De Princessehof in Leeuwarden herbergt het Keramiekmuseum, ik schreef er al over in het blog over Escher.
Uit mezelf zou ik er denk ik niet heengegaan zijn: ik ben niet bovenmatig geïnteresseerd in keramiek.
We eten iedere dag van ons boerenbontservies en verder reikt mijn kennis eigenlijk niet.

We bekeken eerst de tentoonstelling ‘Feest’.
Daar  laat men met een associatieve tentoonstelling zien hoe mensen in Nederland hun feesten vieren en keramiek hoort daar als vanzelfsprekend bij, omdat bij al die feesten eten & drinken heel belangrijk is.
Je ziet o.a. een bruiloftsfeest, het Pesachfeest en het kerstfeest.
Herkenbaar als het gaat om de feesten die je zelf viert en interessant als het gaat om feesten uit andere culturen, zoals Divali en Ketikoti.
Aan het begin van het museum was er een luidruchtige bezoeker die heel erg in de weg ging staan als hij foto’s wilde maken en met luide stem duidelijk maakte dat hij gebak verwachtte bij feest HA HA! Hij roeptoeterde zijn quasi grappige mening door de ruimtes; dan moet je heel erg oppassen dat je geen oogcontact maakt, want dan gaat zo’n clown tegen jou praten en dat wil je niet.
“Die heb je soms op een camping ook….” merkte Jeannette op.
Ja.
En op bruiloften en partijen.

Na de feesten dwaalden we door de zalen en liepen met  ‘oooohs’, ‘aaahs’ en ‘kijk hier nou’s’   langs de vitrines.
Het oude pand leidt je via trappenhuizen, kamers  en zolders langs keramiek uit voorgaande eeuwen.
Je maakt een soort reis door de tijd met keramiek uit verschillende landen en iedere zaal heeft zijn eigen thema en sfeer; keramiek is kennelijk ook aan mode onderhevig.

Wat heb ik onthouden?
Dat er vazen en potten waren van keramiek, uit de tijd dat in Noord-Nederland de hunebedden werden gebouwd.
En ik leerde iets over mijn eigen ‘boerenbont’:
Petrus Regout, hij was de oprichter van aardewerkfabriek De Sphinx in Maastricht, was een meester in het imiteren van populair servies.
Rond 1850 nam hij vaklieden uit Engeland in dienst om het destijds niet aan te slepen ‘creamware met drukdecoratie’  na te maken.
Deze Petrus is ook verantwoordelijk voor het oer-Hollandse ‘boerenbont’.
Maar eigenlijk is dat dus ook een kopie van een van origine Engels motief; het werd een van de populairste serviezen in binnen- en buitenland.
Zaterdagmiddag vond ik in het museum een vitrine met alleen maar boerenbont in verschillende varianten.
(klik op de afbeelding voor een vergroting)

Halverwege kwamen we de ‘museum-grapjas’ met z’n opzichtige camera nog een keer tegen, maar wij doken schielijk weg en konden hem ontwijken.
Hem hoef ik niet te onthouden, sterker nog: gauw vergeten.
Dit museum ook bezoeken?
Een aanrader!
HIerbij een link naar hun website.