Eind vorige week schreef ik onder de titel ‘Een krater‘ over het overlijden van Gerards broer Jan; gistermiddag was zijn begrafenis in de Protestantse Kerk in Hoogersmilde.
Een klein kerkje; daar konden die honderden mensen die verwacht werden niet allemaal in, dus er waren voorbereidingen getroffen. In de aangrenzende zalen waren grote schermen neergezet zodat mensen de viering konden volgen en buiten op het gras stonden  partytenten met statafels waar men ook naar de viering kon kijken.
Iemand vroeg: hadden ze dan niet beter uit kunnen wijken naar de Koepelkerk in Smilde?
Nee.
Wij namen afscheid van Jan als onze broer/zwager, zijn gezin nam afscheid van hun man/vader en opa. In de viering werd Jan gekenschetst als trouw, vasthoudend, een rots in de branding, een voorbeeld, een gezinsman, iemand met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, maar ook als iemand die genoot van het leven in al zijn facetten. Er kwamen talloze foto’s voorbij waarop zijn leven in beelden voorbij kwam.

In de dankdienst zongen we liederen die Jan zelf had uitgezocht. Het was een wonderlijke mengeling van psalmen, opwekkingsliederen en evangelische liederen. We zongen zelfs een Drentse versie van het lied van Huub Oosterhuis, ‘De steppe zal bloeien’, vertaald door Renate Bolhuis als ‘Het onlaand zal bluien’.

De manier waarop het gezin afscheid nam van Jan was ontroerend en indrukwekkend.
Alle vier kinderen hadden een stukje tekst ingesproken over wat hun vader voor hen betekend had.
Samen droegen ze hem de kerk binnen, samen droegen ze hem de kerk uit, samen begeleidden ze hem naar zijn laatste rustplaats.
Hennie, Gerard’s zus, sprak namens de broers en zussen en haalde enkele herinneringen op. Na het overlijden van oudste broer Henk in 2011 veranderde de plaats van Jan in het het gezin.
“Maar eigenlijk is die plaats niet zo belangrijk ” zei ze. “We doen de dingen altijd samen.”

De twee kleinkinderen, vier en drie jaar oud, droegen ook hun steentje bij.
Ze hielpen mee de kist naar binnen en naar buiten duwen, er lagen mooie tekeningen naast Jan en op de kist hadden ze met verf een handafdruk gemaakt, zodat er voor op de kist twee knalrode en twee gifgroene handjes stonden.
Ds. Donker vertelde een speciaal kinderverhaal in de viering.
Er waren eens twee jongetjes, Peter en Matthijs, die verdrietig waren omdat hun opa was overleden.
Mama zei dat opa nu in de hemel was en toen het avond was gingen ze met z’n tweeën voor het raam staan om naar de hemel te kijken. De buurvrouw zag hen en vroeg de volgende dag wat ze zo laat nog voor dat raam deden? 

“Kijken of we opa ook zien in de hemel.” zeiden de jongetjes.
De buurvrouw constateerde dat ze opa wel heel erg zouden missen.
Zij wilde wel een knuffel voor hen maken. Een ‘Opa-knuffel’. 

“Dan moet hij wel grote oren hebben” vonden de jongens “want Opa kon altijd goed luisteren ” “Ja, en ook een lange slurf, want hij kon mooie verhaaltjes vertellen”.
“Hij moet ook een sjaal om, want als we naar buiten gingen naar de dieren was het altijd koud.”

Toen haalde de dominee twee olifantenknuffels van de preekstoel en gaf de jongens elk een eigen ‘Opa-knuffel’. Met grote oren, een slurf en een sjaal om.

Dag ‘grote broer’.
Net als Lammie, je kinderen en je kleinkinderen zullen we je ontzettend missen.