Rondom het weekend hebben we 6 dagen veel gecommuniceerd in het Engels.
Na die zes dagen had ik dinsdagavond Franse les.
C’etait une grande probleme.

Als je zo intensief met één taal bent bezig geweest, zit die taal in je brein vlak onder het Nederlands. Als je dan weer Frans gaat praten, dan duurt het even voor je hersenen de Franse woorden paraat hebben.
Die moeten namelijk eerst door de Engelse laag woorden heen….

We begonnen aan een nieuwe les. Les animaux. De dieren.
Juf had ons een opdracht meegegeven: “Neem een dier in gedachten en beschrijf het voor je medeleerlingen. Maar wel zo dat ze het niet gelijk raden.”
Dat is dan niet tegen dovemansoren gezegd. De meest wonderlijke beschrijvingen passeerden de revue.
wandelende takEen leerling beschreef een klein dier dat bladeren at en dat je niet kunt zien als het aan een tak hangt vanwege zijn schutkleur. Waarop iemand anders (die het kennelijk niet helemaal goed had verstaan) riep: “Een zebra!”
Hilariteit alom. Het bleek een wandelende tak te zijn.
Het franse woord daarvoor staat bij het plaatje: dat wist ook niemand. Gelukkig hebben we een woordenboek.

Een andere leerling maakte het ons wel heel moeilijk. Wij hadden al twintig dieren genoemd, zoals muis, parkiet, ara, papagaai (wel een goeie oefening trouwens), maar het bleek een beest met een roepnaam te zijn: “Tweety”.

Fluitspelers?

Fluitspelers?

Mijn dier was een cavia. “Qui sonne comme une petite flute.” ( die klinkt als een klein fluitje, dat doen cavia’s ).
Het werd pas helemaal aan het eind geraden.
De anderen konden namelijk geen dier bedenken dat op een klein fluitje blies.
Had ik het nou niet goed uitgelegd?
Of lag het toch nog aan de Engelse week….