Gisteravond fietste ik na het eten nog een rondje Leek.
Als ik wandel loop ik graag even langs de Mensinge, als ik fiets gaat mijn voorkeur uit naar Nienoord of het hunebed, het is maar net hoe het uitkomt.
Toen ik richting Nienoord fietste kreeg ik in de gaten dat er daar ‘iets te doen was’: horden mensen en harde muziek. Daar ben ik niet zo van, dus ik fietste er met een grote boog omheen. De boog bracht mij in Midwolde, waar ik afstapte bij de oude kerk aan de rand van het dorpje. Het hek naar het kerkhof stond open en ik liep een rondje om de kerk.
Daar stuitte ik op de sluitsteen van een grafkelder met het opschrift ‘NIENOORD’  met daarnaast de graven van de familieleden van Van Panhuys, die omkwamen bij een koetsongeluk in het begin van de vorige eeuw.

Stenen getuigen.

Op 6 november 1907 raakte de koets waarin de familie Van Panhuys zat in het water van het Hoendiep toen ze onderweg waren van Groningen naar Leek. Het was erg mistig die avond. Treurig detail is dat de deuren van de koets op slot zaten, omdat de familie die dag een groot bedrag bij de bank had opgenomen. Johan van Panhuys, zijn echtgenote, hun zoon Hobbe en hun schoondochter Elske verdronken die avond, evenals hun huisknecht Meindert Van Wijk. De koetsier, Wouter Meier,  overleefde het ongeval.
(Meer weten? Klik hier Van Panhuys voor de informatie die er over op Wikipedia staat.  Op internet vond ik ook nog een pagina van de Historische Kring Leek e.o., waar uitgebreid verslag wordt gedaan van de gebeurtenissen.)

Ik stond bij de graven en realiseerde me wat voor impact het ongeluk gehad moet hebben op de mensen uit die tijd.
Precies honderd jaar later, op 6 november 2007, werd bij het Hoendiep in Hoogkerk het monument ‘De verdronkenen van Nienoord’ onthuld.
Vervlogen tijden; de stenen getuigen liggen verstild op het kerkhof in Midwolde.

In de late avondzon fietste ik terug naar Roden. Er stond een ree tegen een bosrand aan te grazen. Er zwom een paar zwanen statig onder het fietsbruggetje door waar ik op stond; koeien, schapen en paarden stonden bedaard in de weilanden en ik genoot.
Wat wonen we in een prachtig deel van Nederland.