“Met grote blijdschap en dankbaarheid aan God…”
Dat was de eerste regel op het geboortekaartje van onze oudste dochter.
In de jaren ’80 nog een vrij gebruikelijke openingszin in christelijke kringen.

Vanmorgen waren we via onze tablet verbonden met de Catharinakerk;  in die viering werd een klein meisje gedoopt.
De moeder vertelde iets over de naam van haar kindje.
Ook vertelde ze over de dag van haar geboorte: zes uur nadat het meisje was geboren was haar broertje (2) in een vijver gevallen en werd opgenomen op de Intensive Care.
Het broertje dartelde in de kerk rond, dus het was gelukkig goed afgelopen, maar de ouders wilden, naast het ten doop houden van hun dochtertje, ook hun dankbaarheid uitspreken voor het wonder dat hun zoontje het ongeluk had overleefd.

De doopplechtigheid kreeg daardoor een extra dimensie; je hoefde niet lijfelijk bij de viering te zijn om die dimensie te voelen.
Na de doop sprak de dominee een zegen uit over het meisje met de woorden:

Ik wens jou twee stevige voeten om door het leven te gaan.
Ik wens jou twee stevige handen om anderen bij te staan
Ik wens jou een mond om te lachen met vrienden, om vrolijk te zijn
maar ook om mensen te troosten bij tegenspoed en bij pijn. 
Ik wens je twee heldere ogen om te zien wat kwaad is en wat  goed, 
want dan zul je altijd weten welke weg je volgen moet.
Ik wens je een liefdevol hart toe, een hart dat de mensen bemint
en bovenal heb je Gods zegen; wordt gelukkig,  lief kind.

Toen zei het jongetje op zijn vaders arm: “Ik ook!
Dat was het meest ontroerende moment van deze doopdienst.
De dominee vertelde dat deze zegen speciaal voor zijn zusje was, maar dat er straks aan het einde van de viering een zegen voor iedereen werd uitgesproken, die ook voor hem bedoeld was.

Natuurlijk: er was ook een overdenking vanmorgen en schriftlezingen en liederen.
Maar deze onvergetelijke doop stond centraal.
Soms heb je geen preek meer nodig.