Gistermiddag gingen we fietsen met Carlijn. Het was prachtig weer en we hebben er van genoten. Onderweg vond Carlijn grote dennenappels, wel tussen de 10 en 15 centimeter lang. “Die kan ik goed gebruiken voor mijn projecten met uiltjes” vertelde ze. “Dan plak je er met vilt oogjes en vleugeltjes op, lijkt heel erg leuk!”.

Wij versperden het fietspad met onze fietsen en doken het bos in op zoek naar meer.  Dat viel nog niet mee. Sommigen zagen er van boven prachtig uit, maar waren van onder rot of aangevreten. Of er zaten dieren in. Of ze lagen in een mierennest met rode mieren. Maar we vonden een aantal gave exemplaren die in mijn fietstas mee naar huis mochten.

In het dorp kochten we een ijsje. Bij het pakken van mijn tas viel er één dennenappel uit waar één grote rode bosmier uitkroop. Dat vinden mijn kinderen dan erg. “O, wat zielig!” riep Harriët vandaag “Dan komt zo’n mier kilometers van zijn natuurlijke leefomgeving uit zo’n dennenappel en dan weet hij helemaal niet meer waar hij is!” De mier heeft zich vast wel gered.

Eenmaal thuis legden we de dennenappels in de vensterbank. “Straks zitten er nog allemaal mieren in!” griezelde Carlijn. Gerard vergeleek het met het Paard van Troye. Hij noemde ze de Dennenappels van Trooie bosmieren. Ik vond het een zeer geslaagde woordgrap. Temeer omdat Gerard wel van de humor, maar niet echt van de geschiedenis is.