Als Nederlander geboren in 1960 heb ik de oorlog niet meegemaakt.  Mijn ouders wel, ze waren 12 en 13 toen de oorlog was afgelopen. Mijn vader woonde toen in Coevorden en hij vertelde dat de Joodse kinderen in zijn omgeving er op een gegeven moment niet meer waren. Als kind had hij dat als een vaststaand feit aanvaard, het was nou eenmaal zo,  maar na de oorlog,  toen voor iedereen duidelijk werd wat er was gebeurd,  heeft hij daar met terugwerkende kracht last van gehad.
De oorlog heeft een stempel gedrukt op hoe hij in het leven stond.  Hij koesterde zijn vrijheid en vond dat er niet bezuinigd moest worden op defensie. “Je moet je kunnen verdedigen als land.”

Waarom vertel ik dit?  Dat komt van een lied dat ik vorige week hoorde.  ‘Amsterdam huilt…. ‘ van  Zwarte Riek uit 1964.
Die zangeres kende ik van ‘M’n wiegie was een stijfselkissie’.
Een smartlap in het genre Jordaanlied.
Dat genre is over het algemeen niet ‘my cup of tea’; sterker nog, daar loop ik bij weg.
Maar ‘Amsterdam huilt’  raakte een gevoelige snaar.
Het beschrijft het Joodse leven in Amsterdam voor de 2e Wereldoorlog.
Het lied is geschreven door Riek’s partner Kees Manders; het is een melancholiek nummer over de verdwenen Jodenhoek.
Het wordt klaaglijk langgerekt gezongen, zoals dat ook gedaan wordt door een chazan (Joodse voorzanger), maar je hoort in het lied ook het zangerige roepen van Joodse marktkooplieden.

Hier wou ik het eigenlijk maar bij laten; de tekst spreekt voor zich en de uitvoering van deze zangeres doet de rest.
“Want weg is de gein….”
Je kunt het lied hier beluisteren op YouTube, hier vind je de tekst.