een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 7 van 22

13 september: Vesting Naarden.

Toen Gerard in 2014 de gasten van de uitwisseling met Moldavië van Roden naar Huizen bracht, was er tijdens die ontmoetingsdag een fietstocht georganiseerd. Ze waren toen langs Vesting Naarden gefietst en even afgestapt.
“Daar moeten we een keer met z’n tweeën heen” vertelde hij toen hij thuis kwam na die dag.  Als je een week in Baarn woont kun je op een zondagmiddag ‘even’ naar Naarden, dus zondagmiddag 6 september parkeerden we onze auto binnen de vestingwallen en kochten bij de VVV een foldertje getiteld ‘Wandeling & Vestingstad’.
We begonnen bij de Utrechtse poort,  onderdeel van de stadsmuur. Vroeger lag er een ophaalbrug voor die opgeklapt kon worden als de vijand de vesting wilde binnendringen.

De vesting is nog helemaal intact met een dubbele grachtengordel en dubbele omwalling, aangelegd in een 6-puntige  stervorm met op iedere punt een bastion. De wandeling leidde ons langs een 13-tal bezienswaardigheden met o.a. kazerne’s, bastions, panden voor wapenopslag, de haven en de oude Sint  Vituskerk.

Zo’n wandeling kan mij niet lang genoeg duren. Het voert te ver om alles te benoemen wat we hebben gezien,  maar één ding wil ik graag apart vermelden: het Spaanse huis.
Het was niet zozeer een bijzonder huis,  maar het bijbehorende verhaal wel.
In 1572 was het huis in gebruik als stadhuis.  Tijdens het begin van de Tachtigjarige Oorlog hadden de geuzen in naam van de Prins van Oranje Naarden ingenomen, maar de Spaanse koning heroverde de stad; de burgers werden gedwongen om zich over te geven. Toen ze dat hadden gedaan, werd de bevolking van Naarden met voorbedachte rade uitgenodigd om naar het stadshuis te komen voor een maaltijd. Toen zich daar 500 mensen verzameld hadden, drongen Spaanse soldaten het pand binnen en vermoordden iedereen die zich binnen die muren bevond. Op deze slachtpartij volgde een plundering, waarna het stadje systematisch in brand werd gestoken. Ook dit gebouw brandde daarbij af. De herinnering aan de ramp wordt levend gehouden door een drietal gevelstenen die bij het herstel van het gebouw in 1615 werden aangebracht en die nog steeds in de voorgevel aanwezig zijn. (klik op de afbeelding voor een vergroting).

Wat er nog is aan oude gebouwen in Naarden wordt niet alleen maar in de benen gehouden om hun historische waarde, maar ze hebben ook een nieuwe bestemming  gekregen. Een paar voorbeelden: een kazerne, gedeeltelijk onder de vestingwal, werd een hotel en congrescentrum. De prachtige, Utrechtse poort herbergt het VVV-kantoor, in het bovengenoemde Spaanse huis zit ‘het Weegschaal museum’ en in het grote  wapenarsenaal vind je het bedrijf van Jan de Bouverie.

VVV in Utrechtse poort

Een middag wandelen in de geschiedenis; we keerden weer terug in het heden met een heerlijk bolletje yoghurtijs.
We zaten samen in de zon  op een bankje voor de Utrechtse poort met een hoofd vol beelden uit oorlogen tegen de Spanjaarden,  Fransen en Duitsers.

Dit jaar vieren we 75 jaar bevrijding.
How lucky we are.

Reageren

8 augustus: Midden in de zeeslag van 1667.

Eén  keer per jaar komt neef Cor bij ons logeren; dan gaan we altijd een dag met hem uit. Wij hebben nog geen zomervakantie gehad,  dus een dagje uit aan het eind van een werkweek vinden wij geen straf…. deze keer gingen we naar Den Helder voor een bezoek aan het marinemuseum.

Vanuit Roden kom je dan over de Afsluitdijk.  Voor ons al gesneden koek,  maar Cor vond het fascinerend. “Er staat ook een beeld van Lely, hè?” vroeg hij bij Zürich al. We besloten om meneer Lely met een bezoek te vereren. We bewonderden de Waddenzee aan de ene kant en het IJsselmeer aan de andere kant en bespraken de geschiedenis van dit Nederlandse waterbouwkundige hoogstandje.  Een jongen van 16 kijkt met heel andere ogen dan twee vijftigplussers en stelt bijzondere vragen,  waar wij ook niet altijd antwoord op weten. Maar gelukkig was er koffie en internet aan de voeten van Ir. Lely, dus we zochten de antwoorden gewoon op.

Op weg naar Den Helder kom je over het voormalige eiland Wieringen.
Ook een bereinteressant gegeven.
“Net zoals Ameland?  Maar dan ingepolderd?  Wanneer dan?  Hoe heette dat meer hier  vroeger dan?”
We picknickten op de dijk bij Oosterland; het voelde als vakantie.
We hadden kaarten voor het marinemuseum om half twee,  maar we waren er pas om half drie.  We stonden namelijk  in de beruchte ‘Veerboot-naar-Texel-file’ die dagelijks de straten van Den Helder vult.
We deden een uur en een kwartier  over een afstand van twee en een halve kilometer.  De frustratie kwam ons de oren uit!
Dan ben je nog blij dat je a. je breiwerk bij je hebt en b. niet op tijd staat voor de boot naar Texel.

… in een onderzeeër….

Maar twee en een half uur was nog voldoende voor het marinemuseum.
We begonnen met een overzicht van de geschiedenis van de marine: de zeehelden van weleer, de overgang van houten naar metalen schepen en alle mogelijke informatie over missies, uniformen en apparatuur aan boord.
Verder kon je binnenkijken in een echte onderzeeër. Overal op de route stonden enthousiaste vrijwilligers die ons op weg hielpen en in de onderzeeboot vertelde een ex-matroos aan ons hoe het was.
7 weken onderweg. Langer kon niet want dan was het eten op.
Zes uur op,  zes uur af met als gevolg nooit langer dan vier uur slapen.
Maar ook: onderlinge saamhorigheid aan boord, vriendschappen voor het leven en een fantastische tijd.  “Als ik weer mocht tekenen zette ik zo mijn handtekening!”

In een volgend gebouw begaven wij ons in de slag bij Chatham, het bloedstollende avontuur waar Michiel  de Ruyter zich in stortte in 1667 waarbij hij de spiegelversiering van het vlaggenschip Royal Charles buit maakte. (meer weten? Zie >>>)
Met beeld en geluid werd je in dit spektakel meegenomen.   Cor roeide ons in een boot naar de Engelse vloot en de kanonnen bulderden in onze oren.

Wat een mooi museum. Maar ik zal eerlijk zijn: ik heb niet alle bordjes gelezen en niet alle vitrines bekeken: te veel specifieke informatie over een onderwerp waar mijn hart niet  echt ligt.  Bovendien was het heel warm; de koele Radler lonkte!

Reageren

31 juli: Eerst was er niets……

Een dorp of een stad is vaak eeuwen geleden al ontstaan op een plek waar handel werd gedreven. Een nederzetting werd uitgebouwd, in de middeleeuwen werd er een kerk gebouwd en het dorp groeide uit tot stad.
Of niet; dan bleef het een dorp.

Afgelopen woensdag in het museum ‘de Proefkolonie’ in Frederiksoord ontdekten we dat dat dorp is ontstaan als proefproject.
Het project heette ‘de Kolonie van Weldadigheid’ en het was bedoeld om het arme deel van Nederland te ‘verheffen tot een beter leven’; een idee van Johannes van den Bosch.

Twee koloniehuisjes.

In het museum maak je een tijdreis en krijg je een goed beeld van het begin, het verloop en het einde van deze Proefkolonie.
In de eerste zaal maakten we kennis met een aantal arme gezinnen die wonen in een stad  en hoorden hoe het er destijds in de grote steden aan toe ging.
Daarna reisden we in een volgende zaal met de gezinnen mee naar het verre Drenthe.
Je zag dat op de plek waar nu Frederiksoord ligt rond 1800 alleen bos en heide was. Daar werden 140 koloniehuisjes neergezet waar gezinnen, die in de steden bittere armoede leden, hun intrek in namen. Toen moest het nog een dorp worden.
Van de problemen die dat opleverde krijg je een goed beeld. Het verhaal wordt verteld aan de hand van een paar met naam en toenaam genoemde gezinnen en je hoort hoe het hen verging.
Hoe moeilijk het was.
Dat het werken op het land voor paupers uit de stad veel te zwaar was.
Dat ziekte de gezinnen soms parten speelde.
Dat niet iedereen zich aan de regels hield; het meubilair bijvoorbeeld dat door de stichting ter beschikking van de gezinnen was gesteld werd soms zonder scrupules verkocht.
Ook werd het beddengoed bij sommige gezinnen niet gebruikt waar het voor bedoeld was: men maakte er kleding van of verkocht het op de markt.
Verder hadden de bewoners van de koloniehuisjes last van het bevoogdende karakter van de proefkolonie.
Er was een systeem van beloning en straffen: als je heel goed je best deed kon je een medailles verdienen, was je ongehoorzaam dan kreeg je straf.
In zaal 3 konden we kennis nemen van alle mogelijke onderdelen van en informatie over het onderwijs, het dagelijkse leven, de huisnijverheid en nog veel meer.

Met een hoofd vol kennis over Frederiksoord stapten we weer naar buiten; dan kijk je met heel andere ogen naar het dorpje.
Ik bleef nog wel even kauwen op het idee: in de middle of nowhere werd een dorpje uit de grond gestampt.  Wat een onderneming moet dat 200 jaar geleden geweest zijn!

Verder wil ik nog benadrukken dat het idee van Johannes van den Bosch in de basis goed was. De negatieve bijklank van ‘de klonie’ (waar Bea het over had in haar gastblog) is misschien begrijpelijk, maar wel jammer.
70% van de armen heeft zich weten te ‘verheffen’ uit de uitzichtloze situatie, maar daar hoor je eigenlijk nooit iets over.
Wel over de bedelaars, de mislukkingen en het te strenge regime.

Maar oordelen over de proefkolonie in het begin van de 21e eeuw is op z’n minst discutabel.
Johannes (afbeelding: Wikipedia) deed in ieder geval iets.

Reageren

25 juli: Een teken aan de wand.

In oktober 2018 bezocht ik met Gerard de tentoonstelling ‘Iran; bakermat van de beschaving’. 

Destijds schreef ik daarover:
Hiernaast zie je een foto van het pronkstuk van de tentoonstelling: een massief gouden rhyton, een drinkbeker.
Ik stond erbij en ik keek er naar. Fascinerend vind ik het idee dat 2500 jaar geleden een vorst dit in zijn handen heeft gehad en eruit heeft gedronken.  Puur goud. Ergens las ik dat Darius I waarschijnlijk dezelfde persoon is als Darius de Mediër die voorkomt in het bijbelboek Daniël.
Stel je voor……..

Later dat jaar, toen ik een dagje uit was met tante Trijn, vertelde ik haar over die gouden drinkbekers, waarop zij zei: “O ja, uit dat lied van ‘Op het feest van koning Beltsazar'” en ze zong het eerste couplet van een lied dat ik nog nooit gehoord had.

Ze heeft het lied voor me opgeschreven.
Op het feest van Beltsazar, zaten grooten met hun hoofd
dronken uit de gouden vaten, uit de tempel Gods geroofd.
Onder luid gejuich, gejubel, midden in het nacht’lijk uur
wat deed elk van schrik verstommen? ’t Was het handschrift op de muur. 

refrein: ’t Was de hand van God die daar schreef in vlammend vuur
‘k Heb voleind geteld uw laatste uur
Gij zijt in de schaal gewogen
en voor God te licht bevonden
hoe zal ’t u zijn in uw laatste uur? 

Zie, de dappere Daniël, zie hem voor de koning staan, 
en hun daden streng bestraffend zegt hij hun het oordeel aan
’t Geldt hen allen, want de schrift laat geen enk’le zondaar staan
’t Koninkrijk is nu voleindigd, God heeft met u afgedaan. 

Wel een moed, geloof en kracht, trouw in wat zijn God beval
door de kracht des Heil’gen geestes, staat hij voor de koning pal. 
In Judea of in Babel, trots de leeuwen en het vuur
hij verstond ten allen tijde ’t goddelijk handschrift aan de muur. 

Zo staan ieders daden ook opgetekend voor de Heer
die nog heden vriend’lijk nodigt, roept “O, zondaar, keer toch weer!”
Want de dag van ’t vreselijk vonnis komt steeds nader, uur tot uur
tot Gods hand ’te licht bevonden’ neer zal schrijven op de muur. 

Een lied uit de oude doos.
Een verhalend lied met een vermaning aan het eind.
Een lied zoals we ze tegenwoordig niet meer zingen, maar nog wel emoties en herinneringen oproept.

Ben je benieuwd naar het bijbelverhaal dat bij dit lied hoort?
Het staat in Daniël, hoofdstuk 5.
Hierbij een link naar dat gedeelte in de basisbijbel on line. 

Rembrandt maakte ooit een schilderij met de titel: ‘Het feestmaal van Belsazar’, waarop hij laat zien hoe hij dit bijbelverhaal voor zich zag.
Hierbij een link naar de Wikipedia-pagina over dit schilderij, daar vind je een uitgebreide uitleg én een mooie afbeelding er van.

Het verhaal over Belsazar leeft nog voort in de Nederlandse uitdrukking ‘Het is een teken aan de wand’, waarmee naderend onheil wordt bedoeld.

Reageren

11 juli: Sienus Grobben

Oldenzaal, de Twentse  stad waar ik ben geboren.
Gisteren was ik er met de jongste zus van mijn vader, tante  Trijn.
Zij heeft daar met mijn opa en oma gewoond van haar 4e tot haar 11e.
“Wat zou ik nog graag een keer kijken in de Plechelmus; daar ben ik als kind zo vaak geweest!” zei ze toen wij daar vorig jaar waren geweest. (lees voor meer info het blog ‘Geboorteplaats’ uit 2019).

Dat zij daar vaak is  geweest, is op z’n minst vreemd.  We hebben het hier over een meisje dat opgroeide in een streng gereformeerd gezin, waarbij de vader met grote weerzin kennis nam van alle ‘uitwassen van die katholieken’ in de jaren ’50. “Als het carnaval was liepen we altijd honderden meters om om bij onze eigen kerk te komen, dit om te voorkomen dat we iets van de optocht zouden zien” vertelde ze daarover.
De waarheid is dat mijn opa helemaal niet wist dat zijn dochtertje zo vaak in die katholieke Plechelmus basiliek te vinden was; instinctief voelde ze aan dat ze dat beter niet kon vertellen.  Haar lagere school stond tegenover de oude kerk en zij ging met haar vriendinnetje heel vaak even naar binnen. Gistermorgen stonden we voor de deur van die oude school. “Hier was het schoolplein, dat liep tot aan de kerk. Dan gingen we altijd door die deur de kerk binnen.” We liepen verder de kerk in. “Hier staken we dan altijd een kaarsje aan. En daar was het wijwaterbekken, daar schepten we een beetje water,  sloegen een kruis en keken dan naar alle glitter en glim,  schilderijen en beelden.”

Er kwamen veel herinneringen terug.  Maar ook het besef dat er niemand meer is om deze herinneringen mee te delen.  Ook nu staken we allebei een kaarsje aan, ontroerd, omdat onze gedachten natuurlijk uitgingen naar al die dierbaren die ons al ontvallen zijn.  Wat kwamen ze nog vaak voorbij de verhalen van gisteren.

Op de markt, vol met terrassen,  herinnerde tante Trijn zich het cafétaria van Sienus Grobben in een zijstraatje. ” Daar gingen je vader en moeder altijd naar toe voor een gehaktbal met uien”.

O ja.
Ineens herinnerde ik mij dat mijn vader altijd trots vertelde dat hij ooit een seizoen kampioen gehaktballenvreter was geweest in dat beruchte cafetaria. Hij was er altijd nog

Familie Vrieswijk 1961

een beetje trots op. Je kon, als je de warme maaltijd bereid had en daarbij gehaktballen met uien serveerde,  geen groter compliment krijgen dan dat ze bijna net zo lekker waren als die van Sienus Grobben.

Haar ouders en broers, mijn ouders en opa en oma.
Ons familieverleden; oeverloos kunnen we het er over hebben.
Gisteren waren ze allemaal weer even heel dichtbij.
Sweet memories.

Meer weten over de foto?
Lees hierbij het blog ‘Familiedag‘ uit 2016’.

Reageren

19 juni: Kerk zonder priester

In het blog over onze sportiviteit tijdens de Gradagen vertelde ik al dat Gerard en ik onze fietsen meehadden.
De eerste fietstocht voerde naar Noord Sleen en we fietsten door plaatsen als ’t Haantje, Odoorn en Schoonoord.
Toen we de tocht uitzetten ontwaarde ik een aantal hunebedden op de kaart. Om die te zien moesten we een paar keer van de fietsknooppuntenroute afwijken, maar dat vond ik alleszins de moeite waard omdat het drie hunebedden waren die ik nog niet gezien had. Wij gingen op hunebeddenjacht.

Eerst vonden we hunebed D49, de Papeloze kerk.
Dit hunebed werd door hervormde predikanten onder leiding van Menso Alting in de 16e eeuw gebruikt als kansel voor hun geheime hagepreken tegen het Roomse gezag.
Het waren dus diensten zonder ‘paap’, zonder priester.
Professor Van Giffen heeft dit hunebed in 1959  gerestaureerd en heeft daarbij de helft van het monument weer met een zandheuvel bedekt, zodat je een idee krijgt van hoe zo’n hunebed er 5000 geleden uitzag. Vroeger moest je zelfs een kaartje kopen om binnenin het graf te kunnen kijken, maar dat is later weer afgeschaft.
Prachtig vond ik het.
Wil je meer weten? Hierbij een link naar een filmpje op de website van Staatsbosbeheer over het Slenerzand , waar o.a. dit hunebed besproken wordt.

Verder vonden we in de buurt van Noord Sleen een tweelinghunebed, D50 en D51.
D50 is een groot, bijna compleet hunebed en ik vond het bijzonder omdat de ring van kransstenen om het hunebed heen nog helemaal intact is.

Een fietstocht door het land van Bartje.
Als je op bovenstaande link Bartje klikt kom je op een pagina waar je nog kleine stukjes van de de toenmalige NCRV tv-serie van Willy van Hemert kunt bekijken. Die serie heb ik twee keer gezien en als je in dit deel van Drenthe fietst zou je het kereltje dat zo’n hekel aan bruine bonen had zomaar kunnen tegenkomen. Nu zorgen de knooppunten er natuurlijk ook wel voor dat je de mooiste stukjes van de omgeving ziet; we fietsten zelfs langs een schaapskudde.
Hoe Drents wil je het hebben?

Zoals het nu lijkt gaan we dit jaar niet naar het buitenland in de zomer.
Gelukkig wonen we in Nederland; we zijn nog lang niet uitgekeken.

Reageren

1 juni: Wierum en de wjirmdolster.

Op hemelvaartsdag brachten wij een bezoek aan Wierum.
Toen schreef ik al over onze picknick aan de Waddenzeedijk en beloofde een vervolg.

Steeds als we ergens naar toe rijden om een wandeling te maken of om te fietsen zijn we aangenaam verrast door wat we aantreffen.
Wierum ligt echt in een uithoek van Nederland, boven in Noord Oost Friesland.
Op de kaart zie je een dunbevolkt gebied met hier en daar een vlekje: dat zijn de piepkleine dorpjes die daar liggen.
Toen we aankwamen zetten we onze auto neer bij de blikvanger van het dorp: de kerk die bovenop een terp staat.
De kerk stond vroeger midden in het dorp, maar in de loop der tijden is de noordoostelijke kant van het dorp door overstromingen in zee verdwenen.
Het dorpje is ontstaan op een brede terp; het wordt in 1335 voor het eerst in de geschriften vermeld als Weyrum en had een open verbinding met de zee.
Van oudsher was het een echt vissersdorp.
Een ramp trof het dorpje in 1893: toen vergingen er 13 van de 17 vissersboten tijdens een zware sneeuwstorm.
Daarbij kwamen 22 vissers om het leven. Een vissersmonument bij de zeedijk herinnert aan deze gebeurtenis.

Tijdens onze wandeling door Wierum verbaasden wij ons over de vele mogelijkheden om te overnachten in de kop van Friesland: Bed & Breakfast, Zimmer frei, huisje te huur: je kon te kust en te keur.
Verder zijn er in de buurt veel campings en recreëermogelijkheden, zoals het Wadloopcentrum.
Je loopt door smalle straatjes langs oude huisjes, maar er is ook nieuwbouw.
Als je het dorp naar het zuiden uitloopt kijk je uit over eindeloze weilanden, het beeld dat we zo goed kennen van Friesland.
Aan de noordkant ligt de Waddenzee; op het moment dat wij daar waren was het eb; hoe hoog het water daar kan staan zag je aan de waterstandenpaal.

Voor de kerk vonden we het beeld van de wjirmdolster.
Weet je niet wat dat is?
Wisten wij ook niet; het blijft Friesland hè?
Hierbij een link naar de website Afanja’s weblog (even naar beneden scrollen) met een foto van het beeld en uitleg.

Reageren

15 mei: Dodenakkers in Zuidvelde.

Gisteren had ik in de namiddag met mijn broer afgesproken op de Brink in Zuidvelde voor onze wekelijkse wandeling.
Zuidvelde is een klein gehucht ten zuiden van Norg waar je doorheen bent gereden voor je er erg in hebt. Toen ik het dorpje opzocht op internet vond ik wat informatie: het valt onder de categorie ‘beschermd dorpsgezicht’ en er bevinden zich 9 rijksmonumenten.
Huh?
9?
Het blijken 8 oude, monumentale boerderijen te zijn en 1 archeologisch monument: een terrein met een 40-tal préhistorische grafheuvels en een aarden wal uit de middeleeuwen.
Verder vond ik op de wandelkaart het ‘Huis te Westervelde’, ook wel de Tonckensborg genoemd. Onze wandeling zou door gebied tussen Zuidvelde en Norg gaan en misschien wat vragen die bij ons leefden beantwoorden.

Middeleeuwse verkeersader.

Henk en ik gingen op onderzoek uit.
Eerst liepen we het dorp uit over de Reeweg, hierover ging vroeger al het verkeer van Zuidvelde naar Norg. Deze middeleeuwse verkeersader is nog steeds een zandpad. Vroeger was dit het kerkpad; hierover werden ook de doden naar het kerkhof in Norg gedragen.
Halverwege sloegen we linksaf en vervolgden we onze wandeling langs het landgoed ‘huize Zuidvelde’ over het Tonckenslaantje.
Dat is dat huis waar je altijd met opengevallen mond langsrijdt omdat het oogt als het mooiste plaatje in de rubriek ‘Wonen en Co’.
Met kroonluchters en romantische gordijnen.
Maar dit terzijde.

Verboden toegang

Onze zoektocht naar de Tonckensborg liep al snel dood. We zagen het pand liggen aan het eind van het pad maar een ‘verboden-toegangs’-bord versperde ons de weg.
(klik op de foto voor een vergroting).
Privéterrein.
Ok.
Dan niet.
Ook geïnteresseerd? Dit is wat ik vond op Wikipedia over Huis te Westervelde.
Naschrift: later dit jaar hebben we de Tonckensborg toch gevonden; hierbij een link naar het blog dat ik daarover schreef.

Wat we wel vonden waren de préhistorische grafheuvels in het bos naast het Tonckenslaantje; daarnaast stuitten we op de ‘Natuurbegraafplaats De Velden’.
Op de terugweg lag links van ons het bos met de grafheuvels van 2500 jaar geleden, rechts zagen we de heuvels van de natuurbegraafplaats.
Toen we op de natuurbegraafplaats uitkeken was het even helemaal stil; we hoorden alleen de vogels.
Wat een bijzondere plek om begraven te worden.

Natuurbegraafplaats De Velden

Dat je lichaam op den duur één wordt met de natuur in een gebied dat in de oudheid ook al als dodenakker dienst heeft gedaan.
Wat weer een bijzondere wandeling op nog geen 12 kilometer van huis.

Reageren

8 mei: De familie Romeijn.

Donderdagmiddag belde Carlijn.
“Ik moet je even bellen want ik heb een hele leuke podcast ontdekt, die vind jij vast ook leuk.”
Het was een podcast over de familie Romeijn.
Eén van de maaksters van deze podcast vertelt aan het begin: “Toen ik 20 was mocht ik invallen in een orkest als trompettist. Toen ik me voorstelde als Aafke Romeijn, vroeg de muzikant naast mij: “Schaam je je niet voor die naam?”
“Waarom?” vroeg ik.”
(Dat vond ik nog heel netjes, want in wezen was het een impertinente en brute vraag alleen op basis van een naam.)
“Fout in de oorlog.” was het antwoord.

Aafke is schrijfster en zangeres  besloot samen met haar zus Anneke op zoek te gaan naar die  zwarte bladzijde in hun familiegeschiedenis.
Ze doen onderzoek in de familie, bellen met een verre neef en graven in gemeentelijke archieven.

Na Carlijn’s telefoontje ging ik wc’s soppen, kruidkoek bakken en eten voorbereiden en toen dat klaar was had ik alle vier afleveringen al beluisterd.
Het was alsof ik naar twee van mijn dochters zat te luisteren, want die zijn van dezelfde generatie; Aafke en Anneke zitten ook zo heerlijk te geiten onderling.
Hun vader is van mijn leeftijd en hun opa, Joop Romeijn, was kind in de oorlog, net als mijn vader. Het onderzoek richt zich in eerste instantie op Simon Romeijn, de overgrootvader van de meisjes, die politieman in Amsterdam was.

De laatste aflevering vond ik de meest indringende.
Hoe ging het verder met Simon, de politieman?
Was er na de oorlog iets veranderd in het korps?
Aan het eind van de podcast werd het briefje voorgelezen dat vader Joop had geschreven om voor te lezen voor een schoolklas in de jaren ’90.
Ontroerend.

Hierbij een link naar de website van de VPRO waar je de hele podcastserie vindt.
Naderhand had ik het er nog weer over met Carlijn.
“Stel je voor” zei ik tegen haar “dat een broer van mijn opa……”

Reageren

16 maart: Marrakech 9 – Europeaan in Afrika.

“Eén museum wil ik bezoeken.” riep ik voordat we naar Marrakech gingen.
Welk museum dat zou zijn wist ik nog niet, dat liet ik ook een beetje van de omstandigheden afhangen.
Toen we door Marrakech reden in de Hop-on-hop-off-bus was er een stop bij de Saädische graven en dat museum hebben we dus bezocht.
Deze zogenaamde ‘Saäditombes’ dateren uit de late 16e eeuw toen sultan Ahmad I al-Mansur aan de macht was. Je ziet de sultan op de afbeelding hiernaast die ik van Wikipedia haalde.
De graven waren vergeten geraakt; ze zijn herontdekt in 1917 en gerestaureerd.
Deze tombes zijn een belangrijke attractie voor de bezoekers van Marrakech geworden.
Het was niet heel druk in het mausoleum, maar we moesten toch even wachten voor we de mooiste en grootste grafkamer konden bekijken: je kon maar met twee mensen tegelijk door de opening kijken.
In totaal waren er drie kamers. De graven zijn met mozaïeken bedekt en liggen in een mooie, kleine tuin. In het mausoleum liggen 4476 leden van 60 generaties van de Saadi-familie.

Waar je in West-Europa overal al audio-guides, informatiefolders over de looproute en een plattegrondje krijgt bij een bezoek aan een museum, hier kreeg je alleen maar een toegangskaartje.  Eenmaal binnen moest je de informatie van grote borden halen waar het in het Arabisch, Frans en Engels op stond. We kwamen er wel uit, maar we hebben niet helemaal uitgezocht welke van 4476 familieleden waar precies begraven lagen.
Indrukwekkend was het in ieder geval wel.
In een klein bijgebouwtje vonden we nog wat foto’s uit 1917 waarop duidelijk te zien was hoe verwaarloosd het mausoleum destijds is aangetroffen.

Als ik terugkijk op ons bezoek aan dit museum realiseer ik me dat ik met mijn Nederlandse/Europese achtergrond de bodem onder de Marokkaanse geschiedenis mis.
Wat weet ik nou van de geschiedenis en de cultuur van Marokko?
Na het bezoek aan Marrakech weet ik dan waar sultan Ahmad I al-Mansur begraven ligt, maar het zegt me zo weinig.
Als ik het vergelijk met ons bezoek aan Canada: daar heb je als historisch kader de kolonisten die het land innamen; allemaal West-Europeanen. Die vernietigden de hele bestaande cultuur en introduceerden hun eigen, Europese cultuur. Dus daar staan vanaf de 16e eeuw kerken en gebouwen die gebouwd zijn naar Europees model.

O, o, wat hebben we al veel gezien op onze reizen.
Denken we.
Tijdens die zes dagen in Marrakech kwam het besef: ik ben een Europeaan en kijk naar de wereld als een Europeaan.
We ain’t seen nothing yet.

Meer lezen over onze avonturen in Marokko?
1. Marrakech – Een stad in een stad. 
2. Niet te animeren
3. Arganolie
4. Arabisch. Maar gelukkig ook Frans
5. Cascade
6. Ryad Zinnia
7. Toeristen = geld
8. Thee
9. Europeaan in Afrika
10. Ditten & Datten uit Marrakech (slot) 

Reageren

Pagina 7 van 22

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén