Tegenwoordig doe ik iedere dag de boodschappen.
Kleine beetjes, goed te behappen.
Meestal kan ik het in een rugzakje meenemen, maar als het iets meer is dan ga ik met een rolkoffertje.
Iedere dag een beetje boodschappen halen kost net zoveel tijd als één keer in de week op donderdag twee fietstassen en één Jumbo-shopper vol.
Bijna altijd kom ik wel een bekende tegen die even een praatje maakt.
Gezellig. Maar zes in een half uur in best veel, dus ik moet af en toe het gesprek echt kort houden omdat ik nog niet zo lang kan staan.
Daarom loop ik ook met zo’n rolkoffertje; niet sexy, wel praktisch.
Met Gerard doe ik op vrijdag of zaterdag de wekelijkse boodschappen; grote, zware dingen nemen we dan mee.
Hoe we dat doen is wel even een dingetje.
De eerste keer liep Gerard met de kar en het briefje en ik liep er (lichtelijk bibberend) achteraan, blij dat ik het lopen kon volhouden.
Gerard begint bij het brood en zigzagt dan door de gangpaden richting het vlees.
Dat is in mijn beleving ‘de verkeerde richting’; op mijn boodschappenbriefje staan de boodschappen in volgorde van waar ze in de winkel staan (lees hierbij het blog ‘Ordnung muss sein van december 2015) en ik begin altijd aan de kant van het vlees.
Die eerste keer maakte het mij geen bal uit; Gerard begon onderaan het briefje te strepen en deed de boodschappen op zijn manier.
Twee weken later zat ik al stukken beter in mijn vel; toen heb ik het ook maar gezegd.
“Kunnen we aan de andere kant beginnen? Anders klopt het in mijn hoofd niet.”
Gerard begrijpt dat. Het maakt hem ook niet uit, dus nu lopen we weer langs de goede route door de Jumbo. Het zijn de kleine dingen die het doen.
Gistermiddag liep ik met mijn rolkoffertje nog even naar de HEMA.
Daar had ik 8 Oranjetompoucen besteld.
Koningsdag zonder is geen optie!
Morgen meer over Koningsdag.
Eén ding weet ik zeker: ik heb de koning niet life in Groningen gezien.
En die 8 tompoucen zijn op.