een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Alledag Pagina 52 van 262

21 januari: Marcel Hensema.

afbeelding: Avro/Tros

Gerard en ik volgen de 8-delige serie ‘de Stamhouder‘  op zondagavond op NPO 1.
We hebben inmiddels 3 delen gezien, morgen, zondag de 22e, komt deel 4.
Na twee delen van deze fantastische Nederlandse productie kwam ik er achter dat de serie gebaseerd is op het boek van Alexander Munninghof: het is zijn levensverhaal.
Het is dus echt gebeurd.
“Wat erg” dacht ik.
“Wat vreselijk voor dat kind…”
De serie drukt ons met de neus op de gruwelijkheden die in een oorlog ‘nou eenmaal gebeuren’.

Alle aspecten van het leven komen aan bod en we zien de mens op zijn best en op zijn slechtst.
Soms kan ik het niet aanzien.
Je ziet hoe het komt dat vader Frans zo’n onaangenaam mens geworden is.
Hoe gemakkelijk je foute keuzes kan maken.
Hoe je gemanipuleerd kan worden door je ouders en andere invloedrijke figuren in je omgeving.
En je ziet hoe een kind speelbal wordt tussen vader en moeder.

Eén van mijn favoriete acteurs is Marcel Hensema, in deze serie de oudere versie van vader Frans.
Hij verraste me ooit eens in de Nederlandse dramaserie ‘Wet en waan’ over het werk en privéleven van officier van justitie Herman Vlieger (Huub Stapel). Hensema speelde de psychiater Wessel van Ede die een relatie had met Vlieger. De serie speelde zich af in het Westen van het land. In één van de afleveringen zet Wessel de auto onder een viaduct en gaat met zijn zus bellen; wat volgde was een gesprek in het plat Gronings over Radio Noord, Winus van der Laon, een dikke taorte en een maauwhemd. Dikke lol. Ik moest onwillekeurig aan mijn eigen broer en mijzelf denken met onze liefde voor de onnozele ‘Dik-voor-mekaar’-humor uit de jaren ’70 . Die man komt uit Groningen, dacht ik, anders kun je nooit zo natuurlijk plat Gronings praten.
Is ook zo. Hij komt hij Hoogezand en inmiddels heeft hij al heel wat voorstellingen verzorgd over het gedachtengoed en de muzikale erfenis van Ede Staal.
Maar ik dwaal af.

In ‘de Stamhouder’ speelt Hensema een onsympathieke ex-SS’er, die op een begrafenis eind jaren ’60 nog gewoon met zijn kameraden foute liederen zingt.
Maar hij zet wel een mens neer. Door flashbacks zie je wat er in zijn leven is gebeurd.
Je ziet de angst.
Je ziet de teleurstelling bij weer een afwijzing.
Je ziet de bitterheid en je ziet het verdriet en de onmacht.
Wat ben je dan een fantastisch acteur, als je mij als kijker ‘mee laat lijden’ met iemand, waar iedereen in na-oorlogs Nederland op kotste.
Want wie deed het dan wel goed?
Die vader met al z’n geld, z’n dwingelandij en omkoperij?
Die moeder, die vooral dol was op haar luxe leventje?

Hoe vrij ben je in het maken van levenskeuze’s?
De serie houdt me aan de buis gekluisterd; ik ben steeds weer verrast als een deel is afgelopen.
Hè. Net zo spannend….

Reageren

20 januari: Kwetsbaar. Maar ook krachtig?

Voor woensdagavond de 18e had ik me opgegeven voor de avond ‘Kracht en kwetsbaarheid’ van onze PKN-gemeente.
Die avond werd verzorgd door Cor Keers; hij nam zijn boek ‘Geloven van wieg tot graf’  als uitgangspunt voor een onderling gesprek over kracht en kwetsbaarheid in het leven van zoveel mensen.
Eind 2021 had Cor ook al eens zo’n avond georganiseerd, (lees hier meer over die avond) maar het is een breed onderwerp en we waren nog lang niet uitgepraat.

Het werd een compleet andere avond.
We bogen ons over vier gespreksvragen, waarbij ons o.a. werd gevraagd om iets te vertellen over momenten van kwetsbaarheid in ons eigen leven.
Heftige verhalen kwamen in ons groepje aan de orde over psychoses, depressies, onveilige gezinssituaties en jeugdtrauma’s.
Bij zulke gesprekken zeg ik niet zo veel; ik voel me gezegend met het warme nest waar ik uit kom en mijn veilige jeugd, een breed netwerk om op terug te vallen en geen grote problemen op mentaal gebied. Niet dat er bij ons niks gebeurd is natuurlijk, maar in mijn beleving was dat minder ingrijpend.

Cor las tijdens zijn inleiding ook een klein gedeelte uit het verhaal van Job en stelde daarbij de vraag: ‘Denk je in je eigen leven wel eens dat je een proefpersoon bent? Dat hogere machten over jou beslissen?’
Daarbij moest ik denken aan de ‘Preek van de leek’ van Anne Doornbos*, die vertelde over zijn ouders die hun dochtertje moesten begraven.
“Zouden ze dat echt geloofd hebben toen? De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam van Heer zij geprezen?
Als je pasgeboren kind begraven wordt? God als veroorzaker van alles? De grote regelneef die beslist over leven en dood? 
Mensen als speelgoed in de handen van de almachtige, knikkers in een spelletje tussen de duivel en God?”
Het is interessant om te horen hoe we nu kijken naar het verhaal van Job; ik hoor bij zulke verhalen altijd mijn vaders stem: “De bijbel is geen geschiedenisboek, het is een geloofsboek, waar je levenslessen uit kunt leren. Het gaat niet om wat je allemaal overkomt, het gaat om hoe je er mee om gaat.”

De laatste vraag ging over personen die voor ons een voorbeeldfunctie vervullen.
Zoveel.
Je kent ze zelf vast ook wel: mensen die niet opgeven.
Die ondanks hun ziekte en/of verliezen die ze hebben geleden toch blijven deelnemen aan de maatschappij en niet in de slachtofferrol blijven hangen.
Die positiviteit uitstralen en die ondanks ‘rampen en slagen’ toch iets van hun leven proberen te maken.

Op dit blog komen niet alle facetten van de avond aan de orde, daarvoor was het te veelomvattend,
Wat heb ik geleerd woensdagavond?
Kijk niet alleen naar de buitenkant van iemands leven; het is niet altijd wat het lijkt.
En: durf je kwetsbaar op te stellen; dan straal je misschien wel meer kracht uit dan iemand die ‘het allemaal zelf wel redt’.

Cor besloot de avond met een gebed, waarin hij benoemde dat wij als navolgers van Jezus soms zijn als Judas en hem verraden voor een paar zilverlingen, of als Petrus en zonder blikken of blozen zeggen dat we hem niet kennen. Dat wij meer zullen zijn zoals Maria; daarbij hoorden we een mooie uitvoering van het Stabat Mater van Pergolesi.

* Hierbij een link naar het hele (Drentse) blog over de preek van de leek van Anne Doornbos.

Reageren

19 januari: Op tournee.

Begin december schreef ik het al: ik moet een staaroperatie ondergaan.
Volgens ‘kenners’  een fluitje van een cent, maar ik vind het spannend.
Omdat ik in 2018 een hartoperatie heb ondergaan en er al verscheidene stents in mijn aderen geplaatst zijn, moest ik voor een pré-operatief spreekuur naar Assen.
Tijdens de operatie, die onder plaatselijke verdoving plaats gaat vinden, zal er een anesthesist aanwezig zijn om mijn algemene lichamelijke toestand en in het bijzonder mijn hart in de gaten te houden. Voor mij een hele geruststelling; ik ben helemaal niet dapper als het om mijn hart gaat.

Voor het pré-operatief spreekuur moest ik ook een bloedonderzoek laten doen en een hartfilmpje laten maken.
Dat kon gelukkig allemaal op één dag, dus ik had een briefje met tijden en locatienummers waar ik me moest melden.
Om 13.30 u begon ‘de tournee’ met een verhelderend gesprek met de anesthesist.
Daarna moest ik naar de prikpoli waar ik om 14.15 uur een afspraak had, maar ik was veel te vroeg.
Ik kwam om 13.50 uur bij een lege wachtkamer en liep naar de balie.
“U moet eerst een nummertje trekken’.
Dat vind ik dan niet te geloven: er was verder niemand!
Ik mocht gelijk doorlopen.
Zucht.
In die wachtkamer kreeg ik trouwens gelijk weer visioenen van al die keren dat ik met mijn moeder in het ziekenhuis in Assen was; ettelijke keren zat ik met haar in die wachtkamer.
Er werden drie buisjes bloed afgenomen en toen mocht ik door naar de volgende afspraak bij de afdeling Cardiologie voor een ECG.
De afspraak stond gepland voor 14.45 uur, maar het was nog geen 14.00 uur.
“Ik meld u gewoon aan” zei een doortastende secretaresse, deze keer geen gemekker over nummertjes.
En weer zat ik in een bekende wachtkamer, want mijn moeder had in de laatste maanden veel last van hartritmestoornissen.
En wat was ze dan altijd nerveus.
Om 14.30 uur stond ik weer buiten.

Toen kon ik nog mooi even een ommetje maken, het was nog prachtig weer.
Ik liep links om het ziekenhuis heen en kwam op het terrein van de GGZ Drenthe.
Daarna kwam ik uit op de Beilerstraat en liep ik langs de Boshof, het revalidatiecentrum waar mijn moeder in 2017 herstelde tijdens haar ziekte.
Daarnaast stond een heel oud huis met 1789 er op en een mooie, landhuisachtige woning (zie afbeelding rechts).
Vast een oud landgoed, dat ging ik thuis opzoeken.
Het blijkt landgoed ‘de Eerste Steen’ te zijn, genoemd naar de eerste stenen mijlpaal die daar stond gerekend vanaf de Brink in Assen.
Het huisje uit 1789 was het boswachtershuisje dat bij het landgoed hoorde.
Meer weten? Hierbij een link naar een artikel op Wikipedia.

Toen ik weer in de auto zat, zat mijn hoofd vol herinneringen aan mijn moeder.
Aan het gereis met haar naar het ziekenhuis, maar ook aan de fijne momenten met een kop koffie en een stuk verse kruidkoek in het restaurant.
Op de terugweg over de Smilde nog even bij Bodenstaff langs en nog even langs Meintjes.
“O ja, en ik moet ok nog eem naor de slager…’
Sinds oktober 2017 hoeft het niet meer.

Reageren

18 januari: Dood vogeltje.

Gistermorgen zat ik in onze woonkeuken met een kop thee een sudoku te maken.
Achter mij hoorde ik een klein bonsje, alsof iemand iets liet vallen.
Ik keek achterom maar zag niemand bij ons achter het huis.
Iets bij de buren zeker.
Toen ik even later mijn schoenen aan deed om naar de winkel te gaan zag ik naast één van de buitenstoelen een dood vogeltje liggen.
Ach gossie.
Het was kennelijk met een rotgang tegen onze schuifpui aangevlogen en had de crash niet overleefd.
Wat moet je er mee?
Aan iemand anders geven is geen optie; iemand blij maken met een dood vogeltje is geen positief spreekwoord.

Uit de schuur haalde ik werkhandschoenen en een schop; ik ging het diertje begraven in de buurt van Frits.
Toen ik het oppakte verbaasde ik me over het gewicht, zo’n vogeltje weegt bijna niks.
Als mensen krijgen wij zo’n vogeltje nooit van dichtbij te zien.
Ik legde het beestje op zijn zij en maakte een foto.
Wat mooi eigenlijk.
Die zachte veertjes.
Pootjes opgetrokken.
Bekje dicht.
En wat een mooie kleuren.
Wat zou het voor vogeltje zijn… het is geen mus, maar ook geen koolmees.

Ik stuurde een foto naar Gerard die er met zijn collega’s al snel uit was.
Het was een putter.
Had ik nog nooit gezien!
Maar wat weet ik ook van vogels; ik zeg ‘roofvogel’ tegen buizerds, sperwers, valken en haviken.
Toen ik zocht op ‘putter’ kwam ik bij de website van de Vogelbescherming uit: hierbij een link.
Als je even naar beneden scrolt vind je foto’s, veel informatie én een video van een putter.
Op die website zag ik ook dat binnenkort weer de Nationale Tuinvogeltelling is, in het weekend van 27, 28 en 29 januari.
Hier lees je daar meer over.

Wij gaan ook weer meedoen.
Wij hebben vaak alleen maar merels, mussen en koolmezen en soms een roodborstje.
En dan héb je een keer een putter in je tuin………

Reageren

17 januari: Heb het er niet over.

Ja, het heeft heel veel geregend de laatste dagen.
Je kunt nergens binnenkomen of het gaat er over.
“Ha bah foj, wat ja ’n weer!”
“Ik bin toch zo flaauw van die regen aal….”
“Wat een sjompweer, hè?”

Ja.
De bovenstaande zinnen werden uitgesproken door mensen met een dak boven hun verwarmde huis en een auto ‘onder de kont’.
Bij dat geklaag over het weer moet ik vaak denken aan een collega van Gerard uit vroeger dagen.
Die was getrouwd met een man uit een Afrikaans land, die weigerde om over het weer te praten.
“Het weer IS” placht hij te zeggen.
“Je kunt er toch niks aan veranderen, dus accepteer het en wapen je tegen de weersomstandigheden.
Steek een paraplu op tegen de regen,  doe geen jas aan als het warm is of doe een muts op tegen de kou, maar heb het daar niet steeds over.”

Vanaf die tijd valt het me op hoe vaak het in onze gesprekken gaat over het weer.
En even zo vaak denk ik dan: “Hou toch op.”
Als je er niet aan mee wilt doen begin je gewoon over wat anders: “Hoe was je weekend?” en dan is het weer al gauw weer vergeten.
Tot de volgende collega binnenkomt.
“Gatver! Wat een rotweer vandaag…”
“Nou!” en daar gaan we weer.

Als het zoveel achter elkaar regent is mijn favoriete uitstapje naar het Lieverse Diepje.
Als je van Roden naar Lieveren fietst kom je na het Mensingebos over een klein riviertje.
Tenminste….het grootste deel van het jaar is het een klein riviertje; het kronkelt door het stroomdal tussen de dorpen Lieveren, Roden en Peize.
In de zomer stelt het niet zo veel voor, dan groeit het haast wat dicht met gras en riet.
Maar als er veel regen valt, zoals in de afgelopen periode, dan treedt het beekje buiten zijn oevers en ontstaan er ondiepe meren op de landerijen rondom.
Het gebied dient als waterberging, zonder dat de omgeving hier last van heeft.
Zondagmorgen na de kerkdienst fietsten Gerard en ik even een ‘rondje rivier’ en genoten van de aanblik van het wassende water.

Als je op de afbeeldingen klikt krijg je een grotere weergave.
Dan zie je hoe smal het riviertje anders is, want in het meer zie je de bomen en rietkragen, die normaal aan de oever staan.
De rietkragen op de voorgrond staan langs de kant van de weg.

Ieder jaar sta ik weer gefascineerd naast mijn fiets op het bruggetje over het riviertje.
Altijd weer een adembenemend schouwspel.

Reageren

16 januari: Blogbouwstenen (9) – Klein-motorische activiteiten.

Eind december scheurden we de laatste blaadjes af van de ‘Maarten!’-scheurkalender.
Op 20 december kwam er nog een schampere opmerking over handwerken.
Het blaadje had als titel ‘Klein-motorische activiteiten’ en als onderschrift:
“Haken, punniken, breien, – klein-motorische activiteiten hebben altijd iets lulligs.”

Op de achterkant werd ons nog toegevoegd: Op de kleuterschool moest ik matjes vlechten van papier. Ik had daar als kleuter al een ongelofelijke hekel aan. Het moest zogenaamd je motoriek verbeteren. Ik ben altijd een zorgvuldig, rustig iemand geweest, dus ik had helemaal geen motoriekoefeningen nodig.

Nou ja zeg.
Wat een arrogantie spreidt die man tentoon; ik voelde me natuurlijk gelijk aangesproken.
Wat ben ik dan altijd lullig bezig.
Even later vroeg ik me af: hoe zit het dan met grove en fijne motoriek?
Daarover is van alles te vinden op het onvolprezen internet.
Bij de ontwikkeling van een kind hebben we het over grove motoriek als het gaat om kruipen, staan en lopen.
Hierbij gaat het ook om bewegingen elkaar te laten opvolgen of bijvoorbeeld tegelijkertijd armen en benen te bewegen.
Het kind beweegt en daardoor leren de zintuigen met elkaar samen te werken; er worden verbindingen gemaakt in de hersenen.

En wat is dan fijne motoriek? Dat zijn de kleinere bewegingen zoals knutselen, tekenen en schrijven.
Deze vaardigheden worden later aangeleerd, want het vraagt om aandacht en concentratie. Het bespelen van een muziekinstrument helpt ook bij de ontwikkeling van fijne motorische vaardigheden. Bij alles wat je aanleert in je leven worden verbindingen gemaakt in de hersenen of het nu gaat om grove of fijne motoriek.

“…..altijd lullig bezig….”

Handwerken is dus maar een klein onderdeel van alle vaardigheden die een mens aan kan leren, er valt een scala aan activiteiten onder de noemer ‘klein-motorisch’.
Ieder mens moet een aantal van de klein-motorische activiteiten leren en of je al dan niet een rustig en zorgvuldig iemand bent heeft er helemaal niets mee te maken; het gaat je hooguit wat gemakkelijker af omdat je je aandacht er goed bij kunt houden.

Dit uitgezocht hebbende kijk ik met heel andere ogen naar de opmerkingen van Maarten in de bovenste alinea.

Hoezo lullig.
Wat een onzin.
En dat voor een professor.
In dit verband zou ik graag Wim Kan citeren die vond dat de Paus niets mocht vinden van geboortebeperking en al dan niet sex voor het huwelijk.
“Als je de sport niet beoefent, moet je je ook niet met de spelregels bemoeien.”

Reageren

15 januari: Ooggetuigen.

Heb je ooit een hol vat horen praten?
Vanmorgen in de PKN-viering nam zo’n vat het woord bij monde van voorganger Sijbrand van Dijk.
Hij vertelde hoe het was om watervat te zijn op een bruiloft in Kana.
Onopvallend stond het vat in een hoek met vijf collega’s en niemand zag hen staan.
Maar één man uit Nazareth had opdracht gegeven om hem tot de rand met water te vullen en daarna bleek het geen water maar wijn te zijn.
Een glorieuze dag voor het onbeduidende watervat.

We hoorden nog meer ooggetuigen die op de bruiloft waren geweest.
Maria, de moeder van Jezus, die niet precies wist wat haar zoon ging doen.
Ze vertelde (in de persoon van Tineke Braspenning) dat ze in haar leven al bijzondere dingen met hem had meegemaakt.
Toen ze hem gezegd had dat de wijn op was had hij haar min of meer terecht gezet en gezegd dat zijn tijd nog niet gekomen was.
Op die toon had hij ook op 12-jarige leeftijd tegen haar gesproken toen hij in de tempel was gebleven en zij als ouders al aan de terugreis waren begonnen.

Verder was er de ‘belangrijk-doenerige’ ceremoniemeester, dominee Walter Meijles, die zich vooral druk maakte over het feit dat HIJ niet was betrokken bij het regelen van die nieuwe wijn.
Die steeds maar riep dat áls er iets mis ging op de bruiloft, dat HIJ er dan op werd aangesproken.
Aan het eind van zijn relaas moest hij ook wel toegeven dat HIJ niet voor de goede wijn had gezorgd, maar hij nam ondertussen wel de complimenten daarvoor in ontvangst.

En tenslotte vertelde Nathanaël zijn verhaal (uitgesproken door Geertje van der Meer).
Dat hij een leerling was geworden van een  leraar van een geheel nieuwe beweging en hoe spannend dat was.
En dat dit de eerste keer was dat hij iemand zo’n bijzonder teken had zien doen.

Vier ooggetuigen, die onder de noemer ‘meditatief commentaar’  allemaal een facet van het overbekende bijbelverhaal belichtten dat op deze Kana-zondag centraal stond.
Een verhaal als het leven zelf: soms is de wijn op, soms lopen andere mensen ontzettend in de weg, soms knappen we enorm op als iemand ons waardeert om wie we zijn en soms heb je even een duwtje in de rug nodig. Een verhaal dat ons ieder jaar weer zegt, dat we geen water in wijn hoeven te veranderen, maar dat we alleen maar hoeven te zorgen voor water in de vaten.

Een feestelijk moment vanmorgen was de bevestiging in het ambt van Tineke Braspenning als ‘opbouwwerker middengeneratie’.
De voorzitter van de kerkenraad haalde in zijn toespraak nog de preek van vorige week aan over de wijzen.
Hij besloot zijn welkomstwoord aan Tineke met deze woorden:
“Geertje, Sybrand, Walter en jij Tineke: dat jullie een goede tijd mogen hebben samen.
Pak je kamelen en ga op reis en gemeente: laten wij volgen.
Dat God met ons zal zijn.”
Toen iedereen Tineke een hand had gegeven om haar te feliciteren met haar nieuwe taak in onze gemeente vroeg ze aan de koster:  “Waar staan die kamelen eigenlijk…?”

Als je op mijn website ’terugbladert’ vind je meerdere blogs die over deze zondag gaan.
Hieronder een linkoverzicht.
Daar vind je ook  de blogs uit de twee coronajaren.
Bijzonder om te lezen wat het toen met me deed; in het blog van 2021 bijvoorbeeld schreef ik alle frustratie van me af.

2022 >>> Bevoorrecht

2021 >>>  Wijsheid, rust en hoop

2018 >>>  Niet helemaal bij de les. Helemaal niet eigenlijk.

2017>>  Bruiloftsgasten.

2015 >>>  Water & wijn.

Reageren

12 januari: Niet bij stem.

Dinsdagavond op de eerste cantorij-repetitie na de kerstvakantie kwam ik er achter dat mijn stem nog niet weer helemaal in orde is na corona; het zingen ging maar matig.
En naar gelang de avond vorderde nam het volume ook behoorlijk af: een noot op één hoogte uitzingen was al een hele opgave.
Daar maak ik me best zorgen om: zingen was altijd iets vanzelfsprekends waar ik erg van genoot; nu kost het me moeite en het klinkt ook niet zo als anders…… zou het wel weer goed komen?
Het heeft geen zin om hier lang in te blijven hangen: gewoon maar weer proberen.

We begonnen de repetitie dinsdagavond met een mail van één van onze bassen.
Hij had nare uitslagen gekregen na onderzoeken in het ziekenhuis en gaf aan vooreerst niet met ons te zullen meezingen.
Hij wordt erg gemist op de achterste rij en beslist niet alleen om zijn mooie, lage stem; ik schreef al eens vaker dat de cantorij veel meer is dan een groep zingende mensen.
Eén van de tenoren gaf aan dat hij zolang wel bas wilde zingen, dat komt de stemverdeling van het koor wel ten goede.
Toen hij dinsdagavond bij ons op de achterste rij ging zitten was er ook gelijk weer goedmoedig, onderling geplaag en gebruikten de tenoren termen als ‘overloper’ en ‘deserteur’.

Ook al is mijn stem dan nog niet weer optimaal: het samen zingen was weer fijn.
Alhoewel: één lied vond ik niet om door te komen. Het heet ‘Elke dag, alle dagen’.
De titel doet me denken aan het liedje “Alle dagen, alle dagen, zijn we vrolijk en dan maken we muziek, muziek, muziek!” uit de kinderserie Pippi Langkous.
Maar ‘alle dagen’ in de titel is dan ook de enige overeenkomst.
We zingen het 1-stemmig en het is lang en saai; ik zing liever de Pippi Langkous-versie.
Maar dat gaat natuurlijk niet gebeuren: als je bij een koor zit zing je af en toe ook dingen die je niet leuk vindt, dat hoort er bij.
Het past kennelijk goed bij de viering waarin we zingen begin februari.

Er was ook nog een lied waarbij een gender-discussie ontstond.
Op de cantorij; echt waar.
Leve de mens, hij is het beeld…’ en dan nog een paar zinnen met ‘hij’.
Een sopraan op de eerste rij vond dat we niet alleen ‘hij’, maar ook ‘zij’ moesten zingen; de mens is immers niet alleen maar hij.
We gingen het uitproberen met ‘zij’.
Daarna zei Karel: “Ik hoorde mensen ‘zij’ zingen, ook hoorde ik mensen ‘hij’ zingen en sommigen zongen ‘hij o nee zij'”.
De tenor die in de voorbereidingscommissie van de viering zit zou dit discussiepunt mee terug nemen naar de commissie.
“Kijken wat het sanhedrin er van vindt..’ smiespelde een bas.

Even ontstond er bijna muiterij, toen we om half negen nog TWEE EN EEN HALVE MINUUT doorzongen.
Dat kan eigenlijk niet, want om 20.30 uur is het namelijk koffiepauze en niet om 20.32 uur.
Ordnung muss sein.
Wat weer een fijne cantorij-avond: een goed begin van het nieuwe jaar!

Reageren

10 januari: Nederlands, maar dan anders. (26)

Voor deze serie zocht ik even terug wanneer nr. 25 was gepubliceerd: september!
Dat is drie en een halve maand geleden; lang ja.
Ik hoorde zelf niet veel, maar kreeg ook niet veel toegestuurd, maar nu is er dan toch weer genoeg voor een blog.

Een politieman vertelt over de dreiging en de agressie bij rellen.
Het is goed om het daar later nog eens over te hebben: ” Dan kan je altijd je eitje kwijt raken bij een collega….”

Dochter had in een podcast gehoord dat de iemand de strijd had opgegeven.
“Hij gooide de sok in de ring….”
Een student in haar omgeving wilde nog iets zeggen over de kerk.
“De kerk kreeg op een gegeven moment gewoon een te grote paplepel in de …eeeh….pap!

In Groningen wordt jaarlijks het ‘Noorderzon’ festival gehouden.
Dat heeft kennelijk ook gevolgen voor het bekende spreekwoord, want iemand in Carlijn’s omgeving was vertrokken als de noorderzon.

Niet echt een verspreking, maar wel leuk op taalgebied: app-contact in de gezinsapp .
Dochter appt:
*Zoals het ging
ging het goed
en als je dat weet vast te houden
dan blijft het waarschijnlijk goed gaan.”
Niemand snapt het.
Er worden vraagtekens verstuurd.
Dan komt de uitleg: ‘Hoe meer pauze voetbalverslaggevers tussen hun zinnen laten, hoe meer onzin ze kunnen uitkramen”.
Het mag duidelijk zijn: deze conversatie werd gevoerd begin december tijdens het WK in Quatar.

Bea stuurde deze:
Er was een sterfgeval in een familie geweest en de broer van de overledene had het er heel druk mee, hij had er stress van.
Een familielid zei daarover ‘dat het water hem over de schoenen liep’.

In ons gezin zijn we niet zo van ‘Love & Bless’-bordjes en andere zoete teksten in huis.
Op zijn verjaardag kreeg een schoonzoon in de gezinsapp een plaatje met hartjes.
‘Lif lef lof enzo.”
Iedereen begrijpt dat.
Frea en Jon hadden tijdens het behangen van een kamer een nieuwe spreuk voor op zo’n  ‘In dit huis….’-bord bedacht: “In dit huis BEHANGEN we NIET over de PLINTEN heen!”

In de periode rond Oud&Nieuw hoorde ik in een nieuwsitem over het vuurwerkverbod dat in sommige steden totaal werd genegeerd: “Er wordt zich niet gehouden aan het vuurwerkverbod. De politie moet iets doen om dit tij te breken.”
De weerman in het journaal van 3 januari vertelde over een lage drukgebied dat er aan kwam: ‘Dan weten we een beetje hoe de vlag er voor staat…”

Op Radio 5 vertelde iemand dat de muziek van Elvis Presley in de jaren ’50 helemaal niet gewaardeerd werd in het begin.
De muziek was ’te zwart’, het werd ‘duivelse muziek’ genoemd en hij bewoog intensief met z’n heupen; de witte Amerikaanse maatschappij stelde dat destijds niet op prijs.
De studiogast zei: “Het had weinig gescheeld of ze hadden hem de kop ingedrukt…”

Een ‘Slimste Mens’-kandidaat wilde vertellen dat de Finse premier in opspraak was geraakt.
“Het was niet de eerste keer dat ze in ophef raakte.”

De laatste is er eentje van mezelf.
In een telefoongesprek zei ik tegen een cliënt: “Mijn collega zal volgende week contact met u opzoeken.”

Ook iets grappigs gehoord op taalgebied?
Laat het mij even weten.
Klik hier voor het blog Nederlands maar dan anders deel 25, van daaruit kun je doorlinken naar voorgaande blogs in deze serie.

Reageren

9 januari: Jans en Iepie.

Hoogersmilde

Zaterdag schreef ik er al over: die avond ontvingen we onze vriendenclub.
Mijn verjaardag werd nog gevierd én we klonken met elkaar op het nieuwe jaar.
En ook al woont er niemand van ons meer in Hoogersmilde, het gaat er nog altijd wel even over.
Nu vertelde iemand dat Jans Meintjes was overleden.

Jans en Iepie waren de eigenaar van  de kleine buurtsuper in Hoogersmilde; vroeger de VIVO, nu een COOP.
Tegenwoordig runnen hun dochter Yvonne en haar man de zaak.
Jans was geknipt voor het vak van dorpskruidenier.
Hij maakte gemakkelijk een praatje, had een zonnig humeur en had een groot hart.
In mijn jeugd ontfermde hij zich over Lex, een jongen met het syndroom van Down.
Hij werd ‘hoofd lege flessen’ in het magazijn van Jans en had op die manier een taak in de samenleving.
Legendarisch is het verhaal van een zuinige klant die voor het Sint Maartenfeest een traktatie voor de kinderen zocht ‘waar ze goed van kon delen’.
Jans bedacht zich niet en zei: “Dan moe’j een pak hagelslag nemen, vrouw Hummel.”
Toen onze Frea werd geboren kwamen ze een rompertje brengen mét de felicitaties en een kaartje en toen mijn moeder ziek werd brachten ze de boodschappen bij haar thuis.
Jans was al in de negentig; voor mij blijft hij altijd op mijn netvlies staan als de vijftiger die op een druilerige dag in juni in de deuropening stond en met een twinkeling in zijn ogen zei: ’t Is deui…..” (het dooit).
Er ontstond nog even zo’n heerlijke discussie over waar ze woonden.
“In ’t bos toch argens?”
“Nee man, al lang niet meer, ze woont…..”etc. etc.

En verder was het weer als vanouds.
Bijpraten over de kerstdagen, de kinderen, begraven of cremeren, Claudia de Breij, dominees en kerkelijk werkers en Weihnachtsmarkten in Duitsland,  om maar een paar onderwerpen te noemen.
En er was nog een daverend misverstand over varkenshaas-saté van eigen koeien, maar dat blijft op dit blog onbesproken.
Maar denk niet dat het wordt vergeten; tot in lengte van dagen zal dit worden gememoreerd.

Aan het eind van de avond legden we de agenda’s naast elkaar voor onze bijeenkomsten van het komende half jaar.
Dat wil zeggen: twee mensen hebben nog een papieren agenda en worden meewarig bekeken door de rest die op hun telefoon zit te koekeloeren.
Voor de maand juni vonden we geen datum waarop we elkaar konden zien, er waren nog te veel onzekerheden over feestjes en verjaardagen in het verschiet.
Sommigen van ons hebben het zo druk dat ze drie feestjes op één datum hebben.
We kijken over een maand even weer.
Dan krijgen we het vast ook nog wel even weer over Hoogersmilde; altijd fijn om in gezamenlijkheid terug te kijken op een tijd die je samen zo intens hebt beleefd.

Reageren

Pagina 52 van 262

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén