In juni van dit jaar waren wij drie weken in Canada; een geweldige vakantie en een memorabele ervaring. Voor de thuisblijvers namen we kleine kadootjes mee; sokken, een notitieboekje, zulke dingetjes. Mijn moeder was de thuisblijver die de meeste moeite had met onze afwezigheid. Wat zou ik voor haar meenemen?
Ze had alles al. Kopjes, glazen, sjaals, onderzetters, toen we haar huis leegruimden bleek het nog meer te zijn dan we hadden ingeschat. Op de laatste dag van onze vakantie in Canada vond ik een toepasselijk souvenirtje: een notitieblokje met een boodschappenlijstje. ‘To the market’ stond erop. In die tijd deed ik al heel vaak boodschappen met mijn moeder bij Meintjes en wat ze nodig had stond altijd op een oude envelop van een rekening of een bankafschrift.
Ze was verrassend blij met het kleine notitieboekje. Inderdaad, zo’n boodschappenbriefje had ze nog niet. “Wat een goed idee ja. Wat stiet d’r eigenlijk op?” “Naar de markt.”
“Daor gao ‘k niet meer hen, maor die brieffies zal ik wel gebruuken”.
En warempel: ze gebruikte ze.
De laatste boodschappen (foto links) heeft ze niet meer gedaan.
Ze was toen al ziek; we belden de boodschappen toen door naar Meintjes, maar al gauw had ze niet zoveel meer nodig.
Toen mijn moeder overleed lag het notitieblokje nog in het mandje op de keukentafel.
Inmiddels ligt het op mijn aanrecht en gebruik ik het voor de ‘maandagse’ boodschappen.
Voor de donderdag heb ik een uitgebreidere, uitgeprinte lijst, met een een waslijst aan artikelen in de volgorde zoals ze in de winkel staan.
Op maandagmorgen ga ik dus ’to the market’.
Denk even aan mijn moeder.
En ook even aan Canada.