Donderdagmorgen las ik in het Dagblad van het Noorden een column van Jan Wierenga. Hij had het over het huishouden van studenten. Daar kan ik met drie studerende dochters natuurlijk ook over meepraten. Om het op z’n Drents te zeggen: ‘Breek me de bek niet lös’.

Maar daar wou ik het niet over hebben, ik wil het hebben over Jans woordkeuze. Hij heeft het over ‘Zwijnepuiten en gruitjetuiten’. Voor mensen die geen streektaal verstaan zijn dat niet bestaande woorden. Iedere noordeling echter weet wat hij bedoelt. Hij heeft twee typisch groningse woorden, namelijk zwienepuut’n en groetjetoet’n, vertaald in het Nederlands.
Ik moet altijd gniffelen om dit soort humor. Het doet mij denken aan een vriendinnetje op de Lagere school, die haar jas (met een zakdoek in de jaszak) in de gang had hangen. Ze had een snotneus en vroeg; “Meester, mag ik even mijn zaddoek uit de buis halen?” Drenten noemen een zak in een kledingstuk altijd een ‘buze’.

Ooit woonde ik een lezing bij van een mevrouw die een grappig boekje had geschreven in het Drents. Ik weet helaas niet meer wie dat was, maar ze had een heel komisch verhaal. Ze voerde een klein toneelstukje op als een drentse vrouw die belde met de moeder van een vriendinnetje. Die moeder kwam uit het westen van het land.
“Nou bink wal wat zenuwachtig, heur” vertelde ze aan de zaal “want nou moe’k ‘in’t hoge” (hooghollands bedoelt ze)
Ze voerde een hilarisch gesprek, waarin ze allerlei dingen verkeerd zei, maar één zin is me bijgebleven. “Dat maak ik klaar met sijpels. SIJPELS! U weet wel, daar as je altijd zo van moet reren!”
Mijn oma Vrieswijk was ook een ras-noordeling. Mijn vader vertelde dat ze eens in een brief had geschreven (over een verjaardag waar familieleden al dan niet aanwezig zouden zijn): “goenen kunnen wel, goenen kunnen niet.” De vertaling van ‘goenen’ is ‘sommigen’. Dat lijkt er toch ook niet op?

Wij spreken tegenwoordig als Noordelingen over het algemeen prima Nederlands. Maar als ons accent ons niet verraadt, dan zijn het wel de dingen als: “Is de winkel al los?” en “Waar kom je weg?” Uut Drenthe. En dat much ie best heuren. Niks mis met.