Deze maand staat ‘de borstenbus’ bij zwembad ‘de Hullen’.
Toen Ans en ik drie weken geleden gingen zwemmen op maandagavond riepen we allebei toen we hem zagen staan: “Oja! Moet ik nog een afspraak voor maken.”
Het heet natuurlijk niet borstenbus. Het is een mobiel onderzoekscentrum voor het bevolkingsonderzoek naar borstkanker.
Iedere vrouw van boven de veertig wordt tweejaarlijks uitgenodigd om mee te werken aan dit onderzoek.
Ik prijs me gelukkig dat ik in een land woon waar mij dit soort onderzoeken worden aangeboden, zodat áls je een vorm van borstkanker hebt, dit in een vroeg stadium kan worden opgespoord.
Gistermorgen om 09.40 uur moest ik er zijn.
“Zie je er tegen op?” vroeg Gerard.
Niet echt. Als je drie bevallingen en een open hartoperatie hebt gehad weet je dat het motto ‘koezen op mekaar, kop der veur’ het beste werkt.
Toen ik de bus binnenkwam zat er al iemand in de wachtkamer.
Een man.
In mijn beleving kon dat niet, maar na de eerste verwarring bedacht ik dat die man op zijn vrouw zat te wachten.
De vorige keer werd ik geholpen door een wat pinnige medewerkster, die mij de indruk gaf dat ik steeds net verkeerd stond en foute bewegingen maakte.
Dan breekt het zweet me uit van ongemakkelijkheid.
Maar nu had ik een lieverd.
“Ziet u er tegen op, mevrouw?”
Ik herhaalde bovengenoemde redenen, maar liet de koezen en de kop weg.
“Ik ga vier foto’s maken”
Ach, ik weet het allemaal wel.
Twee horizontaal, twee verticaal en alle vier keer wordt je borst geplet tussen twee plastic platen en dat doet pijn.
Mannen: denk aan een bankschroef.
Vooral rustig doorademen.
“Houdt u de adem even in?”
Piep-bliep-tuuuut.
Klaar.
Daarna mag je je weer aankleden en moet je in de wachtkamer wachten of de foto’s zijn gelukt.
In de wachtkamer zat een mevrouw die ik ken van de kerk.
Klep klep, bep bep.
Toen hoorde ik niet dat het meisje achter de balie mijn naam noemde; ze zei het trouwens ook niet goed.
“Mevrouw Wanningen?”
“Waninge”.
“De foto’s zijn gelukt, u mag naar huis.”
Op de trap kwam ik de man van het vrouwelijke gemeentelid tegen die zijn vrouw kwam ophalen.
Zit er straks weer alleen een man in de wachtkamer.
Ik durf wel alleen.
Maar het is wel spannend.
De vorige keer belde na twee weken de huisarts, daar schrok ik toen enorm van.
Je hebt de gegevens van je huisarts immers uitgebreid ingevuld op het bevolkingsonderzoekformulier; als er iets niet goed is wordt je huisarts ingelicht. Bleek te gaan om een soort medicatie waarin iets veranderd was, maar het hart klopte me in de keel.
Het liefst wil ik gewoon een brief.
Dan duurt het weer twee jaar, dan is pas het volgende onderzoek.
Gedoe? Ja. Maar ik ga wel.