Het wordt niet vaak meer benoemd in onze PKN-gemeente, maar voor 2001 (Samen op Weg) waren wij Nederlands Hervormd.
Veel van die hervormden waarmee we in die tijd zondag aan zondag in de Catharinakerk zaten waren gistermiddag aanwezig in diezelfde kerk waar we afscheid namen van Gladys Ruitenbeek.
Toen wij in 1989 in Roden kwamen wonen was Gladys jeugdouderling; zij stimuleerde ons om ’toch vooral met dat kinderkoor te beginnen!’
Hun tweeling Janneke en Jos waren de eerste kinderen die zich bij de start in 1992 opgaven om bij het Oecumenisch Kinderkoor Roden te komen zingen.
We leerden Gladys en Jaap in de loop van de jaren steeds beter leerden kennen; we zagen elkaar natuurlijk vaak in de kerk, spraken elkaar bij het koffiedrinken of bij de Maandagavondclub waar Gladys vrijwilliger was en natuurlijk via de cantorij, waar Jaap en ik al vanaf de Catharinacantorij bij elkaar op de achterste rij zitten.
Eind oktober waren de bloemen in de kerk voor Gladys. Ze had problemen met haar gezondheid; wij brachten die zondagmiddag de bloemen bij hen. Ze had verschillende onderzoeken ondergaan en wachtte op uitslagen. Die achteraf rampzalig waren. Vorige week overleed ze, nog geen maand later.
In de afscheidsdienst hoorden we haar verdrietige kinderen vertellen over hun moeder waar ze zo trots op waren.
En we hoorden neef Fred die ons vertelde over zijn tante Glad, de enige die nog over was van het gezin waar ze uit kwam.
Hij sprak namens de familie en noemde haar ‘de herdershond’ die de boel altijd bij elkaar wist te houden.
“Tante Glad maakte je de pis niet lauw” vertelde hij.
Altijd rustig en bewonderenswaardig kalm, dat kwam ook al uit de verhalen van de kinderen naar voren.
Ze leidde een rijk, actief en opgewekt leven.
Deed veel vrijwilligerswerk, maar er waren ook genoeg leuke dingen voor haarzelf.
In zijn overdenking benoemde voorganger Walter Meijles dat Gladys ‘ruimhartig hervormd’ was opgevoed en dat ze dat haar hele leven is gebleven.
Ze was “luchthartig met betrekking tot geloofsijver” (mooi omschreven vond ik), in tegenstelling tot het nest waar Jaap uit kwam.
Bijna 58 jaar waren ze getrouwd; ze hadden een stabiel en gelukkig huwelijk, een sterke band die alleen maar sterker werd door het verschrikkelijke verlies van hun zoontje in 1980.
De bijbellezing was uit Fillipenzen 4: die was ook gelezen bij hun huwelijk destijds.
“Laat u leiden door al wat waar is, al wat edel, rechtvaardig, zuiver, beminnelijk en eervol is, kortom door al wat deugdzaam is en lof verdient.”
Uit wat we gistermiddag over haar hoorden in de dankdienst voor haar leven heeft Gladys geleefd in de geest van deze schriftlezing.
Maar wat zal ze gemist worden!
Het was een troostende, warme afscheidsviering die handvatten geeft om het grote verdriet te hanteren; een gezamenlijk begin van de rouwverwerking.
Liefde houdt niet op waar leven eindigt; Gladys’ naam zal worden gekoesterd en nog vele malen worden genoemd.
In de dienst werd een gedicht van Piet van Midden gelezen; het staat in het liedboek naast psalm 90.
Bij Psalm 90
God, kijk ik terug
zover ik kan:
U bent er altijd.
Mensen niet.
Als ze tachtig worden
is het al veel.
En wie denkt nog aan ze
als ze dood zijn?
Mensen zijn geen god.
Mensen gaan voorbij.
Moeilijk is dat:
jong wezen,
oud worden,
dood gaan.
En als je ziet
wat er soms
met mensen gebeurt:
geen leven is het.
Daarom bid ik:
geef ook geluk, plezier.
Maak het zo
dat mensen zeggen:
Je kunt wel zien
dat God er is.
En gaat U verder
met wat wij laten liggen