een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Alledag Pagina 184 van 265

11 maart: Kraambezoek. Te laat; en te vroeg.

Als er in onze familie een baby’tje wordt geboren, dan gaan wij bij het eerste kindje in dat gezin altijd op kraambezoek. (Zie Vestjes breien en De mooiste vis van de zee)  Het is de bedoeling dat dat gebeurt in de maanden na de geboorte; wij staan niet als eersten op de stoep, maar na een maand of 4 à 5 gaan wij ‘poppie kiek’n’.
Bij achterneefje Lucas is het binnen die termijn niet gelukt. Eind februari vierde hij zijn eerste verjaardag en vanmiddag zaten wij nog aan de cake met slagroom en blauwe muisjes……
Zoals bij ieder kraambezoek namen we een zelfgebreid truitje/vestje mee én een boek.
Geen groot prentenboek deze keer, maar een boek met korte verhaaltjes en gedichtjes, bedoeld om voor te lezen voor het slapengaan. Het heet ‘Kleertjes uit, pyjamaatjes aan‘;
In deze bundel is een schat aan versjes en verhalen, liedjes en prenten te vinden. Over in bad gaan en voor het eerst op het potje, over een verloren lievelingsknuffel en over hoe het is om er een broertje of zusje bij te krijgen. Over de kinderboerderij, de speeltuin, verhuizen naar een nieuw kamertje en lekker door de plassen lopen. Van Dikkertje Dap tot Dikkie Dik,  van Pieter Konijn tot Nijntje en van In de maneschijn tot Jip en Janneke. Maar ook Berend Botje is niet vergeten.

Omdat Lucas al één jaar was, mocht hij het truitje gelijk passen. Het was nog iets te groot, maar het ging niet meer uit.
Hij scharrelde heerlijk om de tafel en de bank heen, druk taterend tegen ons, z’n loopfiets en de ballon. Wat heerlijk om zo’n kleintje even een poosje te observeren: de wankele stapjes, het geklim op de bank, het geconcentreerd in de luier poepen (met een starende blik en een rood hoofd) en het ge-utter van niets van de tafel mogen pakken en het toch doen.
Het boek was voor hem nog iets te moeilijk, maar er is nog tijd genoeg om voor te lezen.

We waren dus rijkelijk laat met dit ‘kraambezoek’, maar aan de andere kant waren we ook veel te vroeg: de mama en papa van Lucas krijgen namelijk over twee en een halve maand hun tweede kindje! Dus als het vestje te klein wordt, kan het zo doorschuiven naar nummer twee.

Reageren

7 maart: Braai’n.

Gistermiddag moest ik in het Martiniziekenhuis zijn voor een routine-onderzoek.
Laat in de middag, na m’n werk kwam ik in een wachtkamer met een ouder echtpaar en een man op leeftijd die alleen zat.
Ik was veel te vroeg voor m’n afspraak, dus ik installeerde me op een bankje met m’n breiwerk, een sok deze keer.
Die brei ik op vier pennen.

Het was stil in de wachtkamer.
Groningers hè?
Het getik van mijn pennen veroorzaakte wat onrust bij de dames die achter de balie zaten.
Eéntje kwam even kijken.
“Wat is dat toch steeds voor een getik?” Ik was het maar.

Weer stilte.
Opeens begon de vrouw van het echtpaar tegen haar man te praten.
“Heb ik vrouger ok wel daon, braai’n. Ok wel met vaair pennen.”
“Haoken ok wel.”
“Kon ik ok wel weer ’s doun’.
“D’r lig nog wel wat gaoren volgens mie, geel leuf ik.”

De vrouw praatte en de man knikte of zei hooguit “Hm.”.
Ze ging verder: “Mot ik wel eem zuiken waor ik dei pennen heb.”
“Kin ik wel een knikkerbuulegie haoken veur de kinder!”
De man was minder enthousiast dan de vrouw.
“Doe dust maor….”

Weer stilte. Toen werd het echtpaar opgeroepen naar de spreekkamer en bleef ik alleen met de meneer op leeftijd zitten.
Hij keek mij olijk over z’n bril aan en zei: “Ik ken naait braai’n…”.

Met z’n tweeën hadden we nog een geanimeerd gesprek.
Over keuring voor je rijbewijs als je ouder wordt.
Over door blijven werken na je 65e.
“Ik blief d’r nait bie zitten. In beweging, under de meinsken, daor blifst jong bie”.
Zo’n goed advies in het plat Gronings: mijn dag was helemaal goed!

Reageren

6 maart: De olifant heeft ook een plekje.

De eigenlijke reden dat we Gouda bezochten was ons bezoek aan tante Lammie en oom Albert. Na het overlijden van mijn moeder vroeg ik aan de familie of ze nog iets tastbaars als aandenken aan mijn moeder wilden hebben. Tante Lammie vroeg om de olifant; die stond in mijn moeders vensterbank bij wat vazen en kamerplanten.
Zondagmorgen, na het het ontbijt met de Japanners, hoefden we nog maar een half uurtje te rijden voordat we bij oom en tante aan de koffie zaten.

We hoorden verhalen over hun kinderen en kleinkinderen en we bewonderden de mooie foto’s die vorig jaar van de kinderen waren gemaakt ter gelegenheid van hun vijftig-jarig huwelijk (zie Waardevolle familiecontacten).
Naast de olifant had ik ook een mooie foto van mijn ouders meegenomen als herinnering aan hen. De olifant kreeg een mooi plekje in mijn tante’s vensterbank.

Samen koffiedrinken, een elf-uurtje en een warme maaltijd: zo’n dag vliegt voorbij!
Tante had iets gekookt wat ik nog nooit had gehad: kip Siam.
Rijst met gebakken kip met een groentemix van paprika en ui met oestersaus en cashewnoten. Heerlijk was het!
Dat ga ik zelf ook maar eens uitproberen.
Wordt te zijner tijd vervolgd; mét recept.

Reageren

5 maart: Gouda; meer dan kaas, stroopwafels & kaarsen.

De jongste zus van mijn moeder, tante Lammie, woont onder de rook van Rotterdam. Toen mijn moeder was overleden had ik afgesproken dat we haar en haar man zouden komen opzoeken. Gerard en ik bedachten dat we daar dan een  mini-weekendje-uit van konden maken. We kozen voor de stad Gouda; zaterdag aan het einde van de ochtend checkten we in in logement de Keizerskroon in de oude binnenstad van Gouda.
Wij sliepen achter de bovenste twee ramen.

Het had gesneeuwd en het was die nacht nog min 8 geweest; dat resulteerde in oud-Hollandse taferelen en schilderachtige stadsgezichten! Schaatsende mensen op de grachten, sneeuw in de middeleeuwse straten en verstilde antieke boten in de oude haven.

Bij de VVV kochten we een stadswandeling op papier. Een foldertje met een stadsplattegrond, een uitgestippelde wandeling met 30 high-lights en bij ieder punt een kort verhaaltje geschreven door één van de stadsgidsen. Het was een verrassende en heel afwisselende wandeling. Oude gebouwen (Waag, stadhuis), een oud ziekenhuis met een Lazarus-poortje en een historisch zeer belangrijke sluis.
Maar ook grachten met originele visbanken, bruggen, kerken, een stadspaleis, molens, verstilde hofjes, een haven (zie foto’s onderaan dit blog) maar bovenal: prachtige verhalen.
Wat een leuk idee om de enthousiaste stadsgidsen allemaal hun favoriete stukje van de stad te laten beschrijven. Want verhalen maken geschiedenis interessant.

Tijdens de wandeling staken we af en toe even op voor een pit-stop. Het was namelijk best koud; het gaf ons de gelegenheid even op te warmen. Gedurende de hele wandeling stonden we regelmatig bij de grachten: wat bijzonder om schaatsende Gouwenaren op de grachten te zien. Wat genoten de mensen van deze buitenkans; weekend, goed ijs en mooi weer.

Natuurlijk kochten we ook kaas op de markt bij een kaasboer. Dat moet gewoon als je in Gouda bent. Verder maakten we een praatje met een inwoner van Gouda die in het steegje ‘de Looierspoort’ woonde. Hij waste de ramen. Ik vroeg hem of er `s zomers grote

Museumhaven van Gouda

groepen mensen voor zijn huis langs liepen. “Zomer én winter. Altijd. Die folder wordt het hele jaar door verkocht hoor.” Maar hij had er geen last van, het gaf volgens hem ook een hoop vertier.

Het logement waar we logeerden was een mooie combi van een hotel en een bed&breakfast. Een oud pandje met drie kamers. Het voldeed helemaal aan onze verwachtingen. We kregen zelf een sleutel en konden vervolgens gaan en staan waar we wilden.

Willem Vroesenshuis hofje

Zondagmorgen werden we wakker met de geur van gebakken eieren en verse koffie. Even later zaten we in een gezellige keuken aan het goed verzorgd ontbijt samen met twee Japanners uit Yokohama. Ze deden Nederland in vijf dagen: Den Haag, Gouda, Utrecht en Amsterdam. Ze waren helemaal onder de indruk van het ijs in de grachten. Hij had die dag ervoor de gracht over willen steken, maar wilde dat doen op een plek die niet veilig was.
Dat werd hem door de omstanders goed duidelijk gemaakt; maar even verderop kon het wel. Hij vond het wat: hij als Japanner op een gracht in een Nederlandse stad, net als op de plaatjes!

Doe eens net als wij en de ontbijtende Japanners een weekendje Gouda.
Weinig kans dat je op de grachten kunt schaatsen maar ook zonder ijs is deze oude stad zeer de moeite waard!
Op de site Welkom in Gouda kun je alvast een voorproefje nemen.

Reageren

4 maart: Nederlands maar dan anders (4)

Bij mijn concepten staat altijd een blog klaar met de titel “Nederlands maar dan anders”.
Daarop verzamel ik alle versprekingen en taalgrapjes die ik hoor of die mij worden toegestuurd door mijn dochters.
Inmiddels heb ik wel weer stof genoeg voor een deel 4: lees en geniet.

Schoonzoon Cees had last van een zeurende manager.
“En daarbij is hij ook zo langdradig van stof!”

Gerard zit op z’n werk en belt de kapper.
“Kan ik morgen knippen?”
Het kan.
Collega zegt: “Wat bijzonder, ga je zelf knippen! Dat zei je tenminste.”
Gerard vond dat hij niets fout had gezegd. “Zo zeg ik dat altijd. En de kapper begrijpt immers wat ik bedoel…..” Taal is communicatie.

Op de radio komen soms ook vermakelijke versprekingen voorbij.
Tineke de Nooy leeft erg met een gast mee: “Dan wordt je weer even helemaal op jezelf teruggevallen.”
Jeroen van Inkel vindt in zijn ochtendshow dat iemand iets heel goed heeft gedaan.
“Daar kunnen we nog wel een punt aan scherpen!”
Hans Schiffers in de Arbeidsvitaminen. Het ging over de marmotten bij Fred Oster in de Wie-kent-show. “Dat staat in ons geheugen vastgegrift!”
Gehoord bij een nieuwsuitzending: “Het gebouw werd gesloopt; het werd helemaal met de grond kapot gemaakt.”
Een gast bij Jinek aan tafel: “Ik ga het touwtje in eigen handen nemen.”
Een verslaggever bij het radioprogramma ‘Langs de lijn’: “Ik hoop dat FC Twente wel wat meer in de pap te brokkelen krijgt!”

Rapper Boef putte zich uit in het maken van excuses voor zijn uitspraken over vrouwen; “Ik distantieer me er ver van. ”

Een collega vertelde dat ze haar zoon aansprak op zijn gedrag.  “Maar dat viel helemaal in het verkeerde keelgat!”
Carlijn komt altijd met pareltjes, die hoort ze dan van vriendinnen:
“Mijn moeder rookt als een knetter”
En deze vonden we hilarisch:
“Je moet met de riemen roeren wat je hebt”
Haar vriendin Irene: “Ik erger me bont en blauw”.

Eergisteren bracht ik mijn nieuwe tablet naar Cool Blue terug. Hij deed het niet goed.
“Gaat u daar maar zitten en wilt u dan internetten tot hij begint te storen?
U hoeft zich niet weer opnieuw bij de balie te melden, ik hou wel een oogje in de gaten”.

Klik hier voor Nederlands maar dan anders 3, daar vind je ook de links naar deel 2 en deel 1.

Reageren

2 maart: Ellerhuizen!?

Vanmiddag had ik een ontmoeting met ex-collega Gineke en ik trakteerde haar op een lunch bij Moeke Vaatstra in Zuidwolde. Zoals gewoonlijk hadden we weer grote pret, maar dat was voor haar deze keer geen onverdeeld genoegen: ze had een paar gekneusde ribben en hard lachen doet dan zeer. Maar dat deden we wel. Bijvoorbeeld om het verhaal van de zoon van de slager die moest trouwen en die tegen zijn vader zei: “Het is een beetje uit de hand gelopen….” waarna de vader snedig opmerkte: “Was het maar uit de hand gelopen!” Tijdloze humor.

Zij een glaasje melk, ik een glaasje wijn.
Even bijpraten bij een lekker broodje in een gemoedelijke sfeer.
Na de lunch bij Moeke gingen we met een omweg weer terug naar Groningen.
Ze vertelde dat ze met mooi weer wel eens een ‘rondje Thesinge’ fietste. Die route gingen wij nu met de auto verkennen, dus vanuit Zuidwolde reden we met een slakkengangetje langs het Boterdiep naar het noorden. We kwamen langs dorpjes waar ik nog nooit van gehoord had: Ellerhuizen bij voorbeeld.
Het mag de naam ‘dorp’ niet dragen; het is meer een buurtschap.

Maar mensen, wat is het daar mooi.
Statige boerderijen, grote, kale akkers met dikke brokken klei, sloten, weilanden en weidse uitzichten. In ieder petieterig dorpje vind je minstens twee kerken, in Thesinge zelfs een kloosterkerkje uit de 13e eeuw.
Dikke buizerds scheerden over de weg; gelukkig reden we heel langzaam.

Hier wil ik nog wel een keer naar toe, maar dan in de zomer als alles groen is.
Het was nu zo ijzig koud, dat we ons zelfs niet waagden aan een klein wandelingetje buiten de auto. De gekneusde ribben waren al genoeg geplaagd……

Reageren

1 maart : ’t Oortje in Groningen.

Als ik, zoals afgelopen zaterdag, een dagje in Groningen ben, breng ik als het even kan een bezoek aan ’t Oortje.
Het is een klein winkeltje in de Oosterstraat.

De eerste keer dat ik daar kwam was in 1982. Samen met vriendinnen Jeannette en Wilma ging ik af en toe een dagje shoppen in Groningen. Voor mij destijds een wereldstad; Assen was de stad waar ik als 17-jarige op de HAVO kwam en daarna begon ik op mijn 19e bij Iwema’s boekhandel en later ging ik werken bij het parket van de Officier van Justitie in Assen.
We gingen met de trein van Assen naar Groningen.
Dat vond ik altijd al een avontuur; welke trein moest ik hebben? Dat probleem loste zich vanzelf op; ik stapte in de trein waar Wilma en Jeannette (vanuit Beilen) gillend uit hingen.

2018

We beleefden van alles in de stad.
Voor mijn schoonmoeder op zoek naar een dubbelwandige melkkoker.
Op de markt kilo’s druiven kopen, die in de trein naar huis opeten en last van de darmen krijgen.
Brei-visjes, toerentellers en breinaaldbeschermers kopen.
Koffiedrinken bij ‘de drie Beren’.
En altijd naar ’t Oortje.
Het winkeltje was in 1982 geopend en Jeannette troonde ons mee: dat moesten we zien.
Geweldig vond ik het.

Sindsdien koop ik mijn oorbellen in Groningen, ook zaterdag weer.
1982 is 36 jaar geleden, in de loop van de jaren heb ik ettelijke paren gekocht .
Zoveel, dat mijn kinderen het al hebben over ‘Mama-oorbellen’; die van ’t Oortje……..

Reageren

28 februari: Zonder dak.

Vorige week zag ik een fragment van een gesprek met Harry Jekkers in ‘De wereld draait door’. Hij zong twee prachtige liederen, één over zijn vader en één over zijn moeder en hij zei daarbij: “Als je beide ouders zijn overleden, dan voelt het alsof het dak boven je leven weg is; dan regent het af en toe naar binnen.”  Wat een mooie beeldspraak.

Afgelopen weekend kwam de zus van mijn vader bij ons logeren.
Tante Trijn scheelt 13 jaar met mijn vader, ze was het ‘kleine zusje’ met vier broers boven zich. Die vier broers zijn inmiddels tot haar verdriet allemaal overleden en nu mijn moeder er ook niet meer is, mist ze de mensen die ‘vroeger bij oons thuus’ met haar delen.
Omdat ze zo’n stuk jonger is dan mijn vader, stond ze veel dichter bij mijn generatie en in de loop van de jaren is ze meer dan een tante voor ons geworden.
Carlijn zei het laatst treffend: ‘Ze is toch een beetje mijn ‘derde Oma’.

Wat een waardevol weekend hebben wij gehad.
Vrijdagmorgen bezochten we het graf van mijn ouders, waar nu de steen op staat.
Net als het moment dat je de gedrukte rouwkaart met de naam van een ouder voor het eerst ziet, is ook zo’n grafsteen, nu met twee namen, een emotioneel moment.
Definitief.
Afgesloten.
Fijn dat we dit met z’n tweeën konden delen.

Zaterdag stond ‘Groningen’ op het programma.
We dronken koffie bij Wim en Carlijn, gingen met Harriët en Carlijn de stad in en rond 13.00 uur kwamen ‘de mannen’ ook in de binnenstad en genoten we met z’n zevenen van een lunch in Wadapartja.
We sloten ons dagje Stad af met een kop thee bij Harriët en Cees.
Zondag brachten we nog een bezoek aan mijn broer en zijn gezin en daarna dineerden we bij Van der Valk in Assen.
Een mini-familieweekend, zo voelde het.
Eén van de hoogtepunten was zaterdagavond 19.45 uur: met z’n tweeën op onze bank, samen kijken naar Blauw Bloed.
Van mijn schoonzus kregen we zondag nog een hele stapel ‘Vorsten’ mee; konden we nog even plaatjes kijken, jurken bewonderen en juwelen&tiara’s bespreken.

Na het weekend moest ik aan bovengenoemde beeldspraak van Harry Jekkers denken over het dak en de regen.
Mijn tante en ik vormen voor elkaar een soort afdak waar we af en toe onder kunnen schuilen.

Reageren

27 februari: 10 jaar alweer.

1961

Tien jaar geleden was de 27e februari een van de zwartste dagen van mijn leven; die dag overleed mijn vader heel plotseling en moesten we zonder hem verder.
Afgelopen jaar op 16 oktober overleed mijn moeder en ook dat was geen fijne periode, al was het, zo terugkijkend, niet alleen maar kommer er kwel.

Rond deze dagen is mijn vader meer in mijn gedachten dan anders, al wordt het wel ieder jaar minder verdrietig. Nu mijn moeder niet meer leeft is het sowieso anders: ik hoef er niet meer heen en haar verdriet om het verlies van mijn vader, dat eigenlijk de laatste jaren weer erger werd, hoef ik nu niet meer aan te zien.

Maar de herinneringen zijn er natuurlijk nog wel; soms zelfs tastbaar. Gerard heeft de afgelopen maand de oude kamer van Carlijn opnieuw behangen.  Toen mijn vader overleed hadden we dat nog nooit zelf gedaan: dat deed hij altijd! Wij hebben zijn behangspullen geërfd; een houten koffer met behangersgereedschap en een behangtafel. En een oud, zwart kussen van een bank waar je met je knieën op kunt zitten. Zo’n stom ding veroorzaakt soms zo’n klein golfje in mijn maag: dan zie ik hem gewoon nog op de grond zitten. Op de foto hier rechts zit hij op dat kussen in de vensterbank op onze slaapkamer. Carlijn was opa’s grote hulp; zij en opa waren onafscheidelijk. Ik kan me nog een gesprekje met haar herinneren.
“Mama, weet je wel wie mijn grote vriend is?” Ik dacht Rick. Fout. “Opa natuurlijk!”
Onze foto-albums zitten vol met plaatjes zoals hierboven: opa en oma met onze kinderen. We koesteren wat we deelden met mijn ouders en halen af en toe nog eens herinneringen op. Zijn uitspraken als ”Mes hebb’n?” en “Opa giet nou eem Doornroosje speulen…” (als hij in slaap viel tijdens het voorlezen)  komen nog regelmatig voorbij. Ook van het behangen is een foto bewaard gebleven.
Deze is uit 1986, gemaakt toen we in Smilde aan de Vaart woonden. Sweet memories.

Benieuwd naar eerdere blogs over deze dag?
2015 Mien va >>>
2016 The second walz van André Rieu >>>
2017 Alles giet d’r boeten stil um deur >>>

Reageren

26 februari: Storm, aardbeving en vuur.

De profeet Elia ontmoet God in het gefluister van een zachte bries (Oude Testament, Koningen) en Jezus ontmoet Mozes en Elia op een berg (Nieuwe Testament, Marcus).
Deze beiden verhalen stonden gistermorgen op het leesrooster voor de viering in de Catharinakerk. We hoorden vanaf de kansel dat Mozes en Elia (toch twee grote namen uit de geschiedenis van Israël) het in hun leven beslist niet gemakkelijk hebben gehad.
Zij verschenen op dat moment aan Jezus om hem een hart onder de riem te steken.

De predikant maakte in zijn overdenking een mooie vergelijking. Je hebt in je leven allemaal wel moeilijke momenten; het leven kan als een storm om je heen razen, je leven kan op zijn grondvesten schudden als bij een aardbeving en je kunt het gevoel hebben dat je leven in brand staat omdat er veel te veel tegelijk aan de hand is.

Maar God zit niet ín die elementen; Hij is er in het gefluister van een zachte bries.

Wij kregen vanmorgen had advies om te laten zien wat ontmoetingen met God met ons doen. Als je een Goddelijke aanwezigheid hebt ervaren, deel het met anderen. Wat heeft het met je gedaan? Net als de verhalen uit de bijbel kunnen ze andere mensen helpen.
Net als Mozes en Elia bij Jezus deden: er zijn. Steunen.

Het kerkelijk jaar is een cyclus en in die cyclus komen vaak dezelfde verhalen voorbij.
Vorig jaar stonden deze verhalen centraal op 13 maart. Omdat ik ook schrijf over de waarde van de vieringen op de zondag kan ik gemakkelijk terugkijken en teruglezen.
Het is interessant om te lezen wat ik vorig jaar over deze tweede zondag in de Veertigdagentijd (Reminiscere) op dit weblog deelde. Zie Mozes en Elia. 

Bij deze verhalen zongen we vanmorgen o.a. lied 545 met een heel toepasselijke tekst.
Jezus staat in majesteit door een stralenkrans omgeven,
op de berg der heerlijkheid, licht uit licht en eeuwig leven. 
Mozes en Elia zijn zijn getuigen, want zij weten:
Hij voltooit de lange lijn van de wet en de profeten. 
Daarom spreken zij met Hem van zijn uitgang en zijn lijden
later te Jeruzalem in de volheid van de tijden. 

Dat de tekst zo goed bij de viering paste zag ik pas ná het zingen; tijdens het zingen was ik zo druk met de noten en de melodie dat de betekenis van wat ik zong helemaal niet tot me doordrong.
Jammer! En wat missen we op dit soort momenten een cantorij…..
Zo’n nieuw lied zou eigenlijk voor de viering aangeleerd moeten worden (net als in de jaren ’70 bij het toenmalige nieuwe liedboek), maar dat vergt natuurlijk weer organisatie en energie. Maar het  zou de gemeentezang wel erg ten goede komen en de betekenis van de tekst beter uit laten komen.
Ik gooi maar even een balletje op, misschien wordt het opgevangen.

Reageren

Pagina 184 van 265

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén