Als je wel eens sokken breit ken je het wel : bij het breien van sokken hou je altijd garen over.
Vooral van die mooie in elkaar overlopende garens; je hebt twee bollen nodig, maar je verbreit niet alles.
Nou brei ik niet zoveel sokken, dus mijn sokkenwolrestjes zijn op één hand te tellen, maar vorig jaar kreeg ik ineens een heeeeleboel van die restjes: de schoonmoeder van mijn boekenvriendin overleed en ik ‘erfde’ haar handwerkmand. Daarover schreef ik destijds al een blog onder de titel: ‘Van Griet’.
De helft van de handwerkspulletjes van Griet bestond uit bovenbeschreven sokkenwolresten.
“Daar hebben wij allemaal sokken van” vertelde mijn vriendin er bij.
Wat doe je er mee?
Op internet las ik ergens dat iemand er vierkantjes van breide voor een kussenovertrek.
Je kunt er ook een ‘sokkenwoldeken’ van breien, een voorbeeld daarvan vind je hier: sokkenwoldeken.
Begin dit jaar pakte ik een Griet-restje sokkenwol om een nieuwe steek uit te proberen: je begint met drie steken en in iedere heengaande toer brei je voor en na het midden een omslag.
Dan gaat je breiwerk als het ware ‘de hoek om’. *
Het proeflapje lukte prima; ik knoopte er nog een Griet-restje aan en bedacht tijdens het breien dat ik deze ‘lap met een punt’ wel kon gebruiken als voeten/benenwarmer als ik ’s avonds op de bank zit. De punt vouw ik dan om mijn voeten en de zijkanten vouw ik om mijn onderbenen.
Nu is het experiment klaar en zijn er een aantal restjes opgebreid.
De voeten/benenwarmer verdient geen schoonheidsprijs, maar ik hoef er ook niet mee de straat op.
Het leuke van het opbreien van die restjes is dat je steeds andere kleuren/andere patroontjes in je breiwerk krijgt.
Ander voordeel: ik kan die steek nu dromen.
Nog een voordeel: het breiwerk wordt steeds een beetje groter en met eindeloze pennen recht & averecht kun je ondertussen heerlijk naar een detective kijken. In deel 2 van dit blog schrijf ik over het maken van een kussenovertrek. ( zie kussenovertrek)
* Benieuwd hoe je begint aan zo’n ‘lap met een punt’?
– Zet drie steken op.
– Brei drie steken recht.
– Brei 1 steek recht, omslag, 1 steek recht, omslag, 1 steek recht.
– Brei 2 steken recht, 1 steek averecht, 2 steken recht.
– Brei 2 steken recht, omslag, 1 steek recht, omslag, 2 steken recht,
– Brei 3 steken recht, 1 steek averecht, 3 steken recht.
– Brei 3 steken recht, 1 omslag, 1 steek recht, 1 omslag, 3 steken recht.
Vanaf hier begin en eindig je iedere toer met 3 steken recht.
Zo ontstaat er aan de zijkant een ribbelrandje van 3 steken.
Wil je dit randje wat breder, dan hou je 4 of 5 steken aan.
– Brei 3 steken recht, 3 steken averecht, 3 steken recht.
– Brei 4 steken recht, 1 omslag, 1 steek recht, 1 omslag, 4 steken recht.
– Brei 3 steken recht, 5 steken averecht, 3 steken recht.
– Brei 5 steken recht, 1 omslag, 1 steek recht, 1 omslag, 5 steken recht
– Brei 3 steken recht 7 steken averecht, 3 steken recht.
Zo brei je door tot alle restjes op zijn 😉
In het midden van je breiwerk heb je 1 steek met aan weerskanten steeds een gaatje; omdat je om de twee pennen twee steken meerdert, gaat je breiwerk als het ware ‘de hoek om’.