Afgelopen maandag week was ik rond 17.00 u even bij de Jumbo.
Ik was nog bij het brood, toen ik al een kind hoorde krijsen bij de slagerij.
Halverwege kwam ik de ongelukkig moeder tegen: een blèrend kind dat van alles wou, niks mocht en met hoog rode wangetjes in de wandelwagen zat vastgegespt.
Het was soms net een sirene.
Het was einde middag, het kind was moe en moeder werd het van het kind.

Als je moeder bent geweest van kleine kinderen weet je hoe het voelt.
Iedereen kijkt.
Sommigen kijken beschuldigend.
Sommigen kijken veelbetekenend.
En bijna iedereen wordt er wel wat ongemakkelijk van.
Als moeder krijg je het warm en wil je maar één ding: dat het kind ophoudt met blèren.
Dat zeg je ook wel, maar dat heeft geen effect.
Wat wel effect zou hebben is het kind haar zin geven, maar dat is maar van zeer tijdelijke aard.

De moeder in kwestie en ik stonden naast elkaar in de rijen voor de kassa.
Het kind schreeuwde alles bij elkaar en iedereen keek zoals in de alinea hierboven beschreven.
Eén oudere mevrouw die voor het kind stond draaide zich om en begon tegen het kindje te praten. “Nou nou, wat heb jij het beroerd zeg. Word je soms mishandeld? Nou nou!”
Het kind schrok van het geteem van de vrouw, hield even de adem in om vervolgens weer op volle sterkte haar ongenoegen kenbaar te maken.
De moeder keek schichtig om zich  heen en onze blikken ontmoetten elkaar.
Ik knipoogde naar haar en gaf een bemoedigend knikje.

…. geen lollie….

Ook ik heb met sirene’s in de Jumbo gelopen. Dat heette toen nog Nieuwe Weme of Super de Boer. Eén keer zelfs heb ik een schreeuwende dochter (want “Nee, we gaan geen lollies kopen”) die geen kant meer op wou midden in het gangpad laten liggen en ben zelf met de kar naar het volgende gangpad gegaan. Toen was er een dame die mij aansprak: “Mevrouw! Uw kind ligt huilend in het gangpad!”
Alsof je dat zelf niet weet.
Tegen die mevrouw heb ik gezegd dat ik dat wel wist en dat het kind zelf kon lopen en dat ik verwachtte dat ze mij op zou zoeken zodra ze in de gaten had dat ik weg was.
Toen ik dat nog uitlegde kwam het kind al snikkend naar mij toe.
“Mamahahahahaha…”
Ze kreeg de lollies niet, maar was al lang blij dat ze mij weer gevonden had.

Dat schiet altijd door mij heen als ik moeders in dat soort situaties zie.
Het zweet breekt me plaatsvervangend uit.
Die blikken. Dat gebemoei.

Toen ik mijn boodschappentassen in de fietstassen had gedaan klapte er een autodeur achter mij dicht. Het huilende kind zat in haar autostoeltje op de achterbank en moeder haalde opgelucht adem.
“Je doet het goed. ” zei ik “Dappere moeder” en stak mijn duim naar haar op.
Ze klaarde een beetje op en zei: “Dank u wel.”

Opvoeden is top-sport.