een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Lezen Pagina 1 van 15

9 juli: Veel thema’s voor één boek.

Stel je voor.
Je bent als vijf-jarig weesmeisje onderworpen aan een reeks medische experimenten: je wordt opzettelijk ziek gemaakt en daarna word je blootgesteld aan röntgenbehandelingen, waardoor al je lichaamsbeharing verdwijnt en je volledig kaal wordt.
Jaren later ben je verpleegkundige in een verzorgingshuis en wie wordt daar op een dag binnengebracht?
De dokter die jou dat als kleuter aandeed.

Een spannend gegeven voor een boek.
In het boek ‘Weesmeisje nr. 8′ lees je over Rachel Rabinowitz, een Joods meisje dat samen met haar broertje in een Joods weeshuis belandt als haar vader haar moeder heeft vermoord.
Rachel heeft niet echt bestaan, maar het verhaal van het weeshuis en de medische experimenten is wel gebaseerd op feiten.
Als het boek begint lezen we de dramatische gebeurtenissen die er de oorzaak van zijn dat Rachel in het weeshuis terecht komt, daarna maak je een sprong in de tijd en leef je mee met Rachel als volwassen vrouw.
Daarna spelen de hoofdstukken zich om en om in het verleden en in het heden af en steeds worden er kleine tipjes van de sluier opgelicht: pas aan het einde van het boek weet je wat er allemaal gebeurd is.

Er komen heel veel heftige thema’s voorbij.
Die gruwelijke experimenten met weeskinderen bijvoorbeeld, maar ook wraak & vergeving en lesbisch zijn: best wel veel voor één boek.
Er zijn een paar dingen die mij zullen bijblijven van dit boek.
Allereerst Rachels ontdekking dat ze lesbisch is.
En dat in een tijd (voor en na de 2e Wereldoorlog) waarin dat helemaal niet kon, het was gewoon niet bespreekbaar; alles omtrent die relaties moest stiekem.
Verder is er aandacht voor het kaal zijn en het moeten dragen van een pruik. Hoe ingewikkeld en hoe duur het was om een pruik te laten maken.

Het boek leest als een trein, maar voor Rachel gaat het leven beslist niet van een leien dakje. Je leest over de nare toestanden in de weeshuizen van die tijd, maar je weet ook dat deze kinderen in ieder geval eten & drinken, een bed en een opleiding kregen, zodat ze een volwaardige plek in de maatschappij konden krijgen. Dat was lang niet voor alle kinderen weggelegd in die tijd.

Het hoofdthema van het boek (namelijk Rachels wraakgevoelens jegens de dokter van vroeger) sneeuwt wat onder in het verhaal, want er moet heel veel verteld en uitgelegd worden over wat er allemaal gebeurde in haar leven.
De dokter toont amper berouw en vindt dat ze het goed heeft gedaan.
Door haar zijn toch maar mooi de eerste goede resultaten met röntgenstralen behaald en dat daardoor schade is ontstaan aan lichamen ‘was voor de goede zaak’. Zij had er zelf ook offers voor moeten brengen.

Bij dit boek kwam bij mij de gedachte boven aan ‘de Verzoening‘, het boek dat Hank Heijn schreef over de ontvoering en dood van haar man Gerrit Jan en aan wat dominee Sybrand van Dijk daarover zei in zijn preek over dat thema: ‘Als je haat een rol laat spelen in je leven ben je zelf niet vrij’.  

Reageren

8 mei: Rimpels.

Ook een bankdirecteur kan dement worden.
In mijn leven heb ik een aantal mensen gekend die dit overkwam, maar sinds ik bij Team290 werk (sinds januari 2021) weet ik er veel meer van.
Door de inhoud van de brieven die ik redigeer die worden verstuurd aan de huisarts.
Door de verhalen bij de koffie over de schrijnende toestanden die onze casemanagers soms aantreffen.
De boosheid van cliënten die niet meer mogen autorijden.
De onmacht en de oververmoeidheid van de mantelzorgers.
Het zoeken naar een plekje bij een crisis.

En de ziekte maakt geen verschil tussen arm of rijk en ook niet tussen hoog of laag opgeleid.
Het kan iedereen overkomen.
Van Frea kreeg ik het boek ‘Rimpels’ van Paco Roca; het is vertaald uit het Frans.
Het is een stripboek dat gaat over de oude Ernest die bankdirecteur is geweest. Hij wordt opgenomen in een verzorgingshuis voor senioren omdat hij aan de ziekte van Alzheimer lijdt. Het leven in het tehuis is een beproeving voor hem.
Hij heeft een gedeelde kamer met Emiel, want dat was goedkoper. Zijn zoon zie je alleen maar even aan het begin van de opname in het tehuis, die geeft op pagina 3 al aan dat hij waarschijnlijk niet vaak vaak zal komen ‘want we zijn druk met ons werk en die dingen; we zien wel’.
We volgen Ernest en zien in beelden hoe hij het beleeft.

Op internet vond ik deze beschrijving: Rimpels is een geestig en tevens aangrijpend verhaal over dementie. De auteur vergelijkt de samenleving met een bibliotheek waarin de boeken zich ophopen tot bergen vergelend papier, bevolkt met dromen en fantasieën.
Door de slijtage van een heel leven zitten ze vol rimpels en sommigen zien hoe hun letters worden uitgewist, de ene bladzijde na de andere, tot ze volledig blanco zijn geworden. Toch blijven de meest intense emoties bewaard, als een verborgen schat op een eiland ver weg.

De ontreddering, het onbegrip over de situatie, de ergernis over de andere bewoners: het komt allemaal voorbij.
Je kunt er niet omheen dat mensen met Alzheimer of dementie op een gegeven moment niet meer thuis kunnen wonen.
Inmiddels weet ik dat het belangrijk is dat het sociale netwerk waar ze uitkomen blijft bestaan in de beschermde woonvorm waar patiënten worden opgenomen. Bij ome Wim kwam iedere zondag zijn hele gezin op de koffie, zijn broers, zussen, vrienden en buren kwamen regelmatig langs en tot een jaar voor zijn overlijden stond hij nog wekelijks met zijn zoons langs de lijn bij de voetbalvereniging van Klazienaveen.
Op die manier hoorde hij er ondanks ‘meneer Alzheimer’ toch nog gewoon bij.

Sluit ze niet buiten.
Betrek ze bij je leven.
Vergeet ze niet.

Reageren

9 april: Geluk.

Eind vorig jaar kreeg ik het boek ‘Shuggie Bain’ van Douglas Stuart van mijn boekenvriendin.

Dit staat er over op de achterflap:
Hugh ‘Shuggie’ Bain brengt in de jaren tachtig zijn jeugd door in een vervallen sociale huurwoning in Glasgow. Agnes, zijn moeder, is alles voor Shuggie. Zij behoudt haar trots door er altijd goed uit te zien. Toch zoekt ze steeds vaker troost in drank. Shuggie probeert intussen uit alle macht normaal te zijn, ook al ziet iedereen dat hij ‘anders’ is dan de andere jongens. Agnes steunt haar zoon, maar haar verslaving begint alles te overschaduwen, zelfs de liefde voor haar Shuggie.

Eerlijk gezegd: ik had het na 100 bladzijden bijna weggelegd. Boeken waarin alleen maar ellende wordt geëtaleerd, daar knap ik nooit zo van op. Af en toe moest ik het even wegleggen. Och gossie, die arme jongen.
Het is aandoenlijk om te lezen hoe de jongen zich staande probeert te houden: zijn vader laat zijn gezin in de steek en zijn zus en zijn broer kiezen op den duur ook eieren voor hun geld en verlaten het zinkende schip.
Daarop zitten tenslotte alleen nog Shuggie en zijn aan alcohol verslaafde moeder, die in bittere armoede leven.
Daar komt bij dat Shuggie in zijn puberteit ontdekt dat hij ‘anders’ is; daar is in het Engeland van de jaren geen ruimte voor en helemaal niet in het verpauperde Glasgow. Hij wordt getreiterd, beschimpt en mishandeld.
Maar….. hij wist niet beter; hij vond een weg om er mee om te gaan.
Hij voelt een diepe liefde voor zijn moeder en zij voor hem en dat is de rode draad in het boek.

Je weet dat het met de schrijver (het boek is autobiografisch, maar in romanvorm gegoten) goed is afgelopen.
Hij is op zijn 24e naar Amerika verhuisd, waar hij succesvol modeontwerper werd.
Deze roman werd zowel in Engeland als in Amerika door ettelijke uitgevers afgewezen, maar toen het was verschenen kreeg het gelijk de Booker Prize 2020.
Over zijn armoedige jeugd zegt hij zelf:
“Ik groeide op in een huis zonder boeken en omringd door armoede. Dit was de tijd waarin het economische beleid uit het Thatcher-tijdperk ‘de werkende mens had gedecimeerd’, waardoor de industrie van de westkust van Schotland was weggetrokken en massale werkloosheid, alcoholisme en drugsmisbruik achterbleven. (Bron: wikipedia)
Hij had graag Engelse literatuur willen studeren, maar een leraar ontmoedigde hem, door te zeggen dat het niet bij iemand met zijn achtergrond zou passen.

Het was een mooi boek, maar ik hoef eerst niet weer zo’n dramatisch boek…..

Je hebt geluk als je wiegje niet een buurt staat waar mensen muntjes uit de elektriciteitsmeter peuteren om hun drank te kunnen betalen.
Je hebt geluk als je niet in een land woont waar je in de gevangenis belandt omdat je een bos bloemen hebt gelegd bij de dood van een tegenstander van het regime.
Daniël Lohues schreef in februari een column over geluk onder de titel ‘Mazzel’ in het Dagblad van het Noorden.
Hierbij een link naar een PDF: MAZZEL
Domweg gelukkig in je onderbroek op weg naar huis.

Reageren

11 maart: Overzee.

Het stond al jaren bij mij de kast: het boek ‘Gereformeerden Overzee’.
Ooit gekregen van mijn boekenvriendin die daarbij zei: “Jullie hebben immers ook familie in Canada, in dit boek lees je hoe dat toen ging”.
Maar er lagen nog zoveel andere, in mijn opinie leukere boeken op mij te wachten, de gereformeerden konden nog wel even wachten.
En ik ben per slot van rekening hervormd 😉

Het is een soort geschiedenisboek, maar het leest vrij gemakkelijk weg.
De Nederlandse gereformeerden, die zich halverwege de 19e eeuw hadden afgescheiden van de Hervormde (staats)kerk waren hier in Nederland niet vrij om hun geloof op hun eigen manier te belijden; in Amerika en Canada was veel ruimte én vrijheid van godsdienst, daarom kozen grote groepen gereformeerden destijds voor de grote oversteek.
Die groep was dus al gesetteld toen in de 20e eeuw na WOII heel veel landgenoten kozen voor emigratie naar Canada.
Er werd van te voren al heel veel geregeld voor de nieuwelingen: daar kunnen ze wonen, daar kunnen ze werken én….. daar gaan ze naar de kerk.
Die kerk was ongelooflijk belangrijk en zorgde ervoor dat er Nederlandse enclaves ontstonden waarvan de bewoners elkaar op zondag ontmoetten: kerkdiensten, verenigingswerk, net zo als dat hier in Nederland het geval was.

In de praktijk was het vooral voor de moeders moeilijk. Kinderen gingen naar school en vaders naar hun werk en leerden daar Engels,  maar moeder bleef thuis: zij was de ‘homemaker’, zorgde er voor dat alles op rolletjes liep in haar gezin. Heimwee speelde veel vrouwen parten; ze misten hun familie en waren overdag eenzaam.

Even onder ons: de hoofdstukken die uitvoerig ingingen op de scheuring van de Canadian Reformed Church en de Canadese versie van de Vrijgemaakte Gereformeerde kerk heb ik ‘scannend’ gelezen. Dat vind ik in de Nederlandse versie al geen interessante discussie, dus het naadje van de Canadese kous hoef ik ook niet te weten.
De gereformeerden in Canada zijn in de loop der jaren losgeweekt van hun zusterkerk in Nederland en bleven veel strenger in de leer dan de Nederlanders. Een vriendin van het MAVO-clubje vertelde dat ze vlak voor haar trouwen (1984) een brief kreeg van een tante uit Canada die ze nog nooit had gezien. Tante had gehoord dat zij, gereformeerd meisje, ging trouwen met een katholieke jongen.
Daar was tante het niet mee eens en dat was ook niet Gods bedoeling: tante vond dat die trouwpartij onmiddellijk afgezegd diende te worden.

Wat een leerzaam boek.
Wat een raar volkje zijn wij Nederlanders toch.
Je leest verhalen van Nederlandse arbeiders die hun baas na een paar dagen al gingen vertellen dat hij het helemaal fout deed, dat ze de dingen in Nederland veel slimmer aan pakten.
En de gelovigen in Canada deden het ook allemaal fout in de Nederlandse ogen.
De Canadezen lieten het gebeuren.
Prima volk, die Nederlanders.
Harde werkers, serieuze mensen, je kunt op ze bouwen.
Maar heb het niet met ze over het geloof.

Reageren

2 maart: Eitjes van een vlieg.

Toen ik ziek was had ik tijd om te lezen. Er lagen nog twee ongelezen exemplaren van één van mijn favoriete schrijvers Peter Robinson en ik koos voor ‘Zondeval’, een ‘Inspector Banks detective’.
In de boeken die ik al in die serie had gelezen was Banks gescheiden van zijn vrouw en beleefde hij van alles op amoureus gebied, maar in dit boek is hij nog gelukkig getrouwd. Je leest wel dat hij helemaal op gaat in zijn werk en bijna geen tijd heeft voor zijn gezin; een voorbode.

Het begint al weer super-griezelig met de vondst van een lichaam dat er al even ligt: ‘.….het was net of het bewoog; het vlees golfde letterlijk op en neer…” 
Later blijkt dat men aan de hand van dat golvende vlees kan achterhalen hoe lang het lichaam daar al ligt: men weet namelijk hoe lang het duurt voor de eitjes van een dikke zwarte vlieg er over doen om dikke maden te worden.
Brrrrrr.
Het duurt dan ook wel even voor men er achter is wie het slachtoffer is.
Het is Bernard Allen, een vroegere dorpsbewoner van Swainshead, die naar Canada is geëmigreerd, maar die even terug was voor een korte vakantie. Als lezer heb je dan al weer meer vragen dan antwoorden.
Wat weten die twee rijke broers Collier die het geïsoleerde dorp domineren en gebruik én misbruik maken van hun positie?
En waar is eigenlijk die Anne Ralston die vijf jaar geleden zomaar verdween?
Verder heb je intens medelijden met de simpele en wereldvreemde Katie, die door haar supergelovige grootmoeder is opgevoed en nergens van kan genieten omdat dat ‘zondig’ is.  Ze wordt gekoeioneerd door haar man en is in haar onschuld toch iemand die meer weet van de misdrijven, maar uit angst niks zegt.

De oplossing van dit mysterie ligt in Canada.
Banks gaat daar dus ook naar toe voor onderzoek.
Schrijver Robinson woonde daar vanaf zijn studie: hij laat Banks naar Toronto vliegen.
Voor mij herkenbaar: toen wij in 2017 onze vakantie doorbrachten in Canada hebben we die stad ook bezocht en ik herkende de toeristische hoogtepunten die Banks ziet.
Verder is het leuk om te lezen hoe de door en door Britse inspecteur eerst op zoek gaat naar een kop thee. An Englishman in Canada.

Natuurlijk wordt de misdaad opgelost, maar niet nadat er nóg een dode is gevallen.
In dit boek schemert op de achtergrond het eeuwenoude en wereldwijde probleem: rijkeluiskindjes komen overal mee weg.
Tenminste, dat denken ze.
Maar soms zegeviert het recht.
Tenminste, in boeken.
Tevreden sloeg ik de laatste bladzijde om met de opwekkende gedachte dat er nóg een boek van Robinson op mij ligt te wachten.

Benieuwd naar de andere boeken ik al heb gelezen in deze serie?
Hierbij drie links:

Verdronken verleden  2015

Slachthuisblues  2022

Nasleep  2023

Reageren

9 februari: Twee koningen in de jeugdliteratuur.

In de herfstvakantie van vorig jaar vond ik op de boekenzolder van ‘Puutje Snoep’ in Westerbork twee bekende boeken die ik nog niet gelezen had. Ze kwamen al uit in mijn jeugd: ‘Brief voor de koning’ van Tonke Dragt uit 1962 en ‘Koning van Katoren’ van Jan Terlouw uit 1971.
Allebei de boeken worden geloofd en geprezen als zijnde iconen van de Nederlandse jeugdliteratuur, maar aan mij zijn ze destijds helemaal voorbij gegaan.
Dat ging ik inhalen. In mijn nieuwjaarsvakantie begon ik aan ‘Brief voor de koning’ en leefde mee met de 16-jarige Turi die na een doorwaakte nacht tot ridder zal worden geslagen, maar die door een oude vreemdeling wordt weggeroepen en vervolgens spannende avonturen beleeft.
Drie avonturen heb ik gelezen en toen was het wel klaar, dat hield ik niet nog tientallen bladzijden vol, dus ik las hoe het afliep en legde het boek verder ongelezen weg. Ik ben tenslotte geen dertien meer, het is niet echt meer voor mij bedoeld. Het deed me denken aan de reis die wordt beschreven in ‘De ban van de ring’ en dat vond ik destijds ook niet om door te komen.

Na deze teleurstelling duurde het even voordat ik mij durfde te wagen aan ‘Koning van Katoren’, maar mensen: wát een ander verhaal!
Een spannend en meeslepend boek was het! Ook nu is een jonge jongen de hoofdpersoon, Stach heet hij. Hij wil graag koning van de Katoren worden, maar wordt daarin behoorlijk dwars gezeten door de 6 zittende ministers die na het overlijden van de vorige koning de macht hebben gegrepen. Ze geven hem moeilijke opdrachten, waarvan ze op voorhand denken dat Stach ze niet eens zal overleven. Dan zijn zij mooi van hem af.

Jan Terlouw vertelt een sprookje met een dubbele bodem: de moeilijkheden waar Stach mee wordt geconfronteerd lijken namelijk erg op allerlei bekende maatschappelijke problemen. De krijsende vogels van Decibel bijvoorbeeld staan voor geluidsoverlast, de granaatappelboom van Wapenfelt voor de wapenwedloop en de draak van Smook is een metafoor voor de milieuvervuiling.

De allermooiste vergelijking vond ik de schuifelende kerkgebouwen van de plaats Uikumene.
De kerken bewegen uit zichzelf voorwaarts en verpletteren alles wat zich op hun weg bevindt: huizen, bomen en mensen en zelfs de woning van de burgemeester. Het lukt Stach om kerken naar elkaar toe te laten schuifelen zodat ze midden op de Markt één grote kerk vormen.
Dit probleem symboliseert natuurlijk de grote hoeveelheid religies en kerkgemeenschappen die allemaal een eigen ramkoers volgen.

Het spannendste en meest duistere deel van het verhaal ging over de tovenaar van Ekilibrië; Pantaar heet hij.
Hij vraagt iedere avond van één van de inwoners een aalmoes: iets waaraan men zich gehecht heeft. De vraag is: wat heb je het meeste lief?
Stach komt in het hol van de leeuw als Pantaar hem meeneemt omdat de tovenaar denkt dat hij het meest geliefde object van de burgemeester is.

Ben je 63, sla je nagelbijtend van de spanning de pagina’s om. Een verhaal over politieke spelletjes en machtsmisbruik, over de corrumperende werking van monopolies, maar vooral ook over de kracht van samenwerken.
Ook nog niet gelezen? Alsnog doen!

Reageren

3 februari: Aandacht voor het laatste stukje.

Als je ‘Sander de Hosson’ intikt bij de zoekfunctie van deze website vind je twee blogs: één uit 2016 met zijn naam als titel en één uit 2017 onder de titel ‘Een longarts met een verhaal‘.
Sander schreef in die jaren columns in het Dagblad van het Noorden die me raakten.
Hij timmerde aardig aan de weg. Hij schreef columns en gaf interviews over een moeilijk onderwerp, namelijk omgaan met de dood tijdens het behandelingsproces dat je als arts hebt ingezet. 
“Moeten chemo’s altijd worden doorgezet? Ja, wij artsen worden opgeleid om mensen beter te maken, maar we hoeven onze ogen toch niet te sluiten voor de dood die er onherroepelijk aan komt? De arts stelt al snel een andere behandeling voor, maar wat wil de patiënt?
Wat is de kwaliteit van leven en hoe zorgen we voor een waardig einde, in plaats van na eindeloos doorbehandelen roepen “dat de patiënt de strijd op heeft moeten geven of heeft verloren. Hoezo verloren. Van de dood ‘wint’ niemand”. 

Inmiddels zijn we 7 jaar verder. 
Sander heeft veel bereikt en heeft drie jaar geleden ‘Carend‘ opgericht, ‘Centrum voor Palleatieve zorg’. 
Van collega Jolanda kreeg ik het boek ‘Leven toevoegen aan de dagen’ te leen. 
Op de kaft staat als subtitel ‘Van slechtnieuwsgesprek tot laatste adem en rouw – hoe een stervensproces verloopt’
Geen ‘leuk’ boek overigens.
Veel verhalen uit de praktijk en uitleg over de laatste fases van een mensenleven.
Rauwe verhalen.
Eerlijke verhalen. 
Sander schetst wat er gebeurt vanuit zijn perspectief als arts en laat je als lezer meedenken. 
Het nam mij ook mee terug naar het laatste stukje van mijn moeders leven in 2017.
Hoe stonden wij daar toen in?
En wat waren de adviezen destijds?
Verder schrijft hij ook hoe anders het is als de patiënt die in bed ligt je moeder is. En hoe er dan compleet andere processen spelen. 

Een verhelderend boek.
Wat ik er van heb geleerd is om het levenseinde bespreekbaar te maken. 
Als er niet over gepraat kan worden kan het zo maar gebeuren dat iedereen wist dat het einde aanstaande was, maar dat het niet benoemd is. 
Dan kunnen er geen afspraken worden gemaakt over specifieke wensen omtrent het laatste stukje leven en de afscheidsplechtigheid. 

Neem eens een kijkje op de website van Carend, hierbij een link
Je vind er mooie columns, maar ook podcast om te beluisteren; Sander komt daarin ook zelf ook aan het woord. 

Reageren

30 januari: Rosemarie Trilogie

Na het boek ‘de Kleindochter‘ wilde ik even iets gemakkelijkers lezen; in mijn kast lag nog een triologie van Jos van Manen Pieters die ik een keer uit nostalgische overwegingen had gekocht op de Roder Boekenmarkt.
De schrijfster kende ik van de Tuinfluiter-trilogie en van ‘Het scheepje van papier’.
Dan weet je precies wat je krijgt: een familieroman bezien vanuit een christelijk perspectief.

Ik begon er in te lezen in december en in mijn nieuwjaarsvakantie las ik het uit.
In het eerste boek leren we Rosemarie kennen: door een ongeluk in haar vijfde levensjaar mist ze een hand en ze is door haar moeder daarna veel te beschermd opgevoed: het kind was wereldvreemd geworden door de niet aflatende en verstikkende zorg van haar moeder. Maar gelukkig ontmoet ze Menno, een sterke man die haar helpt en haar ten huwelijk vraagt.
In het tweede boek krijgen Rosemarie en Menno hun eerste baby en hun kraamverzorgster Wilma brengt het hart op hol van Menno’s broer Harm.
In het laatste deel ligt het accent op Hella, het jongste zusje van Wilma, dat in een verkeerd milieu is beland en door Menno en Rosemarie in huis wordt genomen. Ook zij vindt een sterke man in een collega van Menno die met haar wil trouwen.

Het boek kwam eind jaren 60 op de markt, ik heb een zesde druk uit 1970.
Toen was de bedoeling van het leven als vrouw dat je trouwde en kinderen kreeg.
De kraamhulp kwam nog minstens twee weken en de kraamvrouw bleef 10 dagen op bed.
De man was sterk, besliste bijna alles, gaf zijn vrouw goede raad, begeleidde haar en knapte de moeilijkheden op.
De man was aan het werk, de vrouw zorgde.
Voor het huishouden, voor de kinderen en voor de man.
Als Harm een goede baan kan krijgen in Zwitserland zegt Wilma: “Harm gaat naar het buitenland; ik moet dan mee om voor hem te zorgen.”
Wat opvalt is dat de vrouwen beslist geen doetjes zijn en behoorlijk tegengas geven: voor die tijd waren de dames al behoorlijk geëmancipeerd.
Maar de schrijfster vindt een meisje dat veel flirt ’teugelloos en behaagziek’.
‘Manziek’ kwam ook een paar keer voorbij.

Het boek ademt de christelijke moraal van die tijd.
We lezen de morele strijd die gevoerd wordt in de gedachtenwereld van de hoofdpersonen; er wordt regelmatig uit de bijbel geciteerd, sterker nog: er is zelfs een deel van een hoofdstuk uit Mattheüs opgenomen over dat je zeven maal zeventig maal moet vergeven.

“Wat lees je?” vroeg dochter Harriët.
Toen ze de eerste pagina had gelezen zei ze: ‘Wel goed voor je Nederlands dit. En wat is eigenlijk kruivend haar…..”
Je komt nog woorden tegen als ’talmen’ en ‘deernis’.
Een mooi tijdsbeeld; Jos schrijft fijn, al zouden we sommige passages nu langdradig vinden.
Op de website Tzum vond ik een interview met Jos van Manen Pieters uit 2004,  hierbij een link.
Interessant is dan gelijk al de eerste zin: “Ik houd helemaal niet van trilogieën!”

Reageren

12 januari: De kleindochter.

Mijn vader is geboren in 1932; toen de 2e wereldoorlog uitbrak was hij 7 en bij de bevrijding in 1945 was hij 12, bijna 13. Voor Nederland was die oorlog ontwrichtend.
In het boek ‘De kleindochter’ van Bernhard Schlink lees je wat die oorlog heeft gedaan met de Duitsers, terwijl dat niet het hoofdonderwerp van het boek is.

De hoofdpersoon is boekhandelaar Kaspar; als het boek begint is hij vanaf zijn werk op weg naar huis en daar vindt hij zijn vrouw Birgit dood in bad.  Ze was verslaafd aan alcohol Bij het opruimen van haar spullen vindt hij na een paar maanden een door haar geschreven manuscript; het is een boek dat ze had willen schrijven over haar leven. Daarin leest Kaspar over hun ontmoeting in de jaren ’60 toen hij als westerse student uit pure nieuwsgierigheid vaak over de grens naar de nog jonge DDR ging om te ervaren hoe anders de maatschappij daar toen was. Hij leest over haar vlucht naar het westen voordat ze met hem trouwde, maar hij leest ook dat ze daarvóór een kind had gekregen dat ze daar heeft achtergelaten. Met die ontdekking eindigt het eerste deel van het boek.

In het tweede deel gaat Kasper op zoek naar de dochter van Birgit, Svenja.
Hij vindt haar in het noorden van voormalig Oost Duitsland; ze is getrouwd met Björn, beiden overtuigde rechtsradicalen, maar ook hun dochter Sigrun. Het meisje komt ondanks het verzet van haar argwanende, achterdochtige en op geld beluste ouders een week bij haar stiefgrootvader logeren. Haar rechts-extremistische ideeën staan lijnrecht tegenover die van Kaspar, die heel voorzichtig probeert (vooral met muziek en literatuur) het meisje ook de andere kant te laten zien.

De ontroering in dit boek zat voor mij in het hoofdstuk waarin Kaspar en Sigrun op haar verzoek een bezoek brengen aan Ravensbrück.
De wrede kampbeul Irma Greese is één van haar helden en ze vindt de verhalen over de holocaust sterk overtrokken. Waar hij lichamelijk onpasselijk wordt van wat hij ziet in het concentratiekamp, is zij vooral bezig met het vergoelijken van wat daar in de oorlog gebeurd is.

Je leest over de levens van een aantal Duitse mensen en op de achtergrond weet je uit de geschiedenis wat er gebeurd is.
Het verschil tussen de mensen uit West Duitsland en Oost Duitsland, het verschil tussen links-liberaal en extreem rechts en het collectieve trauma van de 2e Wereldoorlog dat het land nog steeds verscheurt: dat is het behang in deze roman dat op de achtergrond door de zinnen en woorden heen aanwezig is.

‘De kleindochter’ neemt je mee naar het Duitsland van toen en nu en je leert: ‘de Duitser’ bestaat niet.
Dat wist ik al, want ik ben opgevoed door mijn vader, die ons kennis liet maken met de Duitse geschiedenis.
Na dit boek dacht ik terug aan wat mijn vader ooit zei: “Als je in 1932 in Oost Duitsland bent geboren was je 8 toen de oorlog uitbrak en had je geen normale kindertijd. Toen je 30 was werd je opgesloten achter het IJzeren Gordijn en die muur viel pas toen je bijna 60 was. Wat heb je dan een last gehad van de geschiedenis.”

Reageren

19 augustus: Een waardige afsluiting.

Eind maart 2022 schreef ik een blog over de Zevende zus uit de boekenreeks van Lucinda Riley; vijftien maanden later kreeg ik van Annieke het achtste en tevens laatste deel: ‘Atlas – het verhaal van Pa Salt’.

Wat was ik benieuwd!  Is Pa Salt wel overleden?  Wat is er toch steeds met die Zed Eszu?  Hoe kwam Pa Salt op het spoor van de dochters die hij één voor één vanuit verschillende werelddelen adopteerde? Waar kwam hij zelf vandaan en was hij ooit getrouwd?

Het boek geeft antwoord op alle vragen. Je leest, samen met Pa’s 7 dochters, het dagboek dat hij vanaf zijn jeugd heeft bijgehouden en bij bijna iedere bladzijde van dat dagboek worden er namen genoemd en verhalen verteld uit vorige delen. Net als in de vorige delen zijn sommige hoofdstukken geschreven in het heden. De zeven zussen hebben zich verzameld op het luxe jacht Titan en ze varen met elkaar naar een plaats om samen de as van hun vader uit te strooien.

Tijdens de reis krijgen alle zussen het (voor zes van hen gekopieerde) dagboek van hun vader te lezen en ontdekken ze meer details over hun geboorte en hoe hun vader bij hun leven was betrokken.  Het dagboek van hun vader, Pa Salt, begint als hij als jong kind meer dood dan levend wordt gevonden in Parijs onder de heg van de tuin van de familie Landowski,  maar pas aan het eind van het boek kom je er achter wat daarvoor met het kind is gebeurd.

Het is een prachtig verhaal; alle verhaallijnen kloppen en ik verbaas me er (net als bij Harry Potter) over hoe iemand zo’n veelomvattend verhaal dat zoveel levens beslaat kan bedenken.  Maar bedenken is ėėn kant van het verhaal,  opschrijven is de andere kant. Lucinda Riley had een pakkende manier van schrijven. Zij wist de verhalen van de zeven zussen zo te beschrijven dat je meeleefde met de hoofdrolspelers.  Met een lach,  maar zeker ook met een traan; ik had regelmatig een zakdoek nodig….

Haar zoon Harry heeft dit achtste deel geschreven en heeft het levenswerk van zijn overleden moeder voltooid.  Maar het boek raakte bij mij geen gevoelige snaar; de gesprekken die worden gevoerd blijven vlak: de benodigde informatie krijg je wel, maar het sentiment ontbreekt.

Ander puntje van kritiek: in dit boek zijn hele goede mensen met alleen maar nobele gedachten en goede bedoelingen en er zijn ook hele slechte mensen die alleen maar boze plannen smeden en haatdragend zijn. Daar word ik altijd een beetje kriebelig van.  Zulke mensen bestaan niet, maar daarvoor is het natuurlijk ook een roman en geen documentaire.  Tegelijkertijd ben ik ontzettend blij dat Harry dit boek heeft geschreven, ik had het niet willen missen. Hij heeft met de aantekeningen en aanwijzingen van zijn moeder een waardige afsluiting geschreven van een prachtige boekenserie. En nee, het is nog steeds geen literatuur, maar wat heb ik veel fijne, ontspannen leesuren gehad met de 7 zussen!

Reageren

Pagina 1 van 15

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén