De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

18 juli: Er is maar één jij.

Drie dagen geleden schreef ik een blog over het Engels in ons taalgebruik.
Vandaag een blog over een kaartje dat ik ooit van iemand kreeg met een Engelse tekst, waar ik destijds even over moest nadenken omdat het niet in het Nederlands was.
“Niemand is jij en dat is jouw kracht”.
Ieder individu is uniek. Je moet dus niet proberen om zoals anderen te zijn, maar je eigen unieke talenten en kwaliteiten omarmen.
Deze u
niciteit is jouw kracht; het onderscheidt je van anderen en als ‘jij’ ben je in staat om op je eigen manier bij te dragen aan de wereld. 

Op mijn leeftijd weet je het eigenlijk allemaal al lang: je bent goed genoeg zoals je bent, benut je creatieve gaven, doe je niet anders voor dan je bent enz.
Hoe ouder je wordt, hoe meer je dat durft.
Hoe minder het je kan schelen ‘of het wel zo hoort’ of ‘wat men er van vindt’.
Het is belangrijk om je eigen waarde te weten en te erkennen.
Daarbij is het ook goed om niet te proberen te veranderen om in de mal van anderen te passen.
Door je eigen kracht te omarmen, kun je een positieve impact hebben op jezelf en op de wereld om je heen.

November 1979 – Parket OvJ, Assen

Dit was natuurlijk ook allemaal al zo toen ik 19 was en in oktober 1979 begon aan mijn werkende leven, maar dat had ik nog niet ontdekt.
Als ik terugkijk op die periode zie ik iemand die met het enthousiasme van een jonge hond de werkvloer opstapte, maar die ook nog heel veel moest leren.
In de loop van mijn werkzame leven heb ik heel veel geleerd en niet alleen in betaalde banen: ook de dingen die ik als vrijwilliger deed (zondagschool, kinder/jeugdkoor, ouderraad, kerkenraad, PKN-website, gidsen in de Catharinakerk) hebben me veel (zelf)kennis opgeleverd.
Inmiddels weet ik wat mijn valkuilen en mijn blinde vlekken zijn, maar ook waar ik goed in ben, waar ik zelf plezier aan beleef en waarin ik mijn steentje kan bijdragen aan onze maatschappij.
Er is maar één mij en dat is mijn kracht.
En dat geldt ook voor jou!

Reageren

17 juli: Blogbouwstenen (15) – De generatie van Jan.

Tot 2017 stond er op pagina 2 van het Dagblad van het Noorden (waar nu Herman staat) een column van Jan Wierenga.
‘Ogenblik’ heette die column en Jan schreef aangename verhaaltjes; daar schreef ik al eens een blog over onder de titel ‘Zwijnepuiten en tuitjegruiten‘.
In het mapje onder het computerbeeldscherm waarin ik briefjes en aantekeningen bewaar zat ook een uitgeknipt ‘Ogenblik’ van Jan.
Destijds had ik het achteruit gelegd omdat het me ontroerde.
Het deed me aan mijn vader denken.

De afbeelding van de column zie je onderaan het blog, de tekst heb ik hieronder uitgewerkt.

Bij elkaar.
De redactiechef belde gisteren. Hij wilde mij er even op wijzen dat pagina 3 vandaag voor een groot deel in het teken zou staan van de fatale treinsprong in Meppel.
Kon ik er misschien ook rekening mee houden?
Of niet natuurlijk.
Nou, liever wilde ik er inderdaad niet over schrijven. Als er ergens kinderleed opduikt ga ik er het liefst met de staart  tussen de benen vandoor.
Het gaat zelfs zo ver dat ik elke tv serie of speelfilm waarin kinderen het slachtoffer dreigen te worden van geweld onmiddellijk wegdraai ook al is het allemaal van A tot Z verzonnen. Het is gewoon zo dat ik het niet verdraag. Weg met die rotzooi. Ik wil het niet zien.
En als ’s ochtends in de krant een overlijdensadvertentie staat van een kind ben ik de rest van de dag toch enigszins van slag ook al heb ik het kind helemaal niet gekend.
Hetzelfde heb ik bij kindergraven op het kerkhof; ik moet ook bekennen dat ik niet zo goed ben in het vinden van troostrijke woorden ofzo.
Het liefst loop ik overal met een grote boog omheen. Maar ik vraag verschoning: ’t  is geen gemakzucht, het is slechts zo dat ik in alles onze eigen kinderen zie en daarin de diepste vrees op aarde: dat er eentje eerder gaat dan jij. Dat is wat alle ouders delen en waarin je in gedachten bij elkaar kunt zijn.

Jan Wierenga

Jan schreef deze column in december 2012; toen was mijn vader al vier jaar overleden.
Ik moest aan hem denken, omdat hij het verhaal had kunnen schrijven.
Toen hij opa werd van onze dochters zag ik een kant van hem die ik als kind niet zo had gezien.
De kinderen waren zijn oogappels; trots als een pauw liep hij achter de wandelwagen en hij leerde ze van alles.
Maar als onze kinderen iets overkwam zag ik ook wat dat deed met mijn vader.
Een twee-jarige kleindochter met een lijkbleek snoetje boven een enkeltje in het gips: hij kon er amper naar kijken.
Bedacht allerlei dingen voor haar, zoals een ‘speelplank’ in het campingbedje waarin ze zat, zodat ze een puzzeltje kon maken.

Jan was van dezelfde generatie als mijn vader.
Over emoties, rouw en verdriet werd tot diep in de jaren ’70 niet gepraat.
Huilen als man was ook eigenlijk niet de bedoeling.
“Het liefst loop ik overal met een grote boog omheen….” want er over praten: dat hadden ze niet geleerd.

Benieuwd naar de andere ‘blogbouwstenen’?
Die hebben een eigen knop in het menu onder ‘Lezen’.

Reageren

16 juli: Mokum in Meppel.

In 2014 stonden wij, toen nog met de caravan van mijn ouders, op een boerencamping in Nijeveen. We wilden toen een stadswandeling doen in Meppel, maar het was die dag Mokum-in-Meppel-dag. Toen we de stad in fietsten schalden Hazes en tante Leen ons al tegemoet; dat ging ik niet een hele dag aanhoren, dus wij gingen iets anders doen: een fietstocht naar de ooievaars in De Wijk.

“Waarom zou je in ’s hemelsnaam een Amsterdamse dag in Drenthe organiseren?” vroeg ik me destijds in arrenmoede af. Toen we eind juni van dit jaar met Happen en Trappen in Meppel waren kreeg ik, elf jaar later, antwoord op die vraag. Aan de muur van herberg ’t Plein waar wij ’s morgen koffie dronken hingen twee informatieborden met een en interessant en onverwacht verhaal over de band tussen de steden Meppel en Amsterdam.

Vroeger ging de handel tussen Meppel en Amsterdam over de Zuiderzee, na 1932 over het IJsselmeer.  Die handel nam al grote vormen aan na 1600.  In Holland was de turf die voorhanden was in die regio allemaal opgestookt en daarna werd die brandstof uit Drenthe gehaald: turf was in Drenthe nog volop voorradig en vanuit Hoogeveen, Emmen en Groningen werd het naar Meppel vervoerd.  Rond  1650 leefde ongeveer de helft van de bevolking in Meppel van de scheepvaart; het machtigste gilde in die tijd was het schippersgilde.  Turfschepen en beurtveren voeren heen en weer over de Zuiderzee; ze namen naast turf ook slachtvee, zuivel, graan, geweven stoffen en zeildoek mee. Het was heel normaal dat op de markt van Amsterdam brood, meel, boter en stoffen uit Meppel te koop waren.  Op de terugreis werden dan luxe producten zoals specerijen noten en rijst  meegenomen om vanuit hier weer door te verkopen; nog steeds vind je in Meppel veel pakhuizen.
In 1870, toen de provincie verordonneerde dat alle straten, pleinen en kaden een naam moesten krijgen kregen de kades van het kanaal deftige Amsterdamse namen zoals Prinsengracht en Keizersgracht.

In de loop van de eeuwen ontstonden er hechte contacten tussen Meppel en Amsterdam; dat kwam onder andere door de vaste scheepvaartdiensten van de veerbooten en vrachtschepen op Amsterdam. Schippers uit Meppel hadden familie in Amsterdam en meisjes en vrouwen die een betrekking zochten bij een rijke familie trokken veelal naar Amsterdam.
Het kwam zelfs voor dat arme jonge vrouwen van de diaconie in Meppel geld kregen voor een enkele reis naar Amsterdam om zo hier de armoede te ontvluchten; daar konden ze een man vinden en de familiebanden tussen Meppel en Amsterdam werden er alleen maar sterker door. Andere keerden toch terug om in Meppel te trouwen, maar ook dan bleven er banden bestaan met Amsterdam.

Mooi verhaal!
Dat ik nu de reden van de Mokum-in-Meppel-dag weet, wil natuurlijk niet zeggen dat ik daar heen ga.
Lijkt het jou wel leuk?
Dit jaar is het op 14 augustus ‘Mokum in Meppel!’

Reageren

15 juli: “Es wie spiek….”

Bij ‘Het huus van de taol’ maakt men zich sterk voor het gebruik van de Drentse taal.
Daar ben ik zelf ook voorstander van en ik doe mijn best.
Maar zo langzamerhand begint het tijd te worden om ons sterk te maken voor het gebruik van de Nederlandse taal.
Zelfs in mijn alledaagse, Drentse leven, sluipen steeds meer Engelse woorden in het taalgebruik.

Voorbeeld.
We kijken naar het Journaal op NPO 1.
Een journalist staat voor een gebouw waar een belangrijke bijeenkomst plaatsvind.
Hij roept in de microfoon: “Es wie spiek komen achter mij de regeringsleiders bij elkaar……”
Maar wij spieken helemaal niet met hem.
Hij spiekt en wij luisteren. Wij zijn Nederlanders die niet begrijpen waarom hij zijn bijdrage begint met de Engelse uitdrukking ‘As we speak’.
Ergerlijk vind ik het.

Ander voorbeeld.
Met een dochter loop ik in onze oer-Nederlandse Hema in Roden.
We zoeken naar een borduurschaartje.
We vinden zo’n schaartje, maar tot mijn stomme verbazing staat er op de verpakking ‘Embroidery scissors’.
Dan denk je nog: het zakje hangt verkeerd om, maar nee, het staat er gewoon niet in het Nederlands op, alleen maar in het Engels.
En in diezelfde stelling vind je handkerchiefs, a sewing kit, needles and pinns en a tape measure.
Dat is toch raar?

Ander voorbeeld.
Omdat ik wil weten hoeveel mensen er op een feestje komen stel ik in een groepsapp de vraag: ‘…en als je komt: wat wil je drinken?.
Antwoord: “Ik moet nog even overleggen, ik laat het je asap weten.”
Asap?
Bij vluchtig lezen kun je nog in de veronderstelling zijn dat men appelsap wil drinken, maar asap betekent ‘as soon as possible’.
Wat is er mis met ‘zsm’?

Nog een paar voorbeelden:
– Het Nederlandse handwerktijdschrift Ariadne heet tegenwoordig ‘Ariadne at home’, met als subtitel ‘For happy living’.

– Vorige maand kreeg ik een telefoontje op mijn werk.
“Je spreekt met Monique van Lentis Recrutement…..”
Vroeger heette dat de afdeling werving en selectie, waren skills gewoon vaardigheden en heette een job nog een baan.

– In de Saar-podcast was Barbara naar een festival geweest.
“Het was wel even struggelen met de tent. En er waren zoveel mensen om mee te connecten…..”

– Een sportverslaggever heeft het over Depaay.
“Hij is ‘all-time-topscorer!”

– In mijn eigen theedoos zitten theezakjes, voornamelijk van het merk Pickwick.
Al die soorten thee worden in het Engels benoemd: de vruchtenthee (Tea with fruit) zoals Cherry, Raspberry en Strawberry, maar ook de andere soorten, zoals Autumn Storm en Caramelised Pear.
Zelfs de oud-Hollandse versie ‘Speculaaskruiden’ heet tegenwoordig Spiced Biscuit.

– En dan is er in Roden ook nog eens een brei- en haakclubje van de kerk dat zich ‘Holy Stitch’ durft te noemen.  It must not get more crazy.

We houden het met elkaar niet tegen, maar we kunnen wel alert blijven en zelf proberen om niet mee te gaan met de verengelsing onze taal.
Wees zuinig op het Nederlands!

In 2022 schreef ik over dit onderwerp ook al eens blog onder de titel ‘Nederlands maar dan Engels‘.

Reageren

14 juli: Een zielig meerkoetje.

Het afgelopen weekend trokken we ons even met z’n tweeën terug in Casa Grada.
Als je mijn blog een beetje volgt heb je gelezen dat er de laatste weken veel energieslurpende gebeurtenissen waren, dus we waren toe aan ‘niks’.
Aan het meer zitten.
Fietsen in de omgeving.
Boodschapjes doen in Westerbork.
Vissie eten.
In de nieuwe overkapping genieten van de avondzon.
IJsje kopen.

Als we aan het meer zitten is er werkelijk altijd wat te zien.
Eenden, zwanen, vissen, meerkoeten, er zwemt en vliegt van alles over het meer.
Dit weekend werd ik in beslaggenomen door een moeder meerkoet en haar puber.
De puber zwom als een hondje achter moeder aan, maar moeder vond het kennelijk tijd dat puber op zichzelf ging wonen.
Ze joeg het jonge dier weg, duwde het onder water, zwom heel hard de andere kant op en gaf daarmee duidelijk te kennen: opzouten.

Dat vind ik dan zielig.
Het jonge meerkoetje zwom wat zoekend in z’n eentje rond en maakte daarbij een droevig geluidje, een langgerekt piepje.
Het deed mij denken aan het lelijke jonge eendje in de Disneytekenfilm ‘The ugly duckling’
Ken je het niet? Hierbij een link naar het allerzieligste fragment uit dat filmpje.
Maar het is natuurlijk helemaal niet zielig, zo gaat het gewoon.
Onze dochters wonen immers ook niet meer bij ons.
Maar die duwde ik niet onder water of zo.

Het allerbijzonderste dit weekend was dat we ijsvogeltjes zagen vliegen.
Twee prachtig blauwe ijsvogeltjes.
Vlogen voor ons terras langs vanuit de over het meer hangende bosschages bij Henk (buurman van 3 huizen verderop) naar de struik achter de brandgang naast ons huis.
Daar heb ik natuurlijk geen foto van. Wij zaten met open mond perplex te zijn dat we die vogeltjes überhaupt zagen vliegen!
De foto hiernaast heb ik van Pixabay en is gemaakt door Marco Federmann. Toepasselijke naam trouwens….

En zo gaan uren voorbij.
Borduurwerkje, haakwerkje, mooi boek van Matthijs Deen: ‘ganz erholt’ kwamen wij vanmiddag weer in Roden.
Vanuit Westerbork nam ik wat witte hortensiabollen mee; die staan daar in de tuin.
Die staan nu als aandenken aan ons zalige zonnige zomerweekend achter ons huis op tafel.

Reageren

13 juli: Kelderluiken.

In het blog over Happen en trappen van 29 juni beloofde ik het al: Zwartsluis krijgt een eigen blog.

Wij kwamen aanfietsen vanuit de wieden rondom Meppel en zagen rechts van ons een groot industrieterrein aan het Meppelerdiep met scheepswerven enzo. “Dat is Zwartsluis dus…”.
We moesten wachten want vlak voordat het Meppelerdiep uitmondt in het Zwarte Water stond de enorme brug omhoog en kwam er een groot vrachtschip langsvaren.

Toen we na de carpaccio van Hotel Zwartewater het dorp infietsten was ik verrast door het contrast met wat ik hierboven beschreef.
We fietsten langs een haventje met allemaal plezierjachten en door een oude dorpskern met kleine straatjes.

Op internet zocht ik later informatie. Zwartsluis is in de middeleeuwen ontstaan door de sluizen in het Meppelerdiep.  Door scheepvaart en door het winnen van turf ontwikkelde zich een kleine nederzetting, die in 1398 al ‘Swarte Sluys’ werd genoemd. In de loop van de eeuwen bleek die nederzetting van strategisch belang  te zijn: het dorp lag niet alleen langs belangrijke waterwegen, maar ook de enige begaanbare zandwegen in die tijd liepen via Zwartsluis.

De Gelderse hertog Karel van Gelre probeerde in 1521 een verdedigingswerk  (blokhuis) te bouwen om de doorgang te kunnen bewaken, maar daar staken de destijds rijke Hanzesteden Kampen en Hasselt een stokje voor. Maar dat verdedigingswerk kwam er wél: 4 jaar later lukte het Karel toch om een schans te bouwen; tijdens de 80-jarige oorlog werd die schans verder uitgebouwd tot een zogenaamd ‘fortresse’; in die hoedanigheid deed Zwartsluis dienst in de strijd tegen de Spaanse troepen.

Toen we door het oude centrum fietsten moest ik even van de fiets afstappen bij een oude winkel waar men bezig was met werkzaamheden. En de kelderluiken stonde open!  Dat zijn twee openklappende deuren aan de straatzijde van een gebouw, waardoor je in de kelder van het huis kunt komen; die heb je heel veel bij oude huizen, maar die zitten altijd dicht.

“Mag ik een foto maken, meneer?” vroeg ik aan de bouwvakker die er bij stond.
Hij keek mij in opperste verbazing aan.
“Van mij?!”
Hij was lichtelijk teleurgesteld dat het mij ging om de ingang van de kelder; natuurlijk mocht ik een foto maken en ondertussen vertelde hij dat deze straat vroeger helemaal vol stond met winkels en handelshuizen en dat de kelder zich uitstrekte onder het hele huis.
Zulke kelders werden vroeger gebruikt voor het opslaan van voorraden, die lopend of op raderen/wielen (steekkarren etc.) naar binnen konden worden gereden; in het midden zie je een trapje, de zijkanten lopen schuin af voor de wielen.

Nieuwgierigheid bevredigd; ‘dat wet die wiesneuse dan weer….’

Reageren

12 juli: Een probleem.

Zaterdagavond.
We kijken naar het Journaal van 20.00 uur.
Op zorgelijke toon vertelt de nieuwslezer dat de regering over een paar jaar 7 miljard te kort heeft want er komt een groot probleem op ons af: de vergrijzing.

‘Dat ben ik….’ denk ik dan.
Met mijn geboortejaar 1960 vorm ik de achterhoede van de babyboomers,
Afgelopen week vroeg een collega mij hoe lang ik al werk en ik hoorde mezelf vertellen over mijn eerste baan bij Iwema in 1979 (6 weken maar….) en mijn eerste weken datzelfde jaar bij het Parket van de Officier van Justitie in Assen. Over de grote Remington schrijfmachine, waar iedere accept-girokaart voor de bekeuringen allemaal afzonderlijk werden ingedraaid.

Een ander tijdperk.
Toen woonde ik nog bij mijn ouders thuis, had nog niet eens verkering met Gerard en vond mijn collega’s allemaal stokoud, behalve Zwanet en Trientje, want die kwamen ook net van de HAVO. Dat is dus nu 46 jaar geleden.
De collega die ik vertelde over mijn eerste werkervaring vindt mij nu stokoud.
En vanuit haar beleving ben ik dat natuurlijk ook; ze is jonger dan mijn jongste dochter.

Nou moet ik toegeven dat ik ook niet heel erg mijn best doe om er jong en flitsend uit te zien. Botox en fillers zijn aan mij niet besteed: mijn rimpels zijn duidelijk zichtbaar en je ziet mij ook niet meer in de de laatste modetrends lopen. Verder werk ik (nog) niet met AI en duurt het altijd even voor ik weer gewend ben aan een nieuwe manier van opstarten (met digitale identificator) of aan ‘werken in the cloud’.  Maar ondanks dat ben ik nog steeds van toegevoegde waarde op mijn werk.

Soms denk ik nog wel eens aan al die ‘stokoude’ collega’s bij Justitie destijds.
Meneer Kruidhof en meneer Kok, de leidinggevenden van mijn vaders leeftijd waren toen jonger dan ik nu ben.
Liesbeth, een vrijgezelle dame die tegenover mij zat was begin dertig; zo oud als onze kinderen nu ongeveer.
Van mijn naaste collega’s destijds is iedereen al overleden: Roel, Klaas en Zwanet.

We schuiven op in de tijd.
Maar zijn we een probleem?
De vergrijzing biedt ook kansen.
In Hoogezand breidt de Mölnlyke fabriek uit; die produceert voornamelijk incontinentieprodukten….. 😉

Reageren

11 juli: Scharlakenrode linten.

Donderdagmorgen kwamen The Cats weer voorbij op Radio 5 met (wat mij betreft) één van hun mooiste nummers: Scarlet ribbons.
Een dijk van een smartlap over een klein wondertje.
De vader (maar kan ook een moeder zijn, het wordt ook door vrouwen gezongen) gluurt even in de slaapkamer van zijn dochtertje om welterusten te zeggen en hoort de dochter bidden om “scarlet ribbons for my hair”, scharlakenrode linten voor haar haar.
Het is laat, er zijn geen winkels open in de stad en er zijn nergens linten te krijgen.
De zanger heeft de hele nacht “pijn in zijn hart”, maar als hij bij zonsopgang weer in de slaapkamer van zijn dochter gluurt, ziet hij daar prachtige “scharlaken linten” in een vrolijke overdaad liggen. De zanger zegt dat zelfs als hij honderd wordt, hij nooit zal weten waar de linten vandaan kwamen.

Het is al een oud lied, geschreven in 1949 door Evelyn Danzig (muziek) en Jack Segal (tekst).
Het werd in datzelfde jaar al uitgebracht door Jo Stafford en dat klinkt heel anders dan de galmende uitvoering die wij zo goed kennen van The Cats.
Hierbij een link naar haar versie.
Een paar jaar later, in 1952, werd het op de plaat gezet door Harry Bellafonte.
Heel gevoelig gezongen, kijk en luister maar eens naar deze uitvoering.
In 1959 kwamen ‘The Browns’ (een broer en 2 zussen) in Amerika met hun zoete, meerstemmige versie.
Heel anders! Luister er hier maar eens naar.

Mooi allemaal.
Lekker zwijmelen.
Maar de mooiste, emotioneelste, meest dramatische en sentimentele versie van deze oer-smartlap komt van The Cats.
Met die heeeeeerlijke uithalen van Piet Veerman.
En die violen!
Zucht. 

Reageren

10 juli: Blikkendag.

Vandaag roep ik even het blog in herinnering dat ik schreef over de bruiloft van Rick en Anouk op donderdag 5 juni.
Daarin schreef ik deze alinea:
Verder zong de hele zaal heel blij en overtuigend mee met een lied dat ik nog nooit gehoord had; over dat het warm was en dat de zon weer ging schijnen? Zoiets. Ik stond aan de kant het allemaal aan te zien en voelde mij als mijn ooms en tantes op onze bruiloft.
Wat ik hoorde was TIS …. WARM…. en dan iets onverstaanbaars en dan ZON GAAT SCHIJNEN.
Ik kan dan niet uitstaan dat werkelijk iedereen zo’n liedje mee staat te zingen en dat ik het nog nooit gehoord heb.

Gisteren op mijn werk hoorde ik het liedje bij Daniël Dekker tussen de middag op Radio 5.
De radio staat altijd heel zacht aan, want anders heb je er last van, maar ik herkende het onmiddellijk.
In mijn middagpauze zocht ik op de playlist hoe het nummer nou heette.
Er stond ‘Blikkendag’.
Dat kon in mijn beleving niet kloppen, maar ik zocht die titel toch even na via Google en wat schetst mijn verbazing: dat was dat liedje.
Ze zingen niet TIS …. WARM…. maar TIS ….VAN….DAAG BLIKKENDAG!

Mijn nieuwsgierigheid is bevredigd, mijn vraag is beantwoord en ik weet nu wat ze zingen.
Maar ik ga geen link op dit blog zetten; als je het wil horen, zoek je het zelf maar even op.
Ik zal het nooit meezingen.

‘Blikken’ ken ik eigenlijk vooral van het gezegde ‘zonder blikken of blozen’.
Daarover schreef ik in 2016 een verhaal onder de titel ‘Onan de duif’.
Vandaag in de herhaling. Omdat dit blog over blikken-dag gaat.
Geniet er van!

Op dinsdag 28 juni 2016 schreef ik over het afscheid van iemand van de cliëntenraad waar ik ook aanwezig was. Daar hoorde ik een humoristisch verhaal dat ik mijn lezers niet wil onthouden.
Naast de gebruikelijke boekenbonnen en bloemen kreeg de vertrekkende voorzitter ook een klein belletje met een spiegeltje. “Voor je kleine vriendje dat ik altijd op de achtergrond hoor als ik met je telefoneer”  verduidelijkte de gever.
Het vriendje  bleek een tortelduif te zijn die Onan heette.
“Wie noemt zijn duif nou zo?” dacht ik.
De enige Onan die ik ken is een personage uit de bijbel (Genesis 38). Hij was de tweede zoon van Juda (zoon van Jakob). Zijn oudere broer Er was overleden en de Joodse wet schreef voor dat diens broer dan voor nageslacht bij de weduwe moest zorgen. Onan vertikte dat. “Hij verspilde zijn zaad op de grond” staat hierover in de bijbel.
Het woord onanie is gebaseerd op zijn naam.

onanDe bewuste duif was inderdaad naar die Onan genoemd.
“Waarom?” vroeg ik de vertrekkende voorzitter.
Hij vertelde zonder blikken of blozen het bovenstaande verhaal. De duif bleek een rommelige eter te zijn. “Als we vogelzaad in zijn bakje doen dan pikt hij daar zo wild in om dat het zaad alle kanten opvliegt. Hij verspilt dus zijn zaad op de grond.”

Zelden zo’n originele naam voor een dier gehoord…..

Reageren

9 juli: Uit de tuin.

Zoals je al kunt zien aan de foto in de header: onze tuin/borders bulken weer van de bloemen.
Voornamelijk hortensia’s in blauwe en rose tinten en alle schakeringen daar tussen in.
Wij noemen de struik Hortensia, maar hij heet eigenlijk Hydrangea*  en komt oorspronkelijk uit Oost-Azië, met name Japan en China. Hij werd voor het eerst in Nederland geïntroduceerd in 1775.
De officiële naam is afgeleid van de Griekse woorden ‘hydro’ (water) en ‘angeion’ (kruik), woorden die verwijzen naar de waterbehoefte van de plant.

Van eind juni tot en met (meestal) december maak ik dankbaar gebruik van de kleurige bollen van de hortensiastruik in bloemstukjes en kransen.
Het is gedaan met de pret als het ’s nachts flink gaat vriezen, want dan worden de bloemen die nog aan de struik zitten helemaal bruin en sterven af.
Ik hoop dan ook altijd dat het voor de 1e zondag van Advent nog niet heeft gevroren, want hortensia’s vullen zo mooi de Adventskrans om de vier kaarsen heen.
Maar het is nog lang geen kerst: eerst de zomer.

Gistermiddag maakte ik een bloemstukje in een mandje (dat ik zelf ooit had gekregen met iets anders er in) om weg te geven. Daarvoor gebruikte ik sedum, lavendel, hortensiabollen en kamperfoelie. De mevrouw die het kreeg was er blij mee!
Na het theebezoekje vulde ik mijn multifunctionele fesztoon met ‘pluk-uit-de-tuin-‘ en zette die op de buitentafel.
Het wordt weer mooi weer dus we kunnen weer buiten zitten!

* Hierbij een link naar een artikel op de website ‘Hortensia Bertha’s Hof’ met meer informatie over deze bijzondere struik.

Reageren

Pagina 15 van 395

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén