Toen ik vorig jaar in het ziekenhuis lag las ik voor het eerst een boek van de Noorse schrijfster Karin Fossum; het boek heette ‘Veenbrand’. Daarover schreef ik destijds het blog ‘Net als vroeger stiekem lezen>>>

Uit de bibliotheek haalde ik een andere misdaadroman van haar: de moord op Harriët Krohn.
Inspecteur Sejer, om wie de verhalenreeks van deze schrijfster draait, ontmoeten we pas na twee-derde van het boek.
Je weet namelijk al vanaf het begin wie de moord op Harriët Krohn gepleegd heeft.
We volgen de moordenaar al voordat hij de vrouw doodt en we gaan met hem mee naar huis. Je leest ook wat hij denkt en hoe het verder met hem gaat.

Net als hij ben je dan benieuwd wanneer de moord ontdekt wordt en wat er over in de media verschijnt. Staat het al in de krant? Is het al op de radio?
Als het dan bekend is komen de volgende vragen.
Wat weten ze al?
Weten ze om welke auto het gaat?
Staat die auto hier niet wat vaak in de straat?
Wordt ik nu al in de gaten gehouden? Of niet?

Het boek had me zo te pakken dat ik ’s nachts droomde dat ik zelf iets op mijn geweten had, waardoor men naar mij op zoek was. Zoals dat gaat in dromen: ik wist niet wat ik had gedaan, maar ik werd er paranoia van; achterdochtig bij alles en constant achterom kijken of er niet iemand iets van me wilde.
Wat een onbeschrijfelijke opluchting toen ik ’s morgens wakker werd.

Het idiote is dat je tijdens het lezen van het boek sympathie krijgt voor de dader.
Dat je hoopt dat het die inspecteur deze keer niet gaat lukken om de misdaad op te lossen.
Of Sejer de moordenaar opspoort ga ik op dit blog natuurlijk niet vertellen: daarvoor moet je het boek zelf gaan lezen.

Zelf ga ik een heel ander boek lezen dat ik te leen kreeg van mijn boekenvriendin: De zeven zussen, deel 1. De verhalen die ik er over hoor zijn enthousiast en volgens de kenners is het smullen. ‘Een boek dat je meeneemt naar de WC’ is voor mij een goed criterium.