Vandaag gebruik ik even een klein stukje uit een vorig blog dat ik schreef onder de titel : Ordnung muss sein. (blog helemaal lezen? Zie 14 december >>>.)
Mijn broer en ik zijn opgevoed met structuur, orde en regelmaat.
“Ordnung muss sein!” riep mijn vader te pas en te onpas en hij had voor alles een vaste plaats. Organieke plaats, noemde hij dat.
Als je iets kwijt was, dan was dat je eigen schuld, want dan had je het niet op de organieke plaats gelegd. Als puber kwam de organieke plaats mij mijn neus uit, als huisvrouw en moeder heb ik het zelf ook ingevoerd.
Op de verjaardag van Harriët zaten we heerlijk te eten bij Ni Hao in Groningen met de dochters en hun aanhang.
Wij vervelen ons geen moment tijdens zo’n etentje. Ten eerste moet je om de klip klap opstaan om je eten op te halen en ten tweede zijn onze kinderen onderhoudende vertellers. Feestjes met studenten, avonturen in winkels, een foto-shoot voor een website (waarbij je dan de meest idiote bekken voorbij ziet komen): het is altijd gezellig.
Die avond zat Carlijn te vertellen dat ze haar vriendin had geholpen die week.
Die ging verhuizen en moest haar huis opruimen maar het was een beetje een troep geworden. Nou is opruimen tegenwoordig niet meer het goede woord voor zoiets, dat heet nu ‘organizen’. Maar het is gewoon opruimen.
Carlijn ging dus organizen bij Annemarie.
“Weet je wat zo gek was? Annemarie heeft geen organieke plaats voor dingen.
Waar liggen je fotoalbums?
Ergens in de kast.
Waar heb je je knutselspullen altijd liggen?
Overal.”
Mijn vader zou zo trots zijn als een aap met zeven staarten.
Zijn kleindochter die haar vriendin wijst op de noodzaak van een organieke plaats voor je spullen.