De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

19 mei: Een hemmel meinse.

“Mien moe, hè, dat was toch zu’n hemmel meinse!”
Dit is een tekst van Roel Reijntjes, ooit uutspreuken in een column op de radio.
Dat is Nedersaksisch veur: de moeder van Roel was barre schoon en netties.
Een opgeruumd huus en altied an ’t boenen en poetsen.

Mien moe was ok zu’n meinse.
Dat haar ze leerd van heur moe, vrouw Boelen.
In Emmerkepas, waor mien moe opgruide, stun mien oma bekend as ‘zo schoon as sukker’.
“Bij vrouw Boelen ku’j van de vloer eten” haar de bakker ooit ies zegt en daor was oma trots op.
De dochters (mien moe en heur vier zusters) deuden heur uuterste best um de goede naam van oma op het gebied van het huusholden hoog te holden. A’j ‘een Boelentje‘ bint dan he’j de boel der altied nuver  bijliggen en dan vin ie der ok wat van as een aander dat niet hef.

Ik ben niet zu’n meinse.
Waarschijnlijk heb ik de mieste genen van de kaante van mien va. Oma Vrieswijk deu heur huusholden netuurlijk wel, maor zat ok graag te handwarken. Was ze an ’t stofzoegen en kwam der vollek, dan was ze bliede dat ze het ding an de kaante kun zetten: “Gezellig ja! Kom der in. Ik zet thee.”
Mien moe hef het mij wel leerd, heur.
As klein wichie mus ik al de plinten ofstoffen en theedoeken strieken.
Maor oma Vrieswijk leerde mij haoken, borduren en breien en dat vun ik veul aangenamer as huusholdelijke klussen.
“Het zit der gewoon niet in.”
Dat zee mien moe over mij. Ik was gien Boelentje en ze haar geliek.

Toen Gerard en ik trouwden zag ze het dan ok somber in.
Maor het kwam netuurlijk wel goed; dat ik niet van het huusholden hol, wil niet zeggen da ‘k het niet doe.
Allent niet zo vake as mien moe.
Niet alle weken de ramen wassen.
Niet alle dagen stoffen, zoegen en vegen.
En nee, bij mij moe’j niet van de vloer eten, maor ik doe de dinge die neudig bint met regelmaot en verder bin ik mening da’j in een huus best mucht zien dat der leefd wordt.

Veurige weke deuden Gerard en ik de ramen rondom het huus.
Gerard begunt dan, giet met de waterslange rond en nemp ok geliek ‘boven’ eem met en ik gao der achteran met een emmer, een spons en een trekkertie. Wij können wel zien waor we bleven waren. Ik zee tegen Gerard: “Mien moe zul zeggen: “De jirre leup der of!”

Mien moe is der al lange niet meer, in 2017 kwam ze uut de tied.
Ze komp niet meer met heur Boelentjes-ogen bij oons in huus.
Ogen die speurend deur mien kaomer gaot en een spinnekop ziet.
Die in mien keukenkassies kiekt en rommel ontdekt.
Die ziet dat de raomen neudig wast moet worden.
Het gef ok een soort rust; an die Boelentjes-standaard kön ik nooit voldoen.
Nou is het gevuul van ‘op het gebied van huusholden tekörtschieten’ ok weg.

Reageren

18 mei: Dat gaat naar Den Bosch toe (7) – Stadswandeling voor provincialen.

Een weekendje oude stad.
Als je van geschiedenis houdt kun je er in Den Bosch wel in verdrinken.
En als je wilt kun je naar meerdere musea, een stadwandeling met gids plannen, je in de hop-on-hop-off-bus laten bijpraten door historisch onderlegde vrijwilligers, een rondleiding krijgen door de Sint Jans kathedraal en een historische boottocht maken.
Dat zou allemaal kunnen.
Goed idee, hebben we niet gedaan.

De gerestaureerde waterpoort

De boottocht over de Binnendieze vrijdagavond was het enige waar een gids bij was, voor het overige hebben we de stad op eigen houtje verkend. In ons eigen tempo, aan de hand van de stadswandeling die werd beschreven in de folder ‘Dagje ’s Hertogenbosch, een wandeling van A naar Z’; een route van 4.2 kilometer, waar we de hele dag over gedaan hebben.
Als er geen gids met je meeloopt, moet je zelf de weg vinden: soms met Google Maps, speurend naar de goede route, turend op het stadsplattegrondje en soms een beetje van de route afwijkend.

de kloostertuin

Maar zonder gids ben je ook vrijer: nu glipten we bijvoorbeeld de kloostertuin van stadspark Mariënburg binnen en bekeken wat bijzondere bomen/struiken die daar stonden. Wat wij niet wisten: die tuin hoorde bij een instelling waarvan de bewoners zich zonder toezicht niet buiten de hekken mochten begeven. Toen we er weer uit wilden stonden wij omstandig aan het hek te rammelen; gelukkig liep er een medewerker te telefoneren die ons zag staan: “Ik zal u er wel even uitlaten……”

Voelden wij ons toen al wat opgelaten, even later waren we toch écht wel provinciaaltjes in de grote stad.
Toen we uit de Sint Jan kwamen hadden we dorst.
“Ik haal even een flesje cola bij dat kioskje daar” zei Gerard.
Even later kwam hij weer aanlopen, maar zonder flesjes.
“Ik vroeg of ze cola hadden, toen moest ik mijn ID laten zien” vertelde hij.
“Voor een beetje drinken?” was zijn vraag geweest, maar toen bleek dat het een coffee-shop was.
🙂

Wát een sfeertje trouwens in die stad dat weekend.
Op zaterdag is er altijd markt in de binnenstad en er waren horden mensen op de been.
De grote winkelstraat, de Hinthamerstraat waar ook de Sint Jan aan ligt, is voor een groot gedeelte autoluw, maar dat betekent niet dat je niet uit hoeft te kijken. Met met ogen op de stadsplattegrond zat ik bijna onder zo’n hippe bakfiets. En de e-bikes, fat-bikes en scooters komen met een behoorlijke snelheid voorbij, je moet echt wel uitkijken waar je loopt.
Ook na 18.00 uur was het erg rumoerig in de stad: overvolle terrassen vol kakelende, lachende en proostende mensen.

Dit is het laatste deel van de blogserie over Den Bosch.
Deze twee noordelingen hebben zich een weekend ondergedompeld in zuidelijke sferen en hebben zich prima vermaakt.
Maar zondagmiddag, op de terugweg, streken we neer op het terras aan het meer bij Casa Grada in Westerbork; dat was niet verhuurd.
Zon (24 graden!), een luie stoel en een goed boek.
Oost (lees zuid) west, thuis  (lees Drenthe) best.

Benieuwd naar onze andere avonturen in ’s Hertogenbosch?
Hierbij een link naar deel 1, onderaan dat blog vind je een overzicht.

Reageren

17 mei: Groningen, zooals het vroeger was (3)

Vandaag weer een blog in de serie over de geschiedenis van de stad Groningen; deze keer gaat het over de gebouwen op de Groote Markt, het plein waar de Martinitoren aan staat.
In het boekje van de vader van Essina vond ik twee afbeeldingen met een blik op Groningen, maar het ene beeld was uit de 18e eeuw en het andere uit de 19e eeuw. Op de eerste afbeelding zien we de de Groote Markt met de Martinitoren, het Rechthuis en het Raad- en Wijnhuis.
Op de tweede zien we dezelfde Groote Markt, maar nu staat er in plaats van het Rechthuis het nieuwe Stadhuis, zoals we dat anno 2023 nog steeds kennen.

Dat middeleeuwse raad- en wijnhuis heeft er gestaan tot 1775. (afbeelding links; klik op de afbeeldingen voor een vergroting).
Het raadhuis (in eerste instantie een steenhuis) was in de veertiende eeuw gebouwd  en honderd jaar later werd het wijnhuis aan de oostkant naast dat raadhuis gebouwd.
In 1625 kwam er een mooi bordes en er kwam ook een galerij tussen het raad- en het wijnhuis, waar stadsmuzikanten mochten spelen.

Aan het eind van de 18e eeuw was het raad- en wijnhuis te bouwvallig geworden; men sloopte het in 1775.
Het is haast niet te geloven, maar er werd een prijsvraag uitgeschreven: wie ontwerpt het nieuwe raadhuis?
De wedstrijd werd gewonnen door de heer Husly uit Amsterdam.
Maar het schoot niet erg op: in 1792 was het geld op, zodat pas aan het begin van de 19e eeuw de bouw van het nieuwe raadhuis kon worden voortgezet. In 1810 was het klaar, (zie afbeelding rechts)  maar toen was ontwerper Husley al overleden.
Tot het midden van de vorige eeuw deed het gebouw dienst als stadhuis/gemeentesecretarie.
Maar de stad Groningen groeide gestaag en het gebouw werd te klein; toch duurde het nog tot 1957 voordat men het in de gemeenteraad eens was over hoe de uitbreiding vorm zou krijgen. Er kwam een nieuw gebouw dat met een luchtbrug werd verbonden met het oude stadhuis, maar dat voldeed niet. Het werd in 1990 al weer afgebroken en kreeg Groningen een nieuw stadshart.

De gemeente Groningen zit nu in een gebouw aan de Kreupelstraat, naast de oude Martinikerk.
Nog midden in de binnenstad; lijkt me best een gedoe met parkeren enzo, maar er zijn elders in de stad  ‘loketten’ waar je als burger terecht kunt.

Wil je meer weten over het stadhuis op de Grote Markt?
Hierbij een link naar de website ‘de Geschiedenisbibliotheek van Groningen‘ naar een interessant artikel hierover.

Benieuwd naar de vorige delen in deze serie?

In augustus 2023 begon ik met een nieuwe serie over de stad Groningen, naar aanleiding van een boekje met oude lichtdrukken dat ik kreeg van Joop en Essina.
Deel 1: ‘Gezicht op Groningen vanaf de westzijde
Deel 2: ‘De geschiedenis van de A-Poort.’

Reageren

16 mei: Ieberenplas

Op de fiets de omgeving van Westerbork verkennen doen we graag.
In Casa Grada lag een foldertje dat Duitse gasten hadden achtergelaten: daar zat een kaartje in met fietsknooppunten.
We stippelden een route uit waarbij we door Schoonloo en Elp kwamen.
Met prachtig zomerweer met temperaturen ruim boven de 20 graden fietsen we door de Drentse bossen.
Voordat we in Schoonloo waren fietsten we langs een klein meertje midden in het bos.
“Hier wil ik wel even van de fiets af!” riep ik en even later zaten we met ons blikje drinken te genieten van de zomerse sferen rondom de Ieberenplas.

We hadden onze dochters er wel eens over gehoord; zij doen jaarlijks mee aan ‘Buitenkunst‘ op het Uteringskamp van Staatsbosbeheer (meer info? zie >>>) bij Elp en gaan daar dan wel eens zwemmen.
“Wat zou dit zijn? Een overblijfsel van zandwinning voor een snelweg?”

Foto: Staatsbosbeheer

Het informatiebord gaf maar weinig informatie, maar op internet vond ik wat ik wilde weten over het meertje.
Het ligt in de boswachterij Grolloo tussen de dorpen Schoonloo en Elp. Sinds de jaren ’60 wordt het al gebruikt als zwemvijver/recreatieplas; er is een zandstrandje en het meer is niet meer dan 2 meter diep. Je kunt er picknicken, er zijn wc’s en in de zomer is er een kioskje met een terras voor ijsjes, drinken en versnaperingen.
Het beheer van het meertje is in handen van Staatbosbeheer. Om de waterkwaliteit te garanderen wordt de plas één keer in de twee jaar leeggepompt. Leuk detail: op de bodem ligt meestal geen afval van recreanten, maar wel dode takken en naalden van bomen.

Maar waarom heet het Ieberenplas? Heeft het iets met beren te maken?
Nee.
‘Iebeern’ is de Drentse naam van de kraaiheide.
De naam is een verbastering van hietberen: (hiet = heide en beren = bes).
Heidebessen dus.

Wat mooi was het daar.
Op ons plekje in de schaduw aan de rand van het meer genoten we van de aanblik van spelende kindjes en waakzame papa’s en mama’s.
Daar kan ik wel uren naar kijken.
Gerard niet, die wordt dan altijd wat onrustig.
Is flauw dat hij geen zwembroek bij zich heeft, wandelt eens naar het water en als het drinken op is dan wordt de fiets weer van het slot gehaald.
“Zullen we weer?”
Op naar Schoonloo en Elp.

Reageren

15 mei: Zondagsrust.

De zondag was vroeger bij ons thuis een bijzondere dag.
Mijn vader zei daarover: “De zondag is een rustdag. Dat hoort een fijne dag te zijn, waarop je mag uitrusten van de drukte van de week daarvoor.”’
Daar hoorde zijn inziens in de ochtend een kerkdienst bij, maar voor de rest was het een gezinsdag.
Wij mochten van alles wel wat hij zelf vroeger op zondag absoluut niet mocht: fietsen, zwemmen, schaatsen en iets kopen.

Zondag was de dag van spelletjes doen (scrabble, klaverjassen, sjoelen, monopoly), puzzelen, lezen, wandelen, fietsen, maar ook de dag van familiebezoek.
Gezellig, want die familie had ook kinderen; we speelden samen en kregen een glaasje fris en een bakje chips.
Mijn moeder, die anders vaak druk was met huishoudelijke klussen en de tuin, had op zondag ook een rustdag.
Een groot deel van de Nederlandse bevolking hield de zondagsrust in ere, mede omdat de maatschappij daarop ingericht was.
Op zondag kon je vroeger niet naar de winkel, want die was niet open, ook in de steden niet.

Wat is er wat dat betreft veel veranderd.
Veel mensen hebben wel verschil tussen werkdagen en vrije dagen, maar de zondag heeft daarin haar bijzondere positie verloren.
We wonen en werken in een 24-uurs economie en de zondag is een tweede zaterdag geworden.
In mijn eigen leven probeer ik de zondag in ere te houden.
In Genesis 2 lezen we dat God hemel en aarde schept in zes dagen en de 7e dag neemt God voor zichzelf. Hij heiligt die dag, oftewel Hij wijdt die dag aan zichzelf; hij geniet van zijn schepping.

We moeten de hele week al zo veel.
Werken, huishouden, sociale verplichtingen.
Zondag is voor mij ‘geniet-dag’; daar hoort in mijn beleving ook een kerkdienst bij voor bezinning en meditatie.
En verder Ruhe im Zelt.
Meestal eten we soep met een broodje en een bakje met een restje van iets uit de diepvries.
Geen huishoudelijke klussen, maar borduren, podcast luisteren, stukje fietsen of wandelen.
En ’s avonds een spelletje aan de keukentafel, afgesloten met een afzakkertje en een ‘vooruitblik op de week’.
Wat staat er in onze agenda’s?
Wat moeten we doen aan voorbereidingen?
Wat gaan we eten?

Maandagmorgen gaat om 06.25 uur de wekker.
Na zo’n geniet-dag kun je er weer helemaal tegen.

Reageren

14 mei: Net als bij de eendjes.

Hemelvaartsdag is al meer dan 40 jaar vriendendag.
Maar dit jaar was dat ook de verjaardag van Nelly, die zei: “Dan wil ik mijn verjaardag graag met mijn gezin en familie vieren. Kunnen we iets anders verzinnen voor de vriendendag?”
Zeker. Dit jaar waren wij aan de beurt om de vriendendag te organiseren en wij hadden Casa Grada het hele hemelvaartsweekend voor onszelf geblokt; we nodigden hen uit voor ’24 uur in Westerbork’.
Toen de drie stellen zaterdagmiddag arriveerden liepen ze met hun bagage naar boven om een kamer in gebruik te nemen.
“Voelt net als vroeger met het kampeerweekend!” merkte iemand op.

Dit jaar is het 44 jaar geleden dat we de eerste vriendendag beleefden; ieder jaar is het weer een feestje.
We troffen het ontzettend met het weer: we hebben amper binnen gezeten.
Van de 24 uur zaten we er 3 bij Restaurant ‘de Ar’ in Westerbork.
Het probleem ‘Wat doen we met het songfestival’ (lees: wie wil dat zien, wie niet en wat doen we dan) was opgelost voor we het ter discussie konden stellen. Joost mocht niet meedoen en wij keken niet.
We zaten rond middernacht met z’n zessen op het terras aan het water; twee dames waren toen al niet meer wakker.
Gerard had die middag nog een streng zonne-energielampionnetjes opgehaald uit Beilen want dat vind ik altijd zo leuk.
Johan vond dat helemaal niet bij ons passen. “Ik vind het zo camping-achtig.”
Maar we hoefden van Johan geen toestemming te vragen, dus de lampionnetjes blijven hangen.
We deden kaarsjes aan en wachtten geduldig op het noorderlicht, dat zich niet aan ons liet zien.
Jan dacht een foto gemaakt te hebben waar het op te zien was, maar dat waren de sterke straatlantarens achter ons huis.
(zien Instagram voor die foto)

Zondagmorgen druppelde het terras langzaam vol: de laatste rolde om rond half elf uit bed.
Tijdens de brunch was het een drukte van belang. Met z’n achten aan de lange tafel in de woonkeuken moet er van alles van links naar rechts worden doorgegeven, voorzien van een scala aan op- en aanmerkingen.

Zondagmiddag wilde ik wel een spelletje doen.
Waar bij ons gezin en in de familie Waninge de kaarten al op tafel liggen bij zo’n vraag bleef het onder vrienden even stil.
“Ik ben blij dat ik even niks hoef.”
“Pokeren? Niks voor mij.”
“Laat mij maar even.”
“Klaverjassen….? O, dat heb ik al zo lang niet meer gedaan…”
Alsof je dat ooit verleert.
Lang verhaal kort: ook deze keer bleef ‘Monopoly Assen’ in de doos en ik ging blijmoedig verder met mijn haakwerkje.

“Zie je wel? Bij eendjes zwemt het mannetje ook voorop, het vrouwtje volgt gedwee” merkte één van de mannen op.
Tien seconden later zwom het vrouwtje voorop.
“HA! KIJK!” riep Sinet “Zie je wel? Het mannetje denkt dat ie de leiding heeft, maar het vrouwtje neemt het over!”

24 uur met vrienden.
Dan heb je helemaal geen spelletjes nodig.

Ken je die mop van dat stel vrienden dat op zondag 12 mei om 19.00 uur met een luchtballon zouden opstijgen?
Ze gingen niet.
Voor de vierde keer al niet.

Reageren

13 mei: Dat is zeker joen dochter.

Op Hemelvaartdag stond ik ’s morgens om 10.15 u op de parkeerplaats van vakantiepark ‘het Timmerholt’.
Wij waren het hemelvaartsweekend in Casa Grada en hadden tante Trijn uitgenodigd voor een dagje Westerbork.
Ze werd met een taxi gebracht en ze had rond 10 uur laten weten dat ze in aantocht was.
Toen ze uitstapte en mij begroette zei haar medepassagier achter haar: “Dat is zeker joen dochter.”
“Bijna” was tante’s antwoord.
Voor ons was de opmerking van die mevrouw een compliment.
Want ik ben dan niet haar dochter, je kunt goed zien dat we familie zijn en we houden veel van elkaar.

1962

Het deed ons denken aan mijn kindertijd, toen tante Trijn wel eens met mij ging reizen in de bus of de trein.
Wij schelen 15 jaar, toen dus ik 3 was, was zij achttien.
‘De mensen’ vonden toen nog overal wat van, dus zo’n jong meisje met een kind, dat was niet zoals het hoorde.
“Ik was altijd blij als jij tante Trijnie tegen mij zei, dan was tenminste duidelijk dat ik niet jouw moeder was” zei ze daar later over.

We hadden een heerlijke dag met z’n drieën. Alle tijd om uitgebreid bij te praten over van alles en nog wat, een hapje en een drankje op zijn tijd en lekker weer. Na het eten (lekker buiten grillen) brachten we haar weer naar Klazienaveen, maar we maakten een omweg over Erica.
Daar waren we uitgenodigd door Martijn om zijn vernieuwde bedrijf te komen bekijken.
Martijn is voor tante Trijn haar derde zoon, maar er is geen bloedband.
Hij is vriend van de familie, bevriend met mijn neven Paul en Adriaan en bonus-zoon van ome Wim en tante Trijn.
Martijn heeft een bouwbedrijf* en had een nieuw kantoor gerealiseerd, dat wilde hij graag laten zien.
Gerard heeft natuurlijk ook een achtergrond in de bouw en was zeer geïnteresseerd.
Wát leuk, even zo’n kijkje achter de schermen.

Een bonus-zoon en een bijna-dochter met drie bonus-kleinkinderen.
In maart dronken we koffie met haar schoon-schoonzus en in juni staat er weer een dagje uit gepland met de Royaltygezusters: familie is voor tante Trijn een ruim begrip.

* Hierbij een link naar het bedrijf van Martijn: Bouwbedrijf Bekman 

Reageren

12 mei Dit ken ik toch…..

Op een woensdagmiddag om 16.00 uur sloot ik op het werk mijn computer af. Daarmee sloot ik ook Radio 5 af, waar collega en ik met plezier naar hadden geluisterd. Collega werkte die dag tot 17.00 uur en zei: “Ik zet de radio nog wel even aan” en even later hoorde ik Bert Kranenbarg iets aankondigen. Ik pakte mijn jas en stond vervolgens  aan de grond genageld: er werd een nummer gedraaid waarvan ik binnenin mij voelde dat ik het heel erg mooi vond; het had iets heel bekends en toch kon ik het niet thuisbrengen.  Dit ken ik toch… wie is dit ook maar weer….

Eenmaal thuis zocht ik de playlist van Knooppunt Kranenbarg op en vond het eerste liedje na 16.00 uur: de zanger was Albert West en hij zong Memory of life.

Dat lied kende ik in de jaren 70 heel goed: zelf opgenomen op oude bandrecorder van pa.  En helemaal vergeten!
Het was een hitje in 1976, het jaar waarin ik 16 was.
Ik zat in MAVO 4  en in 1977 deed ik examen.
Albertje Oosting zat bij mij in de klas en zij was groot fan van Albert West.
Ik niet, maar dit liedje vond ik toen mooi.
Het deed me qua tekst een beetje denken aan ‘Green green gras of home’: iemand ervaart dat hij weer in zijn dorpje van vroeger is en in het laatste couplet blijkt het een droom te zijn: hij bevindt zich in een oorlogssituatie.

Het nummer brengt me terug naar die MAVO-tijd .
Als je goed luistert hoor je in de muziek de invloed van de schrijver van het lied Hans Vermeulen; de dames van Rainbow Train (waarin o.a. Anita Meijer zong) doen mee in het achtergrond koor.
De ontroering die ik voelde met mijn jas aan rond 16.00 uur kwam puur door de muziek die, zonder dat ik het liedje had onthouden, mijn geest meer dan 40 jaar terugbrengt.
Net zoals de geur van Eau de Cologne mij bij de handtas van Oma Vrieswijk brengt en ik haar aanwezigheid haast kan voelen…

Sweet memories.

Reageren

11 mei: Een begrafenis.

“Jij hebt best wel vaak een begrafenis.”
Dat zei één van mijn collega’s toen ik vrij nam voor de afscheidsplechtigheid van Wim afgelopen woensdag.
Niet dat die vrije dag een probleem was, hoor; ik heb nog dagen genoeg en het was niet heel druk op het werk.
Ze wenste mij sterkte bij ‘alweer zo’n verdrietige bijeenkomst’.

Als je mijn blog volgt, lees je regelmatig iets over iemand waar we afscheid van moesten nemen.
Wij hebben een groot sociaal netwerk, dus dan is er sowieso meer kans dat er iemand in je omgeving overlijdt.
En als je zelf ouder wordt, worden de mensen die jou omringen ook ouder, zodat je vaker aan een graf staat dan drieëntwintig jaar geleden. Want zoveel schelen de bovenstaande collega en ik in leeftijd.
Verder maakt het nogal wat uit hoe dicht je betrokken was bij de overledene.
Iemand van het koor staat verder van je af dan een zwager.

Begrafenissen zijn tegenwoordig niet meer zoals vroeger.
Tussen het overlijden van mijn ouders zat 9 jaar en bij het afscheid van mijn moeder in 2017 ging het al heel anders dan in 2008.
Bij het afscheid van Wim was er een informele condoleance; dat hadden wij nog niet vaak meegemaakt.
De uitvaartleider vertelde dat er na de afscheidsplechtigheid in de hal van Op de Helte gelegenheid was om te condoleren.
De familie zou niet in een rij staan, maar zou zelf naar de gasten toekomen om hen de hand te schudden.
“Het kan zijn dat u dan niet in de gelegenheid komt om te de familie te condoleren; dan bent u van harte welkom op een later moment bij hen thuis.”
Er was koffie/thee en er waren broodjes. Gerard en ik spraken met deze en gene en kregen ook de gelegenheid om even met Gré te praten.
We zagen hun kinderen (die wij niet persoonlijk kennen) de tijd nemen voor hun eigen vrienden en hun neven en nichten.
Na een uur werd er een rouwstoet gevormd en ging de familie met een aantal genodigden naar ‘Hillig meer‘, een natuurbegraafplaats bij Eext. Met de aanwezigen vormden wij een erehaag voor de rouwauto waar Wim in werd vervoerd.

Toen we naar huis liepen waren we het roerend eens.
Zo willen wij het later ook: geen ellenlange rij handenschudden van mensen die je kinderen amper kennen.
Verder heb je op deze manier als nabestaande zelf de regie en heb je even tijd om te herstellen als je net iemand hebt gesproken waarbij de tranen rijkelijk vloeiden.
Het is tegenwoordig helemaal niet meer raar om het te hebben over je eigen begrafenis.
Toen ik blogde over onze grafheuvel die wij kochten op Natuurbegraafplaats de Velden in Zuidvelde (zie ‘Mistig, kold en stille‘) kwam er die zondag daarna bij de koffie een gemeentelid naast mij staan,
“Wij worden later buren…!”
Niet om dat gemeentelid, maar wij hopen dat dat nog heel lang duurt.

Reageren

10 mei: Dat gaat naar Den Bosch toe (6) – Sint Jan en het loodje.

Natuurlijk moet je ook naar de Sint Jan als je in Den Bosch bent.
Officieel is het een basiliek met de naam Kathedrale Basiliek van de heilige Johannes Evangelist: Johannes de Doper is dus de heilige aan wie deze kerk gewijd is.
Voordat we begonnen aan onze rondwandeling door de kerk kocht ik een foldertje, waar een routebeschrijving in stond.
Op voorhand wist ik al: die nummertjes gaan we niet allemaal opzoeken en lezen.
Wat ik interessant vond was het verhaal van het begin van de kerk: die stond helemaal niet in de stad.
De kerk werd van 1210 tot 1260 gebouwd langs een van de toegangswegen naar het kleine, ommuurde stadje dat Den Bosch toen was. Dat was een zandweg over een hoger deel van een moerassig gebied.
Honderd jaar later was de stad zo explosief gegroeid, dat er een tweede stadsmuur omheen werd gebouw, toen stond de kerk ook in de stad.

Het Alziend oog.

Het is een prachtige kerk.
“Een hoogtepunt van de Brabantse gotiek” roemt de folder.
We zagen o.a. een 15e eeuwse muurschildering van de Boom van Jesse, een indrukwekkend ‘lijdensaltaar’ dat het lijden van Christus uitbeeldt en een viering in de Broederschapskapel. Ik hoorde steeds iemand iets zeggen en mensen zingen, maar ik dacht dat er een bandje op stond om de functie van het gebouw te benadrukken. Pas toen we vlak bij die zijkapel kwamen zagen we dat daar een mis aan de gang was; daar mochten we op dat moment dan ook niet naar binnen.
We gingen zitten in het midden van de kerk. Als je daar omhoog keek zag je het Alziend Oog (het oog van God) uit 1822.

Toen we de kerk uitkwamen, liepen we even samen op met een uitgelaten groepje kinderen, waarvan er één in opgewonden toestand voorop liep en voorbijgangers van alles toeriep.
“MENEER!” riep hij tegen Gerard. “Kent u die mop van die timmerman?”
Gerard dacht dat die zich op zijn duim had geslagen?
“NEE! Die slaat nergens op!” was het antwoord.
O.
Haha.
Jolig en muitend liep de groep weer verder; de volwassen groepsleider wierp ons een verontschuldigende blik toe: “Hij vindt zichzelf erg grappig….”

De gasthuispoort, met links het medicijnluikje.

Aan het eind van de wandeling liepen we achterop een groep die aandachtig luisterde naar een stadsgids. Hij stond bij de Oude Gasthuispoort: dat was de toegang tot het Groot Ziekengasthuis. De gids vertelde over het luikje dat links van de poort zit, van waaruit eeuwenlang aan de armen van de stad medicijnen zijn uitgedeeld.
Om die medicijnen te bemachtigen moest je een briefje hebben van de voorloper van het ziekenfonds/volksverzekering; als de medicijnen werden verstrekt, dan kreeg je daar een loodje bij. Als je die medicijnen niet meer hoefde te gebruiken, moest je dat loodje vervolgens weer inleveren. Dat was bijna altijd als iemand was overleden. Daarom zeggen wij nog steeds ‘hij heeft het loodje gelegd’ als iemand is gestorven.
Dat verhaal pikten we toch maar mooi even mee!

Benieuwd naar onze andere avonturen in ’s Hertogenbosch?
Hierbij een link naar deel 1, onderaan dat blog vind je een overzicht.

Reageren

Pagina 12 van 352

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén