Dinsdagavond was alweer de vijfde Franse les van dit seizoen.
De laatste keer was ik er niet en die keren daarvoor was ik er niet helemaal bij vanwege de drukte rondom mijn moeders gezondheid.
Inmiddels is er iets kleins veranderd.
Toen we begonnen met deze groep (meer dan tien jaar geleden) mochten we aan het begin van de lessen allemaal een ‘petite histoire’ vertellen over onze belevenissen van de afgelopen week. Maar het Frans gaat natuurlijk na al die jaren Franse les al wat beter en de verhalen werden steeds uitgebreider. Van ‘petite histoires’ waren het van lieverlee ‘longues histoires’ geworden; soms ging de helft van de les al op aan onze belevenissen.
Juf stelde paal en perk. ‘Cinq phrases!’ zei ze streng. Vijf zinnen.
En in die zinnen moeten we drie tijden gebruiken: tegenwoordige tijd, verleden tijd en toekomstige tijd. Gisteravond waren de verhalen verrassend kort. Er moet namelijk flink worden nagedacht over die tijden en dan kun je niet meer oeverloos vertellen.
Toen we het huiswerk allemaal hadden nagekeken en besproken was er zowaar nog tijd over.
“Laten we nog even het werkwoordenspel gaan doen”.
Het werkwoordenspel bestaat uit een dobbelsteen met zes persoonsvormen en speelkaarten met een werkwoord er op.
Degene die aan de beurt is gooit de dobbelsteen en bepaalt op die manier de persoonsvorm, bijvoorbeeld ‘nous’ (wij).
Degene die na hem komt bepaalt dan in welke tijd het werkwoord vervoegd moet worden, bijvoorbeeld de verleden tijd.
Als je dan de kaart ’travailler’ (werken) hebt getrokken, dan wordt het dus ‘nous avons travaillé’ (we hebben gewerkt).
Als je het werkwoord goed hebt vervoegd, mag je de kaart houden; wie de meeste kaarten heeft verzameld is de winnaar.
Moeilijk spelletje.
Ik won niet.
Maar ik had tenminste nog twee kaarten….. er was ook iemand die géén kaarten had verzameld. Maar we klappen niet uit de Franse school.