een alternatief voor 'de waan van de dag'

Maand: februari 2021 Pagina 1 van 3

28 februari: Geloven van wieg tot graf.

Eén van onze PKN-gemeenteleden, Cor Keers, heeft een boek geschreven.
Cor en ik kennen elkaar oppervlakkig van de keren dat we elkaar ontmoeten bij activiteiten van de kerk of bij de koffie na een viering.
In coronatijd hebben we elkaar één keer gesproken: toen ik het boek kwam ophalen dat ik van hem had gekocht.
Het boek heet ‘Geloven van wieg tot graf’ en de subtitel is  ‘Een studie over zingeving’.
Dit staat o.a. op de achterflap: Cor vertelt openhartig over zijn leven. U leest over zijn succesvolle studietijd en zijn carrière als sociaal psycholoog, maar ook over zijn gang door de psychiatrie als patiënt, worstelend met psychosen. Met voorbeelden uit de psychologie, theologie en filosofie laat de auteur zien hoe hij omgaat met al die gebeurtenissen en zin geeft aan zijn leven.’

Vooropgesteld: ik lees nooit zulke boeken.
Onder het kopje ‘Lezen’ in de menubalk zie je waar mijn interesse naar uit gaat en dat zijn geen studies over zingeving.
Maar ik vond dat ik het in ieder geval een kans moest geven
Het begin pakte me direct; in het eerste deel beschrijft Cor zijn leven, het is onderhoudend en tegelijkertijd aangrijpend.
Zonder opsmuk vertelt hij over wat hem is overkomen en hoe hij het allemaal heeft beleefd.
Zijn eerlijkheid is onthutsend.
Hij beschrijft hoe het is als je in een isoleercel zit omdat je helemaal de weg kwijt bent.
Wat een psychose met je doet, wat het doet met je naaste omgeving en wat het betekent voor je carrière.

Het boek kan ruwweg verdeeld worden in vier delen; het tweede deel gaat over ‘Taal’: het belang van ’taal & verhalen’, het verschil tussen beschrijvende en inspirerende verhalen, gelardeerd met voorbeelden uit de bijbel.
Het derde deel is gewijd aan zingeving: vanuit drie zienswijzen (psychologie, filosofie en theologie) wordt in dit deel gekeken naar dit begrip.
Eén voorbeeld haal ik aan ter verduidelijking: hoe geef je zin aan je leven als je in een concentratiekamp zit?
Het laatste deel gaat ook over zingeving, maar dan in combinatie met Cor’s manier van geloven.
Daarin beschrijft hij wat het geloof voor hem betekent en hoe hij in de loop van de jaren anders is gaan geloven.

Een boek van 384 pagina’s kun je niet samenvatten in een blog van 500 woorden, maar ik kan wel vertellen wat het met me heeft gedaan.
Het boek lag zes weken op onze bank en zes weken keek Cor me vanaf de voorkant indringend aan.
Al lezend leerde ik hem goed kennen.
Wat heb ik geleerd van dit boek?
– Dat zingeving altijd iets is dat je zelf moet doen: niet bij de pakken neer zitten, niet zwelgen in wat niet meer kan, maar doen (en genieten van) wat wel kan.
– Dat het lidmaatschap van de PKN-gemeente Roden-Roderwolde voor Cor (en voor mij) erg zinvol is en dat de bijbel een verrassend actueel boek is.
– Hoe belangrijk mensen in je omgeving zijn die naar je luisteren, interesse tonen en je ondersteunen.

Wat hielp bij het lezen van dit boek is dat ik door mijn christelijke opvoeding op de hoogte ben van de inhoud van de bijbel.
Om in die bijbelse terminologie te blijven: voor een ‘Martha‘ als ik is dit boek te zware kost, maar ik had het niet willen missen.
Respect en bewondering voor deze vechter die zijn hele ziel en zaligheid in dit boek heeft gelegd en daarmee begrip vraagt voor de vaak onbegrepen wereld van de psychiatrische patiënt.

Belangstelling voor dit boek? Plaats hieronder een reactie, dan breng ik je in contact met Cor.

Reageren

27 februari: ’s Morgens om 8 uur.

Meestal zet ik ’s morgens een wekker, op mijn vrije dagen iets later dan op werkdagen.
Maar soms laat ik het maar even gebeuren.
Als er geen wekker afgaat, word ik meestal wakker om 08.00 uur, dan slaat de grote klok in de Catharinakerk op de Brink.
Wij wonen ongeveer 700 meter van de kerk af, dus de klok is goed te horen, maar je valt niet van schrik uit bed.
Heerlijk om dan nog even te soezen…..

De klok luidt drie keer per dag: ’s morgens om 08.00 uur, ’s middags om 12.00 uur en ’s avonds om 18.00 uur.
Vroeger, toen mensen nog niet allemaal een horloge hadden, was die klok echt belangrijk voor de tijdsaanduiding.
Boeren die op het land aan het werk waren, wisten aan het klokgelui dat het warme eten op tafel stond.

Voor de reformatie was ‘onze’ Catharinakerk een Rooms Katholieke kerk, zoals alle kerken in Nederland.
Het luiden van de klokken was in eerste instantie een oproep tot gebed; daardoor ontstond in de omgeving van de kerk ook een bepaalde regelmaat in de dagindeling.
Dat is ook de oorsprong van het zogenaamde ‘Angelus kleppen of luiden’ 3 keer per dag– waarschijnlijk ingesteld in de 14e eeuw – als oproep tot het bidden van ‘De Engel des Heren’.

Na de Reformatie werd het gebruik van kerkklokken voor een groot deel afgeschaft; hiervoor kwam het ‘tijdluiden’ in de plaats, zoals de middagklok en de papklok.
Vaak werden klokken voor allerhande, niet-kerkelijke zaken gebruikt: als waarschuwing voor brand of ander naderend onheil, voor de rechtspraak of als poortklok bijvoorbeeld, maar daar zal in Roden geen sprake van geweest zijn: er was immers geen stadsmuur, dus ook geen poort.
Voor een kerkdienst op zondag roept de klok van de Catharinakerk ons ter kerke; bijzonder om te bedenken dat de klok nu al bijna een jaar niet meer roept…..
Na een begrafenis vanuit de kerk luidt de klok de overledene uit: de klok luidt totdat de kop van de stoet het kerkhof heeft bereikt.

En dan te bedenken dat die klok er bijna niet meer was geweest! In de 2e Wereldoorlog werd de klok door de Duitsers in beslag genomen.
Zij smolten die geroofde klokken om en maakten er wapentuig van. De Nederlandse regering had een aantal klokken bestempeld als ‘monumentaal’, waaronder die uit de Catharinakerk. Er werd een grote witte M op gezet (zie afbeelding) en dat was de redding van de klok: na de oorlog kwam hij weer terug naar Roden en strooit hij dagelijks zijn galmende klanken over Roden.

Donderdagmorgen 25 februari, geen wekker want: vrije dag.
Om acht uur hoor ik de klok luiden.
Wat bijzonder eigenlijk…..

De afbeelding van de klok heb ik gefotografeerd uit het boekje ‘Negen eeuwen Catharinakerk Roden’, uitgegeven in de zomer van 2012 door de Stichting Behoud Hinszorgel. Hierbij een link naar de website van die stichting, daar kun je onder het kopje ‘La petite histoire’ het boekje digitaal bekijken. 

Reageren

26 februari: TBONTB 26 – Guilty? Necessary!

In het boek had ik ook een hoofdstuk opgenomen onder de titel ‘Guilty pleasures’.
Dit onderwerp heeft niet een eigen tabje in het menu; af en toe schrijf ik er over.
Guilty pleasures zijn  pleziertjes waar je je eigenlijk een beetje schuldig over moet voelen.
Waar je je haast een beetje voor zou moeten schamen.
Tijd verdoen aan onbenullige computerspelletjes.
Alles volgen op het gebied van ’the royals‘ en genieten van de ‘franje van oranje’.
Geld weggooien op de kermis in zo’n muntjes-schuifapparaat.
Gniffelend een Donald Duck lezen in de wachtkamer bij de dokter.
Bij de barbecue toch gaan voor een speklap, in plaats van kiezen voor de veel gezondere kipfilet.
Met een potlood met groot plezier de omgeroepen nummers doorkrassen en genieten van de spanning als je bijna BINGO hebt op een melig familiefeestje.
Meezingen met hele foute muziek, zoals ‘Pappie, loop toch niet zo snel…” van Herman van Keeken of  ‘Eéééduard & Helena‘ van de Zangeres zonder Naam.
Je nog steeds bescheuren om de idiote sketches van André van Duin uit de jaren ’70.
Echt waar. Als ik midden in een revalidatieperiode even een off-day heb, zoek ik op YouTube wat oud materiaal van Van Duin op. Binnen een half uur knap ik dan al op, omdat ik fysiek moet lachen en dat heeft weer een positieve invloed op mijn geest.

Iedereen heeft zulke ‘schuldige pleziertjes’.
Door ze te delen op mijn blog roep ik vaak instemmende reacties op.
Eigenlijk is het jammer dat het woord ‘schuldig’ wordt gebruikt voor dit soort activiteiten.
Waarom zou je je daar schuldig over moeten voelen?

Als je dat nou leuk vindt? Je hoeft toch niet alle tijd die je tot je beschikking hebt te gebruiken voor nuttige en verantwoorde dingen?
Mijn vader kon vroeger zo nuchter zeggen: “Wat kan jou dat nou schelen wat een ander daarvan vindt.”
In het leven zijn al genoeg serieuze en ernstige dingen.
Te veel.
Daarom pleit ik voor afschaffing van de term ‘guilty pleasures’.
Voor mij zijn het ‘necessary pleasures’.
Even onbekommerd met zogenaamde onbenulligheden wegdrijven van de zwaarte van de dag.

Het voordeel van het delen van mijn interesse voor ons koningshuis, is dat mensen in mijn omgeving bij een blad of een boek over de royals onmiddellijk aan mij denken.
Dat krijg ik dan.
Zoals de ‘Royal-special’ die de lezers van de bladen Margriet & Libelle als extraatje kregen.
Die lag een week later op mijn bureau aan de Hereweg in Groningen.
Was met de interne post gekomen; gekregen van collega Jacquelien.
Die komt dan, nadat ik hem uitgebreid gelezen heb, in een royalty-lezers-circuit.
Dat circuit bestaat uit tante Trijn, schoonzus Annette en schoonzus Ali.
Vorsten, Royalty, boeken, het verhuist in plastic tasjes van adres naar adres.
Want natuurlijk ben ik niet de enige die geniet deze ‘guilty pleasure’….!

Meer lezen over het boek 1960 -2020?
Hierbij een link naar de verzamelpagina van deze blogreeks ‘Te boek ….. of niet te boek’.

Reageren

25 februari: Nederlands maar dan anders (18)

Het heeft even geduurd….. er kwam niet veel grappigs binnen en ik hoorde zelf ook niet zo veel.
Na 5 maanden nu dan toch weer een verzameling versprekingen en taalbloopers:

Collega Jacquelien hoorde iemand op TV een spreekwoord gebruiken dat wel heel erg uit zijn verband getrokken was: “Het bloed stroomt waar het niet kruipt.”
Ook op TV: Sander van der Wulp vertelt over de invloed van Baudet na de perikelen rondom zijn vermeende vertrek: “Thierry Baudet heeft zeker nog een flinke lepel in de pap.”
Bij diezelfde perikelen zei een journalist “De meeste mensen zijn van goede trouw”. 
Toen in november de dag van de Amerikaanse verkiezingen aanbrak vond een journalist dat een spannende en enerverende gebeurtenis: “Dit is een dag van tanden bijten.”
In Op1 was een arts te gast. Hij vond  dat het allemaal wel wat zorgvuldiger kon omtrent corona. “Dat betekent toch niet dat je de kantjes er van af moet snijden…”
Zal wel een chirurg geweest zijn. 

In het Dagblad van het Noorden stond een interview met een Drentse mevrouw die in het westen van ons land was gaan wonen.
Ze vertelde: “Ik sprak met een Drents accent. In Haarlem werd ik daarom behandeld of ik ze niet alle 24 in een kratje had.”
Het is toch alle zeven op een rijtje? Hoeveel rijtjes zitten er dan in een kratje?

Vaste lezer stuurde mij een berichtje door van de  Belgische Bart Lauwers humor-site. Normaal gesproken zou ik daarnaar linken, maar ik kan het artikel niet vinden op internet. 
Daarom maar met naam & toenaam: gevonden op de Bart Lauwers humor-site uit België. Het is te klein om  zo te lezen, maar als je klikt op de afbeelding komt de tekst groter in beeld. 
Bij sommige woorden moet je echt even nadenken!

Dinsdag 16 februari vertelde een bekende Nederlander dat hij in het weekend van 13 en 14 februari heerlijk geschaatst had. 
“Ik heb me werkelijk het snot achter de ogen geschaatst!”

Ex-collega Gineke stuurde me een opmerking toe die gemaakt was door staatssecretaris Blokhuis: “Als je met je hart onder de ziel loopt…”
Harten, riemen, zielen, armen: het blijft ingewikkeld. 

Carlijn stuurde mij een complete Top 10 van taalfouten. Stond op de website van de NOS; die top 10 wordt jaarlijks bekend gemaakt.
Erg leuk moet ik zeggen; bij sommige fouten schiet je echt in de lach. Eéntje licht ik er uit: Op een bordje van een restaurant: “Wij berijden ons konijn in eigen keuken”. Je hoort niks bijzonders, maar je leest een giller.  

Geen verspreking maar wel een komische constatering in dit kader kwam van een vriendin. 
Ze heeft zelf een rare verspreking gemaakt en zegt daarover: “Ik weet niet meer precies wat ik zei, iets met een fluitje en een cent, maar ik moet zoiets gelijk opschrijven want ik onthou mezelf ook niet… ” 
Mijn vriendinnen groeien qua leeftijd met mij mee; hoe herkenbaar dus. 

De laatste verspreking dateert van afgelopen zondag. Dominee Walter Meijles noemde één van zeven werken van barmhartigheid ‘zoeken bezieken’.
Niemand heeft het denk ik gehoord, maar ik vond het zo grappig klinken. Net zo leuk als ‘piest precas’ als je ‘past precies’ bedoelt. 

Heb je ook leuke verspreking/verbastering gehoord?  Laat het me weten.
Klik hier  voor het blog Nederlands maar dan anders deel 17, van daaruit kun je doorlinken naar voorgaande blogs in deze serie.
Vergeet ook niet te kijken op het instagram-account Treintaal.
Dit vond ik de leukste: in een treingesprek dacht iemand dat het besprokene voor iedereen duidelijk was. “Dat is toch voor iedereen gebakken koek?” 

Reageren

24 februari: Pinkeltje en de boze tovenaar.

“O…..daar komt Snorrebaard de kamer in! Pinkeltje holt maar snel naar zijn holletje onder de etenskast”.
Ademloos zat ik als zes-jarige te luisteren naar juf Hunze die ons voorlas over Pinkeltje, het kleine mannetje dat bij meneer Dick Laan in huis woonde.
Met zijn muizenvriendjes Knabbeltje, Grijshuidje, Zwartsnoetje, Kraaloogje en Langstaartje, de kat Snorrebaard, de goudvis Goudhuidje en de spin Zilverdraad.
Buiten in de tuin woonde de snoodaard Wipstaart, een kraai die het Pinkeltje en zijn vriendjes soms knap lastig maakte.

We keken uit naar moment aan het einde van de dag als juf haar stoel achteruitschoof en het voorleesboek pakte.
Van de andere boeken weet ik eigenlijk helemaal niets meer, maar Pinkeltje was bij ons op school mateloos populair.
Bij mij in de klas zat een jongetje (dat Gerard heette), dat niet naar school kon omdat hij ziek was. Huilend riep hij tegen zijn moeder: “Maor dan weet ik ja niet hoe ’t met Pinkeltje verder giet…!”
Toen ik later onze kinderen voorlas uit de Pinkeltje boeken waren de dames ook zeer begaan met het lot van het kleine mannetje dat zo’n last had van die kraai. “Toute Wiptaart!”

Toen ik al wat klassen hoger zat kreeg ik zelf een boek uit de Pinkeltje reeks: Pinkeltje en de boze tovenaar.
Pinkeltje woonde toen al niet meer bij meneer Dick Laan, maar was verhuisd naar Pinkeltjesland.
In het boek was een betoverd bos waar een boze tovenaar in woonde. In Pinkeltjesland verdwenen vervolgens op raadselachtige wijze kinderen; de suggestie werd gewekt dat ze in dat betoverde bos bij die boze tovenaar werden vastgehouden. Maar niemand durfde natuurlijk dat bos in te gaan om te gaan kijken; iedereen was ‘schietensbenauwd’ voor die boze tovenaar.
Op een dag is ook de zoon van koning Pinkelpracht verdwenen.
Pinkeltje ontpopt zich als een ware held door met een toverzwaard het bos in te trekken.
Verder is er nog een raadselachtige toverkogel, een toverboek met ingewikkelde spreuken en hele grote, betoverde vissen in de vijver van het bos; er zwemt één goudvis bij…..
Spanning en sensatie voor een kind van 9!
Daar is het zaadje al geplant voor mijn interesse in boeken met geheimen en mysteries.

Het boek van Pinkeltje staat nu voor het raam in onze kamer.
Eén van onze cantorijleden is betrokken bij het project ‘Hoera, Noordenveld heeft er nieuwe lezers bij’!
Meer weten? Hierbij een link naar een artikel op  ‘Dit is Roden‘, waar je ook een leuke video vindt.
Deze oproep kregen alle cantorijleden van haar:

We zijn met de vrijwilligers van ‘Hoera’ bezig een boekenspeurtocht te organiseren.
Zet je ook een kinderboek voor je raam?
Dit is tijdens de voorjaarsvakantie, veel  kinderboeken voor de ramen hoe leuker de speurtocht  voor de kinderen!! 

Wat een origineel idee en wat een leuk initiatief.
Ik zette Pinkeltje pontificaal voor het raam en stuurde een foto naar de organisatie met ons adres erbij.
Het boek en het schrijven erover bracht me weer even terug in mijn kindertijd.
Het plaatje van de boze tovenaar die ‘zijn vissen’ voert  (klik op de afbeelding voor een vergroting) staat in mijn geheugen gegrift.
Hoe ik lag te griezelen in bed toen Pinkeltje samen met Mierepiet en Torrelor…..

Reageren

23 februari: Ruinen 1 – Van schaatsijs naar softijs.

Afgelopen weekend was het zomaar lente.
We hebben onze dochters niet meer in levende lijve gezien vanaf december en dat vonden we lang genoeg: we gingen zondagmiddag wandelen met één van hen.
Ze woont in Almelo; dan kom je niet even voor een wandeling naar Drenthe, dus we spraken af: elk de helft. Allebei drie kwartier, dan zit je bij Ruinen.
Als afspreekpunt kozen we voor ‘Parkeerplaats Witteveen’, ongeveer een kilometer van Ruinen af. Die parkeerplaats grenst aan Nationaal Park ‘het Dwingelderveld’.
“Niet bij een restaurant of kroeg hoor, dat is veel te druk op zondag” zeiden we van te voren tegen elkaar. We kozen voor een kofferbak-picknick met een thermoskan thee aan het begin van de wandeling en voor halverwege een rugzakje met lekkers. We gingen de ‘kleine witte pijltjes-route’ volgen.

Ook zonder restaurant of kroeg was het druk op deze zondag.
De parkeerplaats (voor ons gevoel in the middle of nowhere) was al bijna vol en tijdens onze wandeling, vooral aan het begin en het eind, waren er veel andere wandelaars en fietsers; we bleven maar ‘moi’ zeggen…..
Maar het kostte geen enkele moeite om anderhalve meter afstand te houden, dus we genoten van een wandeling van dik twee uur door een prachtig gebied.

Het is een bijzonder natuurgebied; het is het grootste aaneengesloten natte heidegebied van West-Europa.
Er zijn maar liefst 2 schaapskudden met herder die de heide in conditie houden.
Ik verbaasde me over de uitgestrektheid (klik op de foto voor een vergroting). Je kunt heel ver kijken en de wandeling bracht ons langs heel veel verschillende landschappen: door bos, langs grote vennen, langs moerasachtige gebieden en door de heide. Met een prachtige, strakblauwe lucht was het heerlijk picknicken; we streken neer bij een vennetje, legden onze jassen over een een uitstekende heidepol en genoten van ons meegebrachte bakje fruit en een pakje drinken. En paaseieren.
Wat heerlijk om elkaar weer even in de ogen te kijken; drie volle uren genoten we van elkaars gezelschap.
Wie had nou ooit kunnen bedenken dat zo’n gewone ontmoeting zo’n bijzonderheid zou worden; het bepaalde in hoge mate de waarde van onze dag.
Toen we afscheid name n gingen er nog een paar paaseieren mee naar Almelo.

Wij wilden nog even het gebied per auto verkennen en boemelden via Ansen en Wittelte naar Diever.
Daar stond een bord aan de weg; “Van schaatsijs naar SOFT-ijs”!’
Niet gehad trouwens…..’t is nog maar februari.
Je kunt het je toch gewoon niet voorstellen: vorige week stonden we nog met een aantal schaatsers op het ijs van de ven in het Mensingerbos, zondagmiddag genoten we van een lentepicknick in een briesje van 18 graden.
2021 wordt in meerdere opzichten een memorabel jaar.

Benieuwd naar de andere delen uit de ‘Ruinen-blogreeks’?
1. Van schaatsijs naar softijs.  
2. B&B ‘de Beddestee’
3. Wel honderd lammetjes! 
4. Fietstocht Dwingelderveld
5. Allemaal familie
6. Ommetje met Bram de Ram
7. Coucangé 
8. Van landgoed naar plaggenhut. 
9. De gehaakte lampionnetjes van Ina.

Reageren

22 februari: #Doeslief.

Zondagmorgen; op het rooster van onze PKN-gemeente staat een ‘Ik zie jou’- viering.
Een kerkdienst waarbij het accent op gezinnen/jongeren ligt; dan is er ruimte voor iets anders en wordt er vaak afgeweken van de liturgie van de eredienst.
Mag wat mij betreft iedere zondag…….vooral in coronatijd ervaar ik de wekelijkse viering als ’te lang’; dat komt omdat je zelf helemaal niks doet, zelfs niet zingen.
Gistermorgen zat ik om 10.00 u nog te ontbijten met een sudoko en al kijkend naar de viering puzzelde ik met een schuin oog op het boekje nog even door.

Het was de eerste zondag in de Veertig-dagen-tijd; dit jaar is het thema ‘de zeven werken van barmhartigheid’.
In 2016 schreef ik al eens blog over een kerkdienst waar dit ook onderwerp was.
Als je dat blog nu terugleest (klik hier>>) dan weet je weer even hoe een kerkdienst was voor corona.

Wat zijn de 7 werken van barmhartigheid?

  • De hongerigen te eten geven.
  • De dorstigen te drinken geven.
  • De naakten kleden.
  • De vreemdelingen herbergen.
  • De zieken verzorgen.
  • De gevangenen bezoeken.
  • De doden begraven.

Janny Boonstra (opbouwwerker) zei het treffend: “Met andere woorden: doe ’s lief.”
Precies. Een heel breed thema samengevat in drie woorden: ‘Doe eens lief.’
Een viering kan me door dit soort eenvoudige bewoordingen soms zo treffen, dan is preken niet meer nodig.

Waarom vond ik deze ‘anders-dan-anders’-dienst zo leuk?
Er werkten andere gemeenteleden mee aan deze viering: Naomi had een filmpje opgenomen waarin ze de schriftlezing voorlas in gewoon Nederlands, Lieke speelde piano en haar moeder Fokelien zong daarbij o.a. een lied van Elly & Rikkert en Daphne zong ‘You say…’, begeleid door Arjan Schippers.
Verfrissend en ontzettend leuk om naar te luisteren en te kijken.
En knap dat ze dat durfden: ga daar maar eens staan!
Als de kerk gevuld was geweest met gemeenteleden was er voor ieder van hen een klaterend applaus geweest.
Bij deze dus: applaus

Verder was er een quiz, daar ben ik ook van.
Je moest een website opzoeken, inloggen en een code intoetsen.
LEUK! Tablet erbij. O, met Facebook of met Gmail? Ik heb geen facebook, gmail dan maar.
Wat is mijn wachtwoord?! Eeeh, weet ik zo niet…….
Lang verhaal kort: toen ik eindelijk was ingelogd kreeg ik de melding: ‘players limit is reached for the current game’.
Toen was de quiz ook al afgelopen, het waren maar vier vragen.
Jammer dat het hier aan de Boskamp niet helemaal goed ging, maar dit zijn wel de krenten in de pap: op afstand toch samen iets doen.

Er was nog veel meer. Je kunt thuis kaarten maken, die worden naar kinderen in het ziekenhuis gebracht, je kunt zelf een filmpje maken met poppetjes en er was een kasteeltje met torens en vlaggetjes. Nieuwsgierig geworden? Je kunt de viering terugzien op Kerkomroep (21 februari, 10.00 u, Catharinakerk)

Memo aan mij: geen sudoku maken als je kijkt naar een kerkdienst.
Ik had de puzzel nog niet half ingevuld en ik had al één veldje met twee negens en eentje met twee drieën.
Zegt iets over de kerkdienst!

Reageren

21 februari: Duo gastblog – Frits, Sam en Tobi.

Vandaag een gezamenlijk gastblog van Frea en Carlijn over hun katten:

Jon vertelde vorig jaar heel subtiel dat er een scandinavische traditie bestaat waarin een stel op hun trouwdag een kat krijgt. Had vast iets te maken met muizen vangen en een huishouden runnen, maar dat zijn details. Het was een nieuw streven: als we na de bruiloft een nieuw huis konden huren zouden we een kat adopteren. Vriendin Makenzi stelde direct voor om het bruidsboeket gewoon te vervangen door een arm vol kittens op onze bruiloft.

Dingen gaan anders, de bruiloft werd uitgesteld, en we kregen geen armvol kittens maar twee bejaarde heren: Tobi (12) en Sam (14). Carlijn en Wim hebben Frits, ook 14. Bij oude katten uit het asiel (want dat zijn het) zit altijd een verhaal. Je weet helaas niet alle details: hoe hebben ze het hiervoor dan gehad? Wat voor baasje hadden ze? In wat voor huis woonden ze? Wat is hun lievelingssnack? Wat voor mandje willen ze? Kittens leer je dat aan, maar oude katten zijn al wat meer set in their ways.

Van de dierenarts of het asiel hoor je de basis informatie dan: Frits zou worden ingeslapen omdat zijn baasje niet meer voor hem kon zorgen. Sam en Tobi werden gevonden in een doos, verwaarloosd en veel te mager. Sam’s lange vacht was een grote knoop geworden, dus toen we hem voor het eerst zagen was hij half kaalgeschoren. Hoe langer je de kat dan in huis hebt hoe vreemder het lijkt: wie wil deze kat nou niet meer?

Tobi, die als een worst op de stoel ligt.

De details leer je vervolgens langzaam als je ze in huis hebt. Sam en Tobi hadden in hun oude huis een klimpaal: we kochten er namelijk een via Marktplaats, en ze hadden de nagels er al in voor we hem goed en wel in elkaar hadden geschroefd. Willen ze mandjes? Slapen ze op de bank? We denken dat Tobi vroeger in de slaapkamer sliep, want zodra het licht uit gaat en de deur dicht gaat de sirene af. “yeOOOOWwwl!”

Wat eten ze graag? Frits kreeg in zijn vorige huis vlees als er gekookt werd, want hij rent alleen naar de keuken als er een verpakking kip of gehakt wordt opengesneden… Tobi kreeg waarschijnlijk een spuitje slagroom af en toe, want het geluid van een slagroomspuit brengt hem al blèrend naar de keuken. Frits mocht waarschijnlijk niet op de bank in zijn oude huis: het heeft ongeveer een maand geduurd voor hij zich heel voorzichtig daarop waagde (ondertussen zat hij wel gewoon op de eettafel, dat mag dan weer niet…)

Sam op de kop op de stoel

Zouden de katten naar buiten willen? Of bleven ze altijd binnen? Sam en Tobi hebben nog geen interesse getoond, maar Frits bleek een buiten-zitten kat te zijn. Toen hij eenmaal op het balkon was geweest werd een Balkon Tripje zijn ultieme doel. Zodra iemand zich richting studeerkamer begeeft zet Frits een galop functie aan en rent hij – staart omhoog – al miauwend naar de balkondeur, want daar was je toch zeker naar onderweg? Ja toch? “EEEEWL!”. Van het balkon af springen bleek wel heel eng, dus nu beperkt hij zich tot zonnebaden en drinken uit plasjes water (veel beter natuurlijk dan de kommetjes binnen).

Frits, de balkonprins.

Een kitten weet niet beter dan dat Jij eten geeft, en aait, en vertrouwt je dus ook al snel. Met oudere katten moet je dat eerst verdienen, die moeten langzaam ontdooien. Bij Tobi en Sam viel dat nog mee, die zaten de eerste avond al bij ons op de bank. Wel zien we dat Sam nog steeds verder relaxed raakt: Tobi lag direct op dag één al languit op de vloer, pootjes alle kanten op, maar Sam bleef altijd wat op zijn hoede, en bleef waakzaam rechtop zitten. Hij gaat nu – na drie maanden – op de kop naast mij op de stoel liggen als ik aan het vergaderen ben, om dan even een klauw in mij been te zetten met een duidelijke “mrrRRT” – dat is Sam voor ‘hoi, aandacht?’. Frits had vooral in het begin wat meer tijd nodig: hij bracht de eerste paar dagen onder de bank door, kwam na een maand op de bank zitten, liet zich al snel uitgebreid op zijn buik aaien, en een jaar later kwam hij op schoot liggen.

Alle koppies op een rij….. ZE ZIJN ZO LEUK!

Dat laatste doet hij eigenlijk alleen bij hoge uitzondering: als er iemand verdrietig is, of gestrest, dan komt Frits ‘helpen’, door op schoot te zitten en aan je te ruiken. Ze zeggen wel vaker dat katten goed zijn voor je mentale gezondheid, en dat kopt! Let me tell you, als je een spinnende kat tegen je gezicht aan hebt (Tobi’s ochtendritueel) is het gewoon makkelijker om je dag goed te beginnen. Er is altijd wel iemand die blij is om jou te zien met je verkreukelde hoofd, want jij geeft eten, en je harige benen zijn perfect om kopjes tegenaan te geven. Spelen? Aaien? En als je gaar uit je werk komt om zes uur, is er altijd een kat die nodig even aan je hand moet ruiken, en dan als het even kan op je schoot gaat zitten, want je bent lekker zacht.

We zitten nu op bijna 900 woorden, en kunnen nog wel drie keer zoveel schrijven over Frits, Sam en Tobi. Misschien in een vervolgblog ooit, over de Kattenspam app, katten die de dierenarts bijna openhalen, en van allerlei kattenkwaad (ha) uithalen als je even niet oplet.

In conclusie: katten <3

 

Reageren

20 februari: Lezer van de maand – Béa Sportel Bolt

Allereerst dank Ada, voor de uitnodiging om een keer een blog te verzorgen. Leuk om nu eens andere mensen te bereiken dan alleen mijn patiënten…

Op de vraag ‘hoe kennen wij elkaar?’ kan ik eigenlijk naar waarheid antwoorden dat ik Ada niet echt ken. Ik weet hoe ze heet, hoe ze eruit ziet en waar ze woont, maar echt kennen doe ik haar niet. Maar we  ‘kennen’ elkaar van de kerk denk ik….

Waar en wanneer ben je geboren?
Ik ben in Zoutkamp geboren, op zondag 8 november 1959. Mijn broer was 2 jaar daarvoor geboren, ook op een zondag en mijn moeder zei altijd dat we op zondag waren geboren omdat mijn vader dan vrij was. Als kind dacht ik dan ook dat iedereen op zondag werd geboren. Maar ik ben wel echt een zondagskind, mijn naam betekent de Gezegende en zo voel ik me ook. Alhoewel ik aan familie alleen nog mijn kinderen en kleinkinderen heb en dat soms best eenzaam voelt omdat niemand m’n geschiedenis meer kent, ben ik toch vooral dankbaar voor wat er wel is!

Verliefd, verloofd, getrouwd.
Verliefd geworden op Peter Gerrits, hij was mijn docent anatomie op de opleiding mondhygiëne (tegenwoordig mondzorgkunde). Hij heeft me helpen zoeken naar wat er gebeurd was met mijn tweede zoontje, onze Mark, die in 1986 dood geboren is. Ik heb altijd gedacht dat hij ter beschikking aan de wetenschap was gesteld, dus toen ik voor de studie naar de snijzaal moest was ik bang mijn eigen kind tegen te komen. Het lukte Peter om via zijn medisch netwerk het dossier boven water te krijgen en Mark bleek na de sectie direct te zijn gecremeerd. Om daar na 13 jaar achter te komen was best wel… vul maar in welk woord er nu bij u op komt. Door dit emotionele gebeuren leerden Peter en ik elkaar natuurlijk heel goed kennen en dat was dus het begin. Met dank aan Mark zijn wij nu al jaren samen en getrouwd…

In welke levensfase zit je nu? Hoe vul je je dagen?
Wie even had gerekend wist al dat ik 61 ben, alhoewel ik me nog altijd zo’n 32 voel (en me daar soms ook wel naar gedraag, ja, dat weet ik heus). Ik ben de enige mondhygiënist in het dorp met een eigen praktijk, heb 2 behandelkamers en momenteel twee collega’s, de derde (Annemieke van der Leest) is net verhuisd naar Noord-Holland en in afwachting van hoe de toekomst er voor Sophie de Groot eruit ziet (zij studeert sociologie en is bijna klaar) moet er dan tzt weer een collega bij. Wie interesse heeft in mijn dagelijks werk verwijs ik even naar onze website: www.mondhygieneroden.nl

Wat wil je graag met de lezers delen?
Vervolgens komt dan de vraag van Ada wat of ik graag met de lezers wil delen.
Wie mij kent van de PKN-kerk weet dat ik bijna ieder jaar een gedicht maak voor de laatste zondag van het kerkelijk jaar.

Daarover hieronder meer:
Wie ben ik en wat bezielt mij? Laat dat maar de rode draad zijn van dit verhaal.

Ik was 26 toen mijn tweede zoontje levenloos ter wereld kwam. Maar het leven ging door en ik wilde hoe dan ook graag wel een broertje of zusje voor mijn oudste zoontje. Toen mijn dochtertje werd geboren was ik dan ook zielsgelukkig en dankbaar dat ze, na een spannende zwangerschap, kerngezond ter wereld kwam.
Hoe anders leer je dan in een paar jaar kijken naar zwangerschap en bevalling… Ze is van januari en toen we in de zomermaanden op vakantie waren en we muziek luisterden in de auto en er iemand zong: ‘als een twijgje in de wind, zo broos is ‘t wiegenkind, zo broos is ook het menselijk geluk’ toen pas gingen voor het eerst alle sluizen open en huilde ik tranen met tuiten…

Een aantal jaren later ging ik voor het eerst met een groep naar Taizé in Frankrijk, daar is een oecumenische broedergemeenschap gevestigd en iedereen sprak in lovende woorden en superlatieven over een verblijf daar. Het bleef voor mij ongrijpbaar en ondefinieerbaar en niet goed te duiden, dus besloot ik zelf een week mee te gaan. Dat is, zo bleek achteraf, een keerpunt in mijn leven geweest. Daar werd me gevraagd wie ik was en waar ik voor stond en waar ik voor leefde. Daar ging het niet over koetjes en kalfjes maar daar kreeg het woord ‘diepgang’ betekenis.

Toen op een gegeven moment het 11-jarige zoontje van vrienden overleed en ik ontredderd aan de keukentafel zat schreef ik m’n eerste gedicht.
Sindsdien schrijf ik.
Sindsdien schrijf ik emotie van me af en heel vaak wordt dan het proza stuk wat ik eerst schreef om mijn gevoelens onder woorden te brengen gevolgd door de poëzie.
Dan schrijf ik een gedicht wat staccato is, waar korte zinnen emotie oproepen, pijn doen, herkenning geven.
Om altijd af te ronden met een blik op de toekomst, altijd hoopvol, altijd dankbaarheid verwoordend.

Ik leef met de dood, ik leef naast de dood, ik ben niet bang de dood te ontmoeten.

En al jarenlang heb ik het plan een bundel uit te geven zodat meer mensen mijn woorden de hunne kunnen maken maar het kwam er niet van. Totdat onlangs, zomaar uit onverwachte hoek iemand zei dat ze op de uitvaart van haar man een gedicht van mij had gebruikt. Met het verzoek er alsjeblieft iets mee te doen.
En dat heb ik direct gedaan: ik heb een uitgever gebeld, ik heb een 40-tal gedichten geselecteerd en nu wacht ik gewoon af… maar die bundel gaat er komen! Daarom sluit ik hier af met een ode aan mijn kind.

voor Mark

onmiskenbaar

kloppend hart

onder mijn hart

zo is het geweest

zo had het moeten blijven

maar jouw leven eindigde

voordat het begon

nu klopt mijn hart

vol liefde voor jou

mijn leven lang…

Bij de afbeelding: één van de weinige werken in acryl gemaakt door mijn echtgenoot Peter Gerrits, Peter is naast zijn werkzame leven als neuro-anatoom altijd bezig geweest met kunst en muziek. Hij mocht van zijn vader niet naar de kunstacademie noch naar het conservatorium maar moest naar de universiteit. Nu hij alle tijd van de wereld heeft is hij dagelijks met kunst bezig en hij houdt zich voornamelijk bezig met de kunst van het zeefdrukken. Ook hij heeft een eigen site: www.petergerrits.nl

Op de afbeelding is de voorkant van een rouwannonce te zien; de bloem van de paradijsvogel staat symbool voor Mark, ons kind in het ‘paradijs’
(klik op de afbeelding voor een vergroting).

Reageren

19 februari: TBONTB 25 – Eerste herinnerings.

Dit neie blog schreef ik veur het boek:

Ien van mien eerste herinnerings is van 28 augustus 1964; ik was toen 3 jaor en 10 maonden en logeerde bij opa en oma Vrieswijk in Klazienaveen.
Mien breurtie Henk was die dag geboren en dat veroorzaakte een hiele hoop vrolijke opwinding in  huize Vrieswijk aan de Herderstraote in Klazienaveen.
Toen ik al in berre lag (op de overloop under een schuun dak) kwam de breur van mien va, mien ome Andries, nog even bij mij boo’m. “Fielseteerd met de geboorte van dien breur. En wat een mooie naom: Henderikus!”
“Nee” zee ik “hij het Henk!”
Lachend reup ome Andries terwijl hij de trappe ofleup: “Nee heur. Hendrikus het e. Dat hef joen pappe mij zölf verteld.”

Daor lag ik allent op de overloop en ik meuk mij grote zörgen.
Pappe haar zegd dat mien breurtie Henk hiette.
Henderikus vun ik stom.
Maor ome Andries was een groot meinse.
Die zol ’t toch wel weten?
Wat ku’j as klein kiend dan liggen te piekern.

De volgende dag bleek dat ome Andries en ik allebeide geliek hadden.
De deupnaom van mien breurtie was Henderikus, zien roepnaam Henk.
Haorscharp stiet het veurval in mien geheugen grift; hoe ik under dat schuune dak lag met een gehaokte sprei van oma over.

Ok weet ik nog een veurval van de eerste klasse van de kleuterschoele.
Toen was ik vier jaor en ik much bij de waterbak speulen.
In die waterbak dreven wat plastic ballegies en booties en d’r lag een stukkie tuunslang in.
Ik greep dat stukkie tuunslang (het was geel) en ik bleus d’r op.
Het water dat d’r in zat speut d’r uut en kwam met een mooi boogie op het maechie trechte dat an de aandere kaante van de bak stun.
Die schröwde geliek moord en braand.
“Zij hef mij nat spuit!”
Dat haar ik netuurlijk niet expres daon, maar dat geleufde juf Idzerda niet.
“Ga jij maar even een poosje in de hoek staan!” Veur een bangig en braaf kiend as ik was dat verschrikkelijk.
Stun ik daor veur ’t eerst in de hoek; ik wus eerst niet of ik ogen ok dicht mus doen, maor bedacht later dat juf dat toch niet zien kun. Ik stun te kieken naor de plek waor twee muren bij mekaar komt en ik vun het zo oneerlijk! Zo onneuzel ok. Wat helpt het nou a’j in zu’n hoek staot te kieken.
Wat’n verstaand.
Vier jaor en overtuugd van mien eigen geliek.

Later thuus waren mien va en moe het niet met mij eens.
As ik in de hoek mus, dan haar ik het vast verdiend.
En ik haar d’r ok wat van leerd: da’j niet zomaor in een slangie moet blaozen, want ie wit nooit wat d’r nog in zit.
Toen (1965) zeeden de olders nog niet: “Dat döt die van mij niet!”

Meer lezen over het boek 1960 -2020?
Hierbij een link naor de verzamelpagina van dizze blogreeks ‘Te boek ….. of niet te boek’.

Reageren

Pagina 1 van 3

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén