Tot 2017 stond er op pagina 2 van het Dagblad van het Noorden (waar nu Herman staat) een column van Jan Wierenga.
‘Ogenblik’ heette die column en Jan schreef aangename verhaaltjes; daar schreef ik al eens een blog over onder de titel ‘Zwijnepuiten en tuitjegruiten‘.
In het mapje onder het computerbeeldscherm waarin ik briefjes en aantekeningen bewaar zat ook een uitgeknipt ‘Ogenblik’ van Jan.
Destijds had ik het achteruit gelegd omdat het me ontroerde.
Het deed me aan mijn vader denken.
De afbeelding van de column zie je onderaan het blog, de tekst heb ik hieronder uitgewerkt.
Bij elkaar.
De redactiechef belde gisteren. Hij wilde mij er even op wijzen dat pagina 3 vandaag voor een groot deel in het teken zou staan van de fatale treinsprong in Meppel.
Kon ik er misschien ook rekening mee houden?
Of niet natuurlijk.
Nou, liever wilde ik er inderdaad niet over schrijven. Als er ergens kinderleed opduikt ga ik er het liefst met de staart tussen de benen vandoor.
Het gaat zelfs zo ver dat ik elke tv serie of speelfilm waarin kinderen het slachtoffer dreigen te worden van geweld onmiddellijk wegdraai ook al is het allemaal van A tot Z verzonnen. Het is gewoon zo dat ik het niet verdraag. Weg met die rotzooi. Ik wil het niet zien.
En als ’s ochtends in de krant een overlijdensadvertentie staat van een kind ben ik de rest van de dag toch enigszins van slag ook al heb ik het kind helemaal niet gekend.
Hetzelfde heb ik bij kindergraven op het kerkhof; ik moet ook bekennen dat ik niet zo goed ben in het vinden van troostrijke woorden ofzo.
Het liefst loop ik overal met een grote boog omheen. Maar ik vraag verschoning: ’t is geen gemakzucht, het is slechts zo dat ik in alles onze eigen kinderen zie en daarin de diepste vrees op aarde: dat er eentje eerder gaat dan jij. Dat is wat alle ouders delen en waarin je in gedachten bij elkaar kunt zijn.Jan Wierenga
Jan schreef deze column in december 2012; toen was mijn vader al vier jaar overleden.
Ik moest aan hem denken, omdat hij het verhaal had kunnen schrijven.
Toen hij opa werd van onze dochters zag ik een kant van hem die ik als kind niet zo had gezien.
De kinderen waren zijn oogappels; trots als een pauw liep hij achter de wandelwagen en hij leerde ze van alles.
Maar als onze kinderen iets overkwam zag ik ook wat dat deed met mijn vader.
Een twee-jarige kleindochter met een lijkbleek snoetje boven een enkeltje in het gips: hij kon er amper naar kijken.
Bedacht allerlei dingen voor haar, zoals een ‘speelplank’ in het campingbedje waarin ze zat, zodat ze een puzzeltje kon maken.
Jan was van dezelfde generatie als mijn vader.
Over emoties, rouw en verdriet werd tot diep in de jaren ’70 niet gepraat.
Huilen als man was ook eigenlijk niet de bedoeling.
“Het liefst loop ik overal met een grote boog omheen….” want er over praten: dat hadden ze niet geleerd.
Benieuwd naar de andere ‘blogbouwstenen’?
Die hebben een eigen knop in het menu onder ‘Lezen’.
Sinet
Heel herkenbaar!!