerp van het boek is.

De hoofdpersoon is boekhandelaar Kaspar; als het boek begint is hij vanaf zijn werk op weg naar huis en daar vindt hij zijn vrouw Birgit dood in bad.  Ze was verslaafd aan alcohol Bij het opruimen van haar spullen vindt hij na een paar maanden een door haar geschreven manuscript; het is een boek dat ze had willen schrijven over haar leven. Daarin leest Kaspar over hun ontmoeting in de jaren ’60 toen hij als westerse student uit pure nieuwsgierigheid vaak over de grens naar de nog jonge DDR ging om te ervaren hoe anders de maatschappij daar toen was. Hij leest over haar vlucht naar het westen voordat ze met hem trouwde, maar hij leest ook dat ze daarvóór een kind had gekregen dat ze daar heeft achtergelaten. Met die ontdekking eindigt het eerste deel van het boek.

In het tweede deel gaat Kasper op zoek naar de dochter van Birgit, Svenja.
Hij vindt haar in het noorden van voormalig Oost Duitsland; ze is getrouwd met Björn, beiden overtuigde rechtsradicalen, maar ook hun dochter Sigrun. Het meisje komt ondanks het verzet van haar argwanende, achterdochtige en op geld beluste ouders een week bij haar stiefgrootvader logeren. Haar rechts-extremistische ideeën staan lijnrecht tegenover die van Kaspar, die heel voorzichtig probeert (vooral met muziek en literatuur) het meisje ook de andere kant te laten zien.

De ontroering in dit boek zat voor mij in het hoofdstuk waarin Kaspar en Sigrun op haar verzoek een bezoek brengen aan Ravensbrück.
De wrede kampbeul Irma Greese is één van haar helden en ze vindt de verhalen over de holocaust sterk overtrokken. Waar hij lichamelijk onpasselijk wordt van wat hij ziet in het concentratiekamp, is zij vooral bezig met het vergoelijken van wat daar in de oorlog gebeurd is.

Je leest over de levens van een aantal Duitse mensen en op de achtergrond weet je uit de geschiedenis wat er gebeurd is.
Het verschil tussen de mensen uit West Duitsland en Oost Duitsland, het verschil tussen links-liberaal en extreem rechts en het collectieve trauma van de 2e Wereldoorlog dat het land nog steeds verscheurt: dat is het behang in deze roman dat op de achtergrond door de zinnen en woorden heen aanwezig is.

‘De kleindochter’ neemt je mee naar het Duitsland van toen en nu en je leert: ‘de Duitser’ bestaat niet.
Dat wist ik al, want ik ben opgevoed door mijn vader, die ons kennis liet maken met de Duitse geschiedenis.
Na dit boek dacht ik terug aan wat mijn vader ooit zei: “Als je in 1932 in Oost Duitsland bent geboren was je 8 toen de oorlog uitbrak en had je geen normale kindertijd. Toen je 30 was werd je opgesloten achter het IJzeren Gordijn en die muur viel pas toen je bijna 60 was. Wat heb je dan een last gehad van de geschiedenis.”