een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 8 van 22

8 mei: De familie Romeijn.

Donderdagmiddag belde Carlijn.
“Ik moet je even bellen want ik heb een hele leuke podcast ontdekt, die vind jij vast ook leuk.”
Het was een podcast over de familie Romeijn.
Eén van de maaksters van deze podcast vertelt aan het begin: “Toen ik 20 was mocht ik invallen in een orkest als trompettist. Toen ik me voorstelde als Aafke Romeijn, vroeg de muzikant naast mij: “Schaam je je niet voor die naam?”
“Waarom?” vroeg ik.”
(Dat vond ik nog heel netjes, want in wezen was het een impertinente en brute vraag alleen op basis van een naam.)
“Fout in de oorlog.” was het antwoord.

Aafke is schrijfster en zangeres  besloot samen met haar zus Anneke op zoek te gaan naar die  zwarte bladzijde in hun familiegeschiedenis.
Ze doen onderzoek in de familie, bellen met een verre neef en graven in gemeentelijke archieven.

Na Carlijn’s telefoontje ging ik wc’s soppen, kruidkoek bakken en eten voorbereiden en toen dat klaar was had ik alle vier afleveringen al beluisterd.
Het was alsof ik naar twee van mijn dochters zat te luisteren, want die zijn van dezelfde generatie; Aafke en Anneke zitten ook zo heerlijk te geiten onderling.
Hun vader is van mijn leeftijd en hun opa, Joop Romeijn, was kind in de oorlog, net als mijn vader. Het onderzoek richt zich in eerste instantie op Simon Romeijn, de overgrootvader van de meisjes, die politieman in Amsterdam was.

De laatste aflevering vond ik de meest indringende.
Hoe ging het verder met Simon, de politieman?
Was er na de oorlog iets veranderd in het korps?
Aan het eind van de podcast werd het briefje voorgelezen dat vader Joop had geschreven om voor te lezen voor een schoolklas in de jaren ’90.
Ontroerend.

Hierbij een link naar de website van de VPRO waar je de hele podcastserie vindt.
Naderhand had ik het er nog weer over met Carlijn.
“Stel je voor” zei ik tegen haar “dat een broer van mijn opa……”

Reageren

16 maart: Marrakech 9 – Europeaan in Afrika.

“Eén museum wil ik bezoeken.” riep ik voordat we naar Marrakech gingen.
Welk museum dat zou zijn wist ik nog niet, dat liet ik ook een beetje van de omstandigheden afhangen.
Toen we door Marrakech reden in de Hop-on-hop-off-bus was er een stop bij de Saädische graven en dat museum hebben we dus bezocht.
Deze zogenaamde ‘Saäditombes’ dateren uit de late 16e eeuw toen sultan Ahmad I al-Mansur aan de macht was. Je ziet de sultan op de afbeelding hiernaast die ik van Wikipedia haalde.
De graven waren vergeten geraakt; ze zijn herontdekt in 1917 en gerestaureerd.
Deze tombes zijn een belangrijke attractie voor de bezoekers van Marrakech geworden.
Het was niet heel druk in het mausoleum, maar we moesten toch even wachten voor we de mooiste en grootste grafkamer konden bekijken: je kon maar met twee mensen tegelijk door de opening kijken.
In totaal waren er drie kamers. De graven zijn met mozaïeken bedekt en liggen in een mooie, kleine tuin. In het mausoleum liggen 4476 leden van 60 generaties van de Saadi-familie.

Waar je in West-Europa overal al audio-guides, informatiefolders over de looproute en een plattegrondje krijgt bij een bezoek aan een museum, hier kreeg je alleen maar een toegangskaartje.  Eenmaal binnen moest je de informatie van grote borden halen waar het in het Arabisch, Frans en Engels op stond. We kwamen er wel uit, maar we hebben niet helemaal uitgezocht welke van 4476 familieleden waar precies begraven lagen.
Indrukwekkend was het in ieder geval wel.
In een klein bijgebouwtje vonden we nog wat foto’s uit 1917 waarop duidelijk te zien was hoe verwaarloosd het mausoleum destijds is aangetroffen.

Als ik terugkijk op ons bezoek aan dit museum realiseer ik me dat ik met mijn Nederlandse/Europese achtergrond de bodem onder de Marokkaanse geschiedenis mis.
Wat weet ik nou van de geschiedenis en de cultuur van Marokko?
Na het bezoek aan Marrakech weet ik dan waar sultan Ahmad I al-Mansur begraven ligt, maar het zegt me zo weinig.
Als ik het vergelijk met ons bezoek aan Canada: daar heb je als historisch kader de kolonisten die het land innamen; allemaal West-Europeanen. Die vernietigden de hele bestaande cultuur en introduceerden hun eigen, Europese cultuur. Dus daar staan vanaf de 16e eeuw kerken en gebouwen die gebouwd zijn naar Europees model.

O, o, wat hebben we al veel gezien op onze reizen.
Denken we.
Tijdens die zes dagen in Marrakech kwam het besef: ik ben een Europeaan en kijk naar de wereld als een Europeaan.
We ain’t seen nothing yet.

Meer lezen over onze avonturen in Marokko?
1. Marrakech – Een stad in een stad. 
2. Niet te animeren
3. Arganolie
4. Arabisch. Maar gelukkig ook Frans
5. Cascade
6. Ryad Zinnia
7. Toeristen = geld
8. Thee
9. Europeaan in Afrika
10. Ditten & Datten uit Marrakech (slot) 

Reageren

11 maart: Wandelen in eeuwenoud Norg.

We staan er niet altijd bij stil, maar wij wonen in een gebied dat al sinds de préhistorie door mensen wordt bewoond.
Vorige week donderdag, 5 maart, maakten mijn broer en ik onze wekelijkse wandeling in Norg; we hadden afgesproken bij de Brink en zaten rond 10.00 u met koffie voor ons in hotel Karsten. Een hotel dat al een herberg was in 1713; oude Drentse chique.

We wonen maar 10 kilometer van Norg af, maar toch wandelen of fietsen we er niet vaak; meestal rijden we er met de auto doorheen op weg naar een verjaardag of een familiebijeenkomst.
We wandelden van de Brink naar Westervelde, ons doel was hunebed D2.
Bij een hunebed beleef ik altijd weer de sensatie van ‘staan op de grond waar eeuwen geleden begrafenis rituelen werden uitgevoerd’. Het zijn mistieke plaatsen, er hangt altijd een bijzondere sfeer.

Het was voor het eerst sinds we samen wandelen lekker weer: de zon scheen.
Geen mutsen, sjaals en handschoenen, geen papaplu’s nodig.
We hoorden vogels en in het Norgerholt was een specht actief;  wat heerlijk om op een donderdagmorgen zo te kunnen genieten van wat Drenthe te bieden heeft.

Op de terugweg kwamen we van een kant Norg binnen die we nog nooit gezien hadden: wegen omzoomd door mooie oude boerderijen en landhuizen. Op de Brink staat de Margaretha-kerk uit de dertiende eeuw.
Daar ga ik binnenkort nog een keer naar toe: vanaf 2 mei tot 1 oktober kun je er dagelijks terecht tussen 14.30 en 16.30 uur, behalve op zondag.

Reageren

7 maart: Licht des Lebens.

Bijna wekelijks kom ik in de kerk.
Onze kerk.
Maar ben ik een weekendje weg of op vakantie, dan kijk ook graag even naar de kerken daar.
Een kerk vertelt je veel over de geschiedenis van een stad of dorp en heeft alleen al door zijn functie een andere sfeer dan ‘gewone’ gebouwen.
Toen wij de in de Mariënkirche in Lübeck waren, kreeg ik een foldertje mee met een plattegrondje, een klein overzicht van de bezienswaardigeheden en een prachtig gedicht met de titel  ‘Licht des Lebens’.
Een gedicht over wat het met je doet als je een kerk binnenloopt.
De vertaling vind je onder de Duitse versie.

Einen Augenblick der Ruhe,
trotz des Trubels ringsum.
Ein Innehalten, einen Moment
der Besinnung.
Uber dir, himmelhoch,
wölbt sich ein Raum,
zieht dich empor.
Dein Blick wandert, trifft
auf ein Kreuz, das nicht nur
von dem Leiden des Einen,
sondern auch von den Grenzen
deines Lebens erzählt.
Sei nicht mutlos,
Licht bricht herein
erleuchnet auch die Bilder
der Zweifel, der Not,
strahlt hindurch in die Tiefe
deines Herzens.
Eine Hoffnung, die den Tod 
überwindet. 

Vertaling:
Een moment van rust
ondanks de drukte rondom.
Een pauze, een moment
van bezinning.
Boven je, hemelhoog,
strekt een gewelf zich uit
trekt je omhoog.
Je blik dwaalt, valt
op een kruis dat niet alleen
van het lijden van de Ene,
maar ook van de grenzen
van jouw leven vertelt.
Wees niet moedeloos,
licht breekt naar binnen,
verlicht ook de beelden
van de twijfel, de nood,
straalt er doorheen in de diepte
van je hart.
Een hoop,  die de dood
overwint.

Reageren

23 januari: Poesiealbum van Oma.

Van mijn oma heb ik een paar spulletjes geërfd die me erg dierbaar zijn.
Een tinnen kraantjespot, een breinaaldendoos,  een armbandje met granaatrode steentjes, een bijbeltje: zomaar wat dingen die ik koester omdat ze van haar zijn geweest.
Via tante Trijn, haar dochter, kreeg ik begin 2000 ook oma’s Poesie-album.
Het was toen al bijna tachtig jaar oud en het verkeerde in slechte staat.
“Misschien laat ik het wel restaureren, ik zal eens op zoek naar iemand die dat kan.”
Na enig zoekwerk kwam ik uit bij Wim Gremmen in Stedum; hem bracht ik het oude album van oma met de vraag om het te restaureren.
Het is inmiddels te lang geleden om mij details te herinneren van die restauratie, maar hij heeft het prachtig gedaan.
(klik op de foto’s voor een vergroting).

Versje van oma’s moeder

Het boekje staat te pronk in mijn glazenkast.
Het ziet er niet echt mooi meer uit, maar voor mij heel bijzonder.
Het eerste versje is geschreven door mijn oma’s moeder op 7 december 1922.

Lief kind
Uit liefde wordt dit klein geschenk 
u door mij gegeven. 
Aanvaard het blij, gebruikt hem veel,
zolang gij zijt in ’t leven.

uw liefhebbende moeder

Versje van zus Everdine

Ook haar enige broer Johannes schreef er een versje in, evenals haar zussen.
Hieronder het versje van Everdine uit 1923.

Lieve zus,
Wees rein als de bloemen der lente
Want schoon is het beeld uwer jeugd.
Maar de kroon die een meisje moet sieren
is eenvoud, zachtheid en deugd.

In mijn eigen poesiealbum uit de jaren ’60/70 staan heel andere versjes!
Eenvoud en deugd waren toen al uit ons vocabulaire verdwenen……

Oma kreeg dit album toen ze veertien was; haar familie schreef er in, maar ook later haar schoonzus en nog weer later haar buren. Toen was ze al lang en breed getrouwd en moeder van twee zoontjes.
Toen ik het kreeg was het laatste versje geschreven door haar dochter Trijn.
Nadat het gerestaureerd was, in 2004, heb ik er als kleindochter (toen was ik al 44) ook nog een versje in gezet.
Het is de tekst van het lied dat ik vroeger tijdens de afwas wel eens met haar zong, natuurlijk uit de bundel van Johannes de Heer: ‘Mijn herder is de Here God.”

Meer weten over mijn oma Vrieswijk?
Klik hier voor een blog over haar op 16 mei 2018 >>>

Reageren

17 december: Amersfoort

Toen wij eind november in Amersfoort waren hebben vriendin Jeannette en ik gelukkig wel meer gezien dan alleen ‘de Kei‘.
We zagen eigenlijk veel meer dan we verwacht hadden: wát een mooie stad!

Wat mij van de stadswandeling in Amersfoort het meest is bijgebleven is de straat die Muurhuizen heet. Het is een straat die helemaal om het oude stadscentrum heenloopt.  De straat heet zo omdat de huizen zijn gebouwd op de restanten van de eerste stadsmuur. Toen de ruimte binnen de eerste muur te klein werd om alle inwoners te huisvesten werd er een tweede stadsmuur gebouwd waar binnen twee keer zoveel mensen konden wonen. Omdat stenen in die tijd zo duur waren werd de tweede, grotere stadsmuur gebouw met stenen van de eerste stadsmuur. De eerste muur werd dus afgebroken. Op de resten van die muur werden huizen gebouwd: de muurhuizen.

Unieke combinatie van een land- en waterpoort.

Amersfoort heeft nog aantal mooie stadspoorten, maar het meest bijzondere monument is ongetwijfeld ‘de Koppelpoort’; het is een unieke combinatie van een land- en een waterpoort. Hij maakte onderdeel uit van de tweede stadsmuur en stamt uit ca 1400. Het was een strategisch belangrijk punt in de stadsmuur: de rivier de Eem (waarover de poort heengebouwd is) kon worden afgesloten met een balkenschot en vanaf de bovenkant van de poort konden aanvallers worden bestookt met hete olie of gloeiend mout.
Fijne tijd, die middeleeuwen.

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat we lang niet alles wat in het VVV-boekje stond beschreven hebben gezien. We hadden het eigenlijk ook heel druk met ons ‘vriendinnen-gedoe’ en dat is minstens zo belangrijk als oude gebouwen en geschiedenis.
Het boekje bewaar ik. Er wil vast wel een keer iemand met mij naar Amersfoort om de wandeling nóg een keer te doen.

Dit blog sluit ik af met het antwoord op de vraag: Waarom heet Amersfoort ‘Keistad’?

De Amersfoortse Kei is een grote zwerfsteen waaraan de stad de bijnaam Keistad en haar inwoners de geuzennaam Keientrekkers danken.
Jonkheer Everard Meyster sloot, volgens de overlevering een weddenschap met een aantal vrienden dat hij de Amersfoorters zo gek zou krijgen dat ze de zwerfkei vanaf de Waelberch  naar de stad zouden trekken. Op 7 juni 1661 trokken 400 inwoners van Amersfoort de kei op een slee naar de Varkensmarkt. Zij werden daarbij door de “dolle jonker” getrakteerd op bier en krakelingen.

Toen de Amersfoorters inzagen dat ze zo stom waren geweest zich in te spannen voor iets dat volkomen zinloos was, begroeven zij de kei in 1672 op de Varkensmarkt. Latere generaties schaamden zich niet voor het voorval en in 1903 werd de kei daar weer opgegraven en aan de Utrechtsestraat geplaatst en in 1932 verplaatst naar Plantsoen-Zuid, waar hij nu nog staat. Een aantal keren werden de Keifeesten in de jaren ’70 besloten met het door de stad trekken van “keien” uit diverse Europese landen.
Amersfoort heeft daar nog een aantal grote stenen aan overgehouden, die in het plantsoen aan de Stadsring liggen uitgestald. (bron: Wikipedia)

Dat laatste stond niet vermeld in het route-boekje, zodat Jeannette en ik (nog helemaal giebelig van de mislukte Kei-selfie) ons hardop afvroegen waarom toch al die grote stenen daar in dat park lagen. Jeannette: dat weten we nu dus ook.

Reageren

7 december: Menkemaborg

Dit najaar kreeg ik een app van Frea met een link naar de website van de Menkemaborg in Uithuizen.
Er was daar een tentoonstelling onder de titel ‘Vrouwen van de Menkemaborg’.
“Zullen we daarheen?”
Goed idee.
“Misschien willen Carlijn en Harriët ook wel mee.”
Vind dan maar eens een datum……. het werd zondagmiddag 1 december.

De Menkemaborg is een prachtig bewaard gebleven Gronings kasteel uit de 14e eeuw.
In de loop van de jaren hebben er verschillende families op gewoond.
De nadruk lag bij deze tentoonstelling op de vrouwen en we leerden veel over hen.

Dat het belangrijk was dat ze ‘een goede partij’ waren die geld en goederen inbrachten.
Dat ze soms nog spinterjong waren als ze trouwden.
Dat het krijgen van een kind een levensgevaarlijke gebeurtenis was; een aantal van de Menkemaborg-vrouwen overleed jong in het kraambed.

We kregen uitleg bij een schilderij van een schattig meisje.
Het bleek een jongetje te zijn; jongetjes hadden tot halverwege de negentiende eeuw tot hun vijfde jaar jurken en rokken aan, dat was namelijk veel praktischer bij het toiletbezoek.
De kinderen op de schilderijen keken ons trouwens tamelijk ernstig, soms droevig aan.

Vanuit de gang kon je naar de verschillende kamers; met een trapje naar beneden kwam je in de keuken. Daar was ik verbaasd over de immense ruimte waar we toen in kwamen: die liep onder de boven-kamers door.

… een hele ruime keuken…

Er was een kookkeuken, er waren grote bergruimtes en een soort woon-slaapkamer, waar vroeger de bedienden woonden en sliepen.
Er stonden kommetjes met kruiden (kruidnagel, foelie enzo) en we konden recepten bekijken uit de handgeschreven kookboeken van de borg.
Er waren zelfs bedsteden waar het bedienend personeel kon slapen.
Wij bedachten dat het dan in de winter wel heel koud zou zijn, maar we werden gerustgesteld: de familie woonde alleen maar in Uithuizen van april tm oktober.
In de winterperiode woonde men in hun huis in stad Groningen.

Vanuit de keuken kon je nog een trapje naar beneden, dan kwam je in de kelder.
Ook al zo groot; er stonden daar stellingen waar appeltjes in lagen tte drogen, het rook er heerlijk.
Maar als je praatte was er in die gewelven ook een hele mooie galm.
Eén van de dochters opperde “Zullen we even zingen?!”
Driestemmig (want we hebben geen bas in ons midden….)  zongen we ‘Away in a manger’ en ‘We three kings’ in de bijzondere kelder-akoustiek.

In één van de laatste kamers ontdekten we een heuse draagstoel.
Daar kunnen onze dames zich helemaal niks bij voorstellen.
‘Daar kun je dan in zitten en dan word je gedragen door bedienden en dan hoef je zelf niet met je voeten door de modder?”
Het onbegrip stond met uitroeptekens in de denkbeeldige tekstwolkjes boven hun hoofd.

De Menkemaborg is nog open tot 29 december; in januari en februari is de borg dicht, dan houden ze er grote schoonmaak.
Een bezoek aan deze borg is beslist de moeite waard: niet alleen het interieur is het bekijken meer dan waard, maar ook de tuinen zijn erg mooi.
Hierbij een link >>> naar hun website. 

Als je gaat: verbaas je over de leeuwen bij de ingang.
Onze dochters stonden er hikkend van de lach bij.
“Wat zou die leeuw nou denken…?!”
Klik op de foto voor een vergroting.

Reageren

28 november: Beelden & symboliek.

Ons bezoek aan het Koninklijk Paleis in Amsterdam (zie HET balkon >>>) leverde naast heel veel plezier met elkaar en een hele leuke dag ook een zere nek op.
Met de audio-guide krijg je namelijk heel veel informatie over wat er allemaal te zien is in het paleis en dat is best veel en het is ook nog eens allemaal hoog, dus je staat regelmatig in de hoogte te turen.

Op dit blog ga ik echt niet uitwijden over alle beelden die we hebben gezien, want dan heb ik aan vier blogs nog niet genoeg. Vandaag belicht ik een aantal dingen die ik zelf interessant genoeg vind om onder de aandacht te brengen.

Het gebouw is nu in gebruik als paleis, maar is oorspronkelijk gebouwd als stadhuis.
Dat is nog heel heel goed te zien in de historische aankleding; de beelden en schilderijen verwijzen vaak naar de eerste bestemming van een ruimte.
Boven de deur van de kamer zaal waar faillisementen werden afgewikkeld bijvoorbeeld hangt een marmeren beeld van een historische pechvogel, namelijk Icarus.
Hierbij een link >>> naar een pagina van de website van het Paleis op de Dam met een mooie foto van een vallende Icarus.

In de burgerzaal bevindt zich boven de ingang naar de schepenzaal (de vroegere politiemacht) een beeldengroep die  gerechtigheid uitbeeldt met een zandloper en martelwerktuigen. De ‘Gerechtigheid’, vrouwe Justitia,  vertrapt de ‘Hebzucht’, gerepresenteerd door koning  Midas met ezelsoren, en de ‘Nijd’, uitgebeeld als Medusa met slangen als haar.
(Klik op de foto voor een vergroting)

Er was ook een mooi beeld van een hond, die de wacht hield bij het dode lichaam van zijn baas; die hond stond symbool voor ’trouw’.

Eén van de laatste onderdelen van de rondleiding was ‘de Vierschaar’.
In die ruimte werden vroeger de doodsvonnisen uitgespoken.
Het is heel groot en indrukwekkend; je voelt je er als bezoeker al heel nietig bij, hoe zal dat geweest voor de veroordeelden van destijds?

Om daar een goed beeld van te krijgen kun je een filmpje bekijken dat onderaan de informatiepagina over de Vierschaar staat.
Even helemaal naar beneden srollen.
klik hier>>> 

Reageren

20 november: Lezer van de maand – Bea Ponne-Pit

Hoe kennen wij elkaar?
Onze mannen waren collega’s bij het werkvoorzieningsschap Noordenveld.
Na de geboorte van Harriët gingen wij namens het schap op kraamvisite en ontmoetten Ada en ik elkaar voor het eerst. Ze was heel zenuwachtig voor ons bezoek. Na een paar minuten had ze in de gaten, dat wij ook maar gewone mensen zijn!

Waar en wanneer ben je geboren?
Ik ben geboren in Frederiksoord in oktober 1951

Verliefd? Verloofd? Getrouwd?
Getrouwd met Hans. 2 zonen, 2 schoondochters. 1 kleinzoon en 4 kleindochters.

In welke levensfase zit je nu, hoe vul je je dagen? 
We zijn, zoals dat zo mooi heet, pensionado’s.
Een paar keer per jaar trekken we er met de caravan op uit.
Ik ben vrijwilliger in de bibliotheek en De Hoprank (verzorgingstehuis).
Om fit te blijven doe ik aan Pilates, aquajoggen, wandelen en fietsen.

Wat wil je graag met de lezers delen?
Zoals eerder genoemd, ik ben geboren in het mooie dorp Frederiksoord, onderdeel van de Maatschappij van Weldadigheid; de kolonie, zoals het genoemd werd. Als  kinderen uit Vledder (een buurdorp) wisten, dat je uit Frederiksoord kwam, kreeg je het volgende versje te horen:
Waar woon ie?
In de kolonie
Wat is dat?
Een stinkgat.
Ik begreep niets van dit denigrerende rijmpje.
Natuurlijk wist je als jong kind helemaal weinig van de interessante geschiedenis van dit dorp; op school werd er ook geen aandacht aan besteed.
Tegenwoordig is dat gelukkig wel anders, helemaal omdat het vorig jaar 200 jaar geleden was, dat generaal Johannes van den Bosch met giften, o.a. van koning Willem 1, de Maatschappij van Weldadigheid oprichtte, om verpauperde landgenoten een beter bestaan te geven.

Gezinnen uit het westen werden uitgezocht om naar Frederiksoord te komen.
Ze kregen een koe, een schaap, een stukje grond en een huis.
De kinderen kregen onderwijs en er was gezondheidszorg. Als tegenprestatie moesten ze in hun eigen onderhoud voorzien, mondjesmaat hun schuld aflossen en zich onderwerpen aan tucht en kerk.

10 Jaar geleden werd de eerste kolonistendag gehouden.

…..inschriijven….

Mijn oudste zus en ik bezochten die dag met onze echtgenoten. De opening werd verricht door Jeltje van Nieuwenhoven; voormalig voorzitter van de 2e kamer. Zij is een nazaat van een paupergezin evenals mijn broer, mijn zussen en ik.

Het Drents archief was aanwezig en je kon laten uitzoeken hoe het met jouw afstamming zat. Voor meer informatie zie bijgevoegd pdf bestand: 2019.11.20 Stamboom Bea
We kregen een uitdraai met de namen van onze overgrootouders en grootmoeder van mijn vaders kant. Ook een kaart waarop nummers van de toenmalige huisjes. Het huis waarin mijn grootmoeder is geboren bestaat jammer genoeg niet meer.
In Huize Westerbeek kon je je laten inschrijven in het kolonistenregister. Mijn zus en ik hebben dat laten doen en dat geeft toch wel een speciaal gevoel.

Op de foto zie je het huis dat vroeger het kantoor was van Generaal van den Bosch en sinds enige jaren is het weer opnieuw het kantoor van de Maatschappij.

Met mijn vader op de motor.

Mijn ouders pachtten een boerderij met land van de Mij. In de jaren voor, tijdens en na de oorlog was het soms zwaar om de pacht te betalen. Uiteindelijk kocht mijn vader het huis begin 1960. De boerderij werd gesaneerd en hij verbouwde het achterhuis in kamers voor studenten van de tuinbouwschool.

Een paar weken terug was ik met mijn zussen 2 dagen in onze geboortestreek. We wandelden langs alle bekende en dierbare plekjes en haalden vele herinneringen op.

We bezochten het net geopende museum de Proefkolonie en dat was zeer de moeite waard. Echt een aanrader!
Hierbij een link naar de website van dat museum >>>

Op de foto: Koloniehuisjes aan het begin van het laantje waar mijn ouderlijk huis staat.

Reageren

11 oktober: Wisten wij veel.

Het ging zo goed met Gerards herstel dat we besloten om nog een paar dagen vakantie te nemen. Ootmarsum leek ons een leuke omgeving.  Op zondagmiddag 6 oktober betrokken we ons huisje in B&B Lomans Stie>>> aan de Denekamperstraat iets buiten het centrum en werden vriendelijk verwelkomd door de familie Engbers.  We kregen  koffie met een

…..verse zonnebloemen….

plak krentenwegge en de sleutel. Zoek je nog eens een paar dagen onderdak in die omgeving: warm aanbevolen! We boekten een B&B, maar we hadden een huisje voor onszelf aan de achterkant van het huis, met uitzicht op een heerlijke tuin. ALS we warm weer hadden gehad, hadden we zelfs buiten kunnen zitten!
Er stonden verse zonnebloemen op het dressoir en iedere morgen kregen we een heerlijk ontbijt.

Ootmarsum  is een oud stadje.  Na de koffie zondagmiddag liepen we voor een eerste kennismaking naar het centrum, waar het een drukte van belang was.
“Zou het koopzondag zijn?”
Wisten wij veel.
Het schijnt daar ieder weekend zo druk te zijn; het kleine stadje staat vol galeries en expostieruimtes en staat bekend als ‘kunstenaarscentrum’.  We keken ons de ogen uit.

Even een klein stukje geschiedenis:

De ligging van Ootmarsumn was in de vroege Middeleeuwen gunstig,  omdat  de drukke Hanzeroutes van Noord naar Zuid (van Coevorden naar Oldenzaal ) en van  Oost naar West (van Osnabruck naar Zwolle/Kampen) elkaar daar kruisten.
Rond 1300 kreeg het plaatsje al stadsrechten en een eeuw later was het een vestingstad met wallen en grachten en een rijk gildeleven.  Tijdens de 80-jarige oorlog  nestelden de Spanjaarden zich in het strategisch belangrijke stadje; in 1597 werden ze door Prins Maurits verdreven en werd de vesting ontmanteld. De grachten werden gedempt en de muren geslecht. De eeuwen daarna dutte het stadje een beetje in;  in 1865 werd het zelfs niet aangesloten  op het Nederlandse  spoorwegnet. Geen goede verbinding betekende geen industrie, dus de industrialisatie van Twente ging aan Ootmarsum voorbij. Daardoor bleef het middeleeuwse stratenpatroon intact en in het centrum bleven de oude panden, waaronder veel vakwerkhuizen en stadsboerderijen, gehandhaafd.
In het begin van de 20e eeuw werd Ootmarsum door het toerisme ontdekt.
Stilstand is dus niet altijd achteruitgang!

Een kunstzinnige bloemist.

Een toeristisch bolwerk dus, met op zondag hordes mensen in de stad.  In het café op de markt waar we een kop koffie dronken was de voertaal Duits.
Het 50+ gehalte van de bezoekers was redelijk hoog. Veel dames met dure kapsels, stijlvolle jasjes en kekke sjaaltjes; dat is ook de bevolkingsgroep die de kunstwerken in die galeries kan betalen.  Ik zag bijvoorbeeld ergens een prachtige bronzen valk; die zag ik in gedachten al bij ons in de tuin staan.
Het prijskaartje vermeldde 22.000.
Euro’s wel te verstaan.

We maakten een mooie stadswandeling en piepten af en toe even binnen in een atelier of kunstwinkel. We genoten van zoveel moois;  zelfs de bloemist was een ware kunstenaar!
Een mooie combinatie van oud en nieuw troffen we aan in de moderne beeldentuin: bij de aanleg van die tuin werd een eeuwenoude waterput ontdekt die inmiddels in ere is hersteld.
(Put: op de foto uiterst links).

Reageren

Pagina 8 van 22

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén