De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

27 oktober: The day after.

Zaterdagmorgen 26 oktober.
We zitten buiten te koffiedrinken met onze oudste dochter; er zijn nog restjes monchou- en appeltaart van mijn verjaardag vrijdag en we zitten gewoon lekker in het zonnetje!
Niet te geloven zo laat in oktober.

Vrijdagavond kwamen de broers en zussen op bezoek voor mijn verjaardag en het was weer uitermate gezellig.
Schoonzussen waren het er eigenlijk niet mee eens dat er geen kwarktaart was.
“Géén kwark!?!”
“Hoezo niet?!”
“Nou, ik had zin om een monchoutaart te maken en dat is toch ook lekker?”
Was ook zo.
“Dus nu moeten we kiezen uit appeltaart en monchou? Heb je die allebei zelf gemaakt?”
“Jazeker!”
“Wat moet ik dan kiezen?!”
Het kwam er op uit dat de helft van de gasten twee stukjes taart op het gebaksbordje kreeg: een puntje appeltaart en een puntje monchou.
Ik had genoeg, dus dan hoef je niet te bezuinigen.
Zelf taart maken: ik doe het al vanaf dat wij getrouwd zijn, dus al meer dan 40 jaar.
Sommige collega’s vinden mij hopeloos ouderwets, maar ik ben van mening dat een zelfgemaakte taart niet onder doet voor een exemplaar van de bakker.
De appeltaart bak ik volgens het beproefde recept dat ik kreeg van mijn schoonmoeder (mijn moeder bakte niet) en dat luidde: “Stiet gewoon op het pak van het zelfrijzend bakmeel van Koopmans.” Haar geheim was dat ze de rozijnen na het wellen even in een bodempje rum liet staan. “En een pakkie vanillesuker deur het beslag doen”. Inmiddels koop ik al lang geen bakmeel meer van Koopmans, maar het recept zit uitgeknipt in de receptenmap.

De kwarktaart is de befaamde ‘Tante Lammie Kwarktaart‘ uit de jaren ’70 die ik al beschreef in 2014 en de monchou: die beschreef ik nog niet zo lang geleden, dat recept kreeg ik van vriendin Bea uit Peize.

Maar eigenlijk gaat zo’n verjaardag natuurlijk helemaal niet om de taart.
Je bent dankbaar dat je weer een jaar ouder mocht worden en wij staan daar jaarlijks uitgebreid bij stil, meestal drie keer: met de kinderen, met de familie en met de vrienden.
De kring van mensen die het dichtst om ons heen staan, die (bijna) alles van ons weten en waarbij je niet te veel hoeft uit leggen. Hoe is het met je, is er nog nieuws, he’j ’t al heurd, hoe is het met de kinderen, heb je nog foto’s; ingewikkelder wordt het vaak niet.
Een schaal met hapjes, toastje met met lekkers en natuurlijk: een bitterbal.
Vrijdagavond zwaaiden we als laatste mijn broer en schoonzus uit; toen was het al zaterdag…..
En dames schone zussen: volgende keer maak ik weer een kwarktaart.

Reageren

26 oktober: Bul!

Donderdagmiddag zat ik in de Senaatskamer van de Rijksuniversiteit in Groningen.
Nicht Coby, de dochter van mijn broer en schoonzus kreeg de bul uitgereikt voor het afronden van haar studie Archeologie.
We zaten op rij 2 (het gezin van mijn broer, oma Meints en een zus van Annette) mooi met de neus vooraan.
Je voelt je in die zaal altijd een klein mensje.
Het is een hoge, chique ruimte en de wanden van de senaatskamer zijn gevuld met de historische portrettenverzameling van hoogleraren; we werden nog even gewezen op het schilderij van Ben Feringa, de trots van de Groningse universiteit omdat hij in 2016 de Nobelprijs voor de Scheikunde won.

Iedere student werd persoonlijk toegesproken en de leden van de examencommissie maakten zich er niet met een Jantje van Leiden van af: er werd ruimschoots de tijd genomen voor een beschrijving van het onderwerp waar de afstudeerscriptie over ging.
Als je van geschiedenis houdt is het erg interessant om te horen waar de studenten zoal onderzoek naar doen.
Wist je bijvoorbeeld dat er veel Romeinse spullen zijn gevonden in de buurt van Winsum-Bruggeburen?
Zouden de Romeinen dan toch legerkampen of nederzettingen hebben gehad boven de Rijn?
Nee, maar waarschijnlijk was er een vooraanstaand figuur uit de inheemse elite (van de Germaanse stammen die hier toen woonden) die wel contacten had met Romeinen en door ruilen of cadeaus in het bezit was gekomen van Romeinse artefacten.

Wat is de erfgoedwaarde van ‘het Drentse landschap’ en wat is eigenlijk de invloed van klimaatverandering op dat erfgoed?
Wat doet verdroging en het verdwijnen van bepaalde vegetatie met de restanten uit voorbije eeuwen?
En wanneer werd het varken gedomesticeerd?
Wat stond er voor de bouw van het kruisherenklooster in Ter Apel op die plek?
Wij hoorden de vragen én de antwoorden.

Het onderzoek van Coby ging over begraven in de Romeinse tijd. Had de etniciteit van mensen die van buitenaf naar Rome kwamen invloed op de manier waarop ze begraven werden? Namen ze bijvoorbeeld rituelen mee vanuit hun eigen cultuur?
Dat was kennelijk niet het geval, want er zijn geen afwijkende graven gevonden. Er waren wel graven gevonden van slaven die niet Romeins waren, maar áls die al begraven werden, dan werd dat gedaan door hun eigenaar, die dat natuurlijk deed op de manier die in het Romeinse rijk gebruikelijk was.
In onze familie maken we dit soort dingen niet vaak mee, dus ik zit in zo’n deftige zaal ontzettend te genieten van wat er allemaal gebeurt.

Dat genieten ging na de plechtigheid nog even door, want er werd getrakteerd op een borrel mét bitterballen. Mijn soort feestje.
En wat ik bij de bacheloruitreiking ook al schreef: mijn ouders waren er in mijn gedachten toch een beetje bij.
Opa had naast zijn schoenen gelopen….tante Ada in ieder geval wel.

Reageren

25 oktober: …… many years from now…..

Volgende week is de Evergreen Top 1000-stemweek op Radio 5… een verkiezingsweek!
Vanaf zaterdag kun je stemmen op je favoriete Evergreens; ik ga mijn lijstje ook weer insturen.

Vandaag vraag ik aandacht voor een liedje dat niet op mijn lijstje staat.
Het is een liedje van de Beatles en het begint zo:

‘When I get older, losing my hair, many years from now…’
HAHAHAHA!

Helemaal niet ‘many years from now’!
Het is vandaag!
Geen idee?
Luister maar eens!

Reageren

24 oktober: Pannenlap Virgilio.

In ons eerste agritourismo- adres Cignan Bianco van Virgilio hing in de keuken een witte pannenlap.
Het was een wit-met-geel gehaakte pannenlap met een steek die ik zo niet thuis kon brengen.
Het was gehaakt met ribbels en ze waren goed uitrekbaar.
Het leek wel of de ribbels een beetje versprongen, maar dat was niet zo.
En net zoals met de pannenlappen twee jaar geleden in Duitsland (zie ‘Hoe dan?!?‘): ik heb net zolang zitten uitproberen hoe het moest tot ik de goede steek te pakken had.
En eigenlijk was het helemaal niet zo moeilijk!
Het trucje is dat je gewoon met vasten haakt, maar dat je met het insteken in de vorige toer alléén in de áchterste lus van de vorige vaste insteekt. Dan krijg je dus dat leuke reliëfpatroon!

Na de vakantie maakte twee pannenlappen voor mezelf, die ik later toch weer weggaf.
Maar ik had wel foto’s gemaakt, dus hoe het is geworden kan ik delen op dit blog.
Ik koos voor twee kleuren die mooi bij elkaar passen en wisselde die af.

Hieronder vind je de haakpatroonbeschrijving van de ‘pannenlap Virgilio’.

De ophanglus haak je er gelijk aan vast.

Begin met 12 lossen haken
en met 1 halve vaste de ring sluiten.
1 losse, vervolgens 18 vasten om de ring haken, de toer met 1 halve vaste in de 1e vaste sluiten, 1 losse om te keren.
Nu heb je de lus van de pannenlap.
Je haakt dus van boven naar beneden.

Langs de zijkant afwerken met één toer vasten.

1e Toer ( heengaande): 4 vasten, voor de hoek 3 vasten in 1 steek, 4 vasten, 1 losse om te keren
2e Toer (teruggaande): 5 vasten, in de middelste vaste haak je 3 vasten,5 vasten, 1 losse om te keren
3e Toer:  6 vasten, 3 vasten in de hoeksteek, 6 vasten, 1 losse om te keren.
Toer 4 en verder…. toer 3 steeds herhalen, waarbij je in elke toer aan elke kant 1 vast meer haakt.
Dus toer 4 begin je met 7 vasten, toer 5 haak je 8 vasten etc.
Je kunt deze pannenlappen zo lang maken als je zelf wil, maar als de zijkant 20 centimeter lang is heb je een mooie lengte.
Voor de finishing touch: haak één toer vasten om de hele pannenlap heen.

Reageren

23 oktober: Toscane 8 – Mensch…. wir haben Urlaub!

Maandagmorgen 2 september: de eerste reisdag van onze vakantie naar Toscane. We staan op zo’n Duitse parkeerplaats langs de Autobaan: koffie uit de thermoskan,  een broodje en een banaan. Naast ons staat een mevrouw te roken; de bijbehorende meneer zit alweer in de auto. Hij is ongeduldig en roept: “Komm!” Zij trapt met haar voet de sigaret uit en foetert “Mensch! Wir haben Urlaub! ”

Wij hadden ook Urlaub, bijna drie weken. En dat zinnetje van die Duitse mevrouw kwam nog wel eens voorbij.  Want zelfs op vakantie zit ons brein nog in de ‘we-moeten-wel-iets-doen’-stand.  Want we zijn hier nu in Italië en boeken lezen,  puzzeltjes maken en handwerken kan thuis ook.

Na Florence en aan het eind van ons verblijf op de berg bij Virgilio  in Cignan Bianca hadden we Sienna, San Giminiano en Monteriggione al bezocht en we zouden eigenlijk, op weg naar ons volgende logeeradres, nog naar Volterra, maar daar zijn we niet geweest: het was even te veel geweest en ik kon niet meer slapen van de vele indrukken.  Kaartlezen, navigeren, bussen en haltes uitzoeken, vertalen, informatie opnemen, fietsen op de autorijbaan,  foto’s maken: het emmertje liep over. Te veel van het goede. Tot mijn eigen stomme verbazing had ik even geen zin meer in nóg een oude stad.

We lieten Volterra dus links liggen en zochten de agritourismo La Tanna op in Collesalvetti, een plaatsje onder de rook van Pisa.
“Dan zoeken we voordat we inchecken de zee nog even op, want daar zitten we dan vlak bij.”
Collesalvetti ligt niet zo ver van de havenstad Livorno af; boven die havenstad zagen wij op de kaart een groot stuk zandstrand, dus wij wilden daar even bij de zee kijken.
Maar wij hebben daar een beeld bij zoals we dat in Nederland gewend zijn: je loopt door de duinen via een strandopgang naar het water en de zee en het strand zijn voor iedereen vrij toegankelijk.
Zo niet in Italië.
Langs de kust staan allemaal hotels, die allemaal een eigen stuk van het strand claimen, zodat je bijna tot aan de waterkant afgebakende terreinen hebt die bij dat hotel horen. Wij vonden die middag een klein paadje tussen twee hotels door, waar we bij een klein, vrij stukje strand konden komen.

Maar een strandwandeling kon nog wel!
Schoenen uit, lekker met de enkels in de Ligurische zee: heerlijk even uitwaaien.
We kochten onderweg nog ergens een broodje en gingen vervolgens op zoek naar ons volgende logeeradres.
“Hier moet het toch ergens zijn…..”
De mevrouw van de navigatie riep: “U heeft uw bestemming bereikt”, maar wij reden het dorpje al weer uit.
Waar is La Tanna?

Benieuwd naar andere blogs over deze reis?
Hierbij een link naar deel 1  onderaan dat blog vind je een overzicht van alle blogs in deze serie.

Reageren

22 oktober: Dreints tableau

Netuurlijk ben ik niet de ienige die wel ies wat in het Drents schref; lees maor ies een ‘Zinnig’.
Vandage schrief ik over een collega-schriever: Freerk Wiechers.
Hij is de vader van mien schoonzus Ali en a’j al een poossie met mij metleest he’j al wel ies een verhaol van zien haand lezen.
Hij was namelijk ‘Lezer van de maond in juli 2020. Klik hier veur zien bijdrage destieds.
Freerk schref in zien eigen variant van het Nedersaksisch, het Drents dat praot wordt in Dwingel en omstreken; hij woont in Eemster.
In 2016 schreef ik een blog over de innige vriendschap van oonze dochter Carlijn en Rick, zeun van Roelof en Ali.
Daorin linkte ik naor het verhaal van hum dat ‘Filistijnen’. hiette; daorin schref e over zien kleinzeunen die een nichie (oonze Carlijn dus) op bezuuk kregen. Beneid naor wat Freerk toen schreef? Hierbij een link naor dat blog.

Ofgelopen zomer kreeg ik van Ali een puute met tiedschriften (Royalty, Vorsten etc.) en daor zat ok een boek in. De titel van het boek was ‘Dreints tableau’ en het was schreven deur Freerk Wiechers. Hij haar het in eigen beheer laoten drukken en ik kreeg een exemplaar; daor was ik wies met. In zien veurwoord schref e:  

De titel van dit boek vrag meugelijk enige toelichting.
Op de foto van de omslag stao ik onmiskenbaor ofbeeld as jager.
Nao een jachtdag wordt het bemachtigde wild met respect uutlegd, zodat men nog eem kan naogenieten van de kansen die beuden bint en vake benut. Daorna wordt het wild verdield under de jagers. Dit ritueel wordt ‘het tableau uutleggen’ nuumd.
Ik heb de ofgelopen jaoren artikelties schreven, als het ware ‘scheuten’ veur de buurtkraante ‘Eemshoorn’ en ‘het Drents Jagersblad’. Het leek mij mooi um in de stijl van de jacht dizze bundeling het ‘uutleggen van het tableau’ te nuumen.

Freerk.

Het bint mooie verhaolen.
En ok verhaolen over de jacht, een underwarp waor as ik nou nooit over schrief!
A’j de schriever kent, dan heur ie hum praoten in zien mooie Dwingeler streektaol.
Um een idee te kriegen van wat der zoal in het boek stiet, heb ik der ien verhaol uutlicht.
“Uut de tied’ stiet der boven.

A’j de ofbeeldings klikt dan komt ze groot in beeld; dan ku’j het verhaol goed lezen.

Reageren

21 oktober: De prinses van Zweeloo.

…. de archeologische rijkdom van het Slenerzand….

Vorig jaar, tijdens onze herfstvakantieweek in Westerbork fietsten we een middag richting Noord Sleen: ik wilde kijken bij de Celtic Fields die daar in de buurt van het hunebed ‘de Papenloze kerk’ nog te zien zijn.
We zagen niet alleen de pré-historische akkertjes, maar ook een grafheuvel.
Op de Hondsrug wonen en reizen mensen al duizenden jaren; vroeger was het de enige plek in de regio waar mensen hoog en droog genoeg konden wonen, op veilige afstand van veenmoerassen en de zee. Niet voor niets wordt de Hondsrug ‘de randstad van de pré-historie’ genoemd. Er zijn in Drenthe nog heel veel zichtbare sporen van die tijd; denk bijvoorbeeld aan de hunebedden die zo’n 5500 jaar geleden werden gebouwd, maar ook de ’tumili’ (oude grafheuvels), eeuwenoude karrensporen.
Op de website van het hunebedmuseum in Borger vond ik een mooi artikel over het Slenerzand en wat er allemaal te vinden is aan sporen van eerdere bewoners. Hierbij een link met het hele verhaal.

Toen we bij Zweeloo kwamen, ontdekten we de plaats waar ‘de prinses van Zweeloo’ is gevonden; daar moest ik ook weer even van de fiets af. In 1952 werd bij een zandafgraving bij toeval een grafveld uit de 5e eeuw gevonden met 110 graven.
Eén van die graven sprong er uit: er werden sieraden, aardewerken potten, zilveren toiletspullen en sleutels gevonden bij deze dode, een rijke vrouw dus! Meer weten? Hierbij een link naar een artikel over haar op de Canon van Nederland. Zij kreeg de naam ‘de Prinses van Zweeloo; alle vondsten die bij haar werden gevonden liggen tentoongesteld in het Drents Museum in Assen. Ga daar eens kijken en verbaas je over de gave spullen die de dode meekreeg op haar reis naar het hiernamaals.

Dit schreef ik in oktober 2023. Ik wilde destijds een link maken naar het Drents Museum, maar ik kwam er achter dat de vaste tentoonstelling met o.a. de grafvondsten van de prinses van Zweeloo op dat moment niet te zien waren.
Men was bezig met de herinrichting van de eigen collectie die moest resulteren in een nieuwe presentatie van het geschiedenis-verhaal van Drenthe. Ik zette dit blog bij de concepten met in de titel de tekst: publiceren bij de opening van de nieuwe tentoonstelling Labyrinthia, voorjaar 2024.
Dat heeft dus even op zich laten wachten.
Toen ik afgelopen zaterdag met vriendin Jeannette in Assen liep zagen we de feestelijkheden rondom de officiële opening van 20 oktober. (zie RTV Drenthe)
Razend nieuwsgierig ben ik nu.
Hoe zou het er uit zien?
Hoe is het meisje van Yde tentoongesteld?
En de kano van Pesse en de veenlijken?
En wat zien we van de grafvondsten van de prinses van Zweeloo?
Binnenkort ga ik kijken, wordt vervolgd dus.
Hierbij alvast een link naar de vernieuwde website van het Drents Museum

Reageren

20 oktober: Jubileum.

1 juni 1979. 
Ik neem de bus naar Assen en begin aan mijn eerste baan na het behalen van mijn HAVO-diploma: ik ga beginnen als winkelbediende in kantoorboekhandel Iwema aan de Gedempte Singel in Assen.
Van vriendin Wilma weet ik dat vandaag ook een meisje uit Beilen begint in diezelfde boekhandel en Wilma wist mij op voorhand te vertellen dat wij het waarschijnlijk goed zouden kunnen vinden “Jullie zijn allebei vriendinnen van mij!”
Die morgen ontmoette ik voor de deur van Iwema inderdaad Jeannette, door Wilma omschreven als ‘Sjanètje Krokètje’.”
Vanaf het moment dat wij elkaar ontmoetten was het grote pret. We zijn allebei groot, nadrukkelijk aanwezig en we lachen veel en graag. Dat was ook gelijk het grootste probleem in die boekhandel.
Die ietwat chique winkel werd gerund door de familie De Pauw. Humorloos en stoïcijns.
Wij waren natuurlijk gewoon twee grote pubers en het was onze eerste baan. We mochten niet hard praten en niet hard lachen. En niet niezen. Moet ik het nog uitleggen?
6 weken heb ik daar gewerkt. Het was gewoon niet zo’n goede combi.

Parijs 2009: 30 jaar vriendschap.

We bleven dus geen collega’s, maar werden vriendinnen, want Jeannette, Wilma en ik spraken af om een dag met z’n drieën naar Groningen te gaan, het begin van onze ’trio-vriendschap’. We bleven leuke dingen met elkaar doen, trouwden, kregen kinderen en zochten elkaar regelmatig op.
Onze trio-vriendschap is een duo-vriendschap geworden, omdat Wilma op 50-jarige leeftijd in 2011 is overleden.
Daarover schreef ik in 2016 een blog onder de titel ‘Wilma‘ en in 2022 Vlindertje.

Deze zomer was 1 juni 1979 45 jaar geleden; afgelopen weekend hebben Jeannette en ik dat met z’n tweeën gevierd met een weekendje Assen; een reis ‘langs de weg van ons geheugen’.
We begonnen op vrijdagmiddag met koffie/thee op een terrasje op de Markt en gingen toen eerst maar naar Van der Valk om in te checken, want daar zouden we die nacht overnachten. Een glaasje wijn, een bittergarnituurtje en een diner verder was het al bijna 22.00 uur, waarna we onze gesprekken voortzetten op de hotelkamer. De kinderen, de familie, boeken, weet je nog wel, de regering, foto’s kijken, de kerk…..onderwerpen zat.
Zaterdagmorgen genoten nog van een heerlijk ontbijt in het hotel en daarna gingen we Assen verkennen.
We zochten we boekhandel Iwema op, maar die was er helemaal niet meer: het pand was helemaal vernieuwd en er zat een beddenzaak in.
Maar we haalden natuurlijk wel herinneringen op aan die tijd en genoten van de dingen die er nog wel waren, zoals daar zijn Warenhuis Vanderveen, Hotel de Jonge en het beeldje van Bartje waarbij nog even poseerden voor een selfie.
Iwema was er dan wel niet meer, maar er is wel een grote Van der Velde-boekhandel in Assen waar we op ons dooie akkertje ronddwaalden.

Aan het eind van de middag hadden we met onze mannen afgesproken bij Casa Grada in Westerbork, want dat hadden zij nog niet gezien.
We besloten ons weekend met een etentje met z’n vieren in restaurant ‘De Ar’ in Westerbork.
En vandaag?
Beetje schor en beetje duf.

Reageren

19 oktober: Toscane 7. – Twee oude vestingsteden.

Voordat we naar Italië op vakantie gingen kregen we van veel mensen goede adviezen.
Musea die we beslist moesten zien.
Kerken die we niet mochten overslaan.
Bezienswaardigheden waar we absoluut naar toe moesten.
“En als je van oude steden houdt dan moet je ook naar San Gimignano! En ook naar Monteriggione!”
Op voorhand hoor je het allemaal aan en denk je: ‘We zien het allemaal wel als we daar zijn’.

Maar natuurlijk zochten we die twee oude steden wel op. Monteriggione is een heel mooi bewaard gebleven vestingstadje. Het werd gebouwd door de bevelhebber van Siena in 1213. De vesting was bedoeld om de oude Via Francigena te beheersen. Dat was de centrale weg van West Europa naar Rome die al in de middeleeuwen gebruikt werd als handels- en pelgrimsroute. Een strategische en lucratieve weg; adellijke families maar ook steden als Florence en Siena  vochten er om. Het stadje is maar klein; ik maakte een foto van een informatiebord waar een luchtfoto van de vesting op stond.
We keken even binnen bij de herberg waar je kunt overnachten als je Via Francigena als pelgrim loopt. Daar hoort het volgende verhaal bij: In het jaar 990 vertrok aartsbisschop Siegeric vanuit Canterbury naar Rome. Op de terugweg schreef de geestelijke een dagboek,  waarin  hij  ook  de  route  en  de  halteplaatsen vermeldde. Dit geschrift werd in juli 1985 door antropoloog Caselli ontdekt en aan de hand van dat document is de moderne pelgrimsroute Via Francigena uitgezet.

Het plein in het midden van Monteriggione met een eeuwenoude put.

Diezelfde dag bezochten we San Gimignano.
We zetten de auto ongeveer twee kilometer van de stad en fietsten het laatste stuk.
Ook deze stad is ommuurd, maar is veel groter dan Monteriggione.
De stad is bekend om de 14 torens die opvallen in het silhouet van de stad.
Die torens waren bedoeld als versterking en als woning, maar dienden ook als prestigeobject tussen rivaliserende, rijke families. “Ik ben de rijkste en de machtigste en ik heb lekker de grootste”, uitgebeeld met torens.
Gerard ging de grootste van die torens beklimmen: de  Torre Grosso, 54 meter hoog en behorend bij het stadhuis Palazza Populo. Op de foto hiernaast zie je Gerard op de trap naar de toren toe.
Onderaan dit blog zie de foto die hij maakte toen hij bovenop de toren stond.
In de stille, oude kloosterkerk van San Agostino staken we ons jaarlijkse ‘vakantiekaarsje’ aan.
We maakten nog een wandeling door de oude stad, verbaasden ons over de lange rij wachtenden voor Gelateria Dondoli (lees hier waarom) én over de enorme hoeveel geld die in de put op plein lag; vervolgens  zochten  we een restaurantje op waar we genoten van Italiaanse brusschetta en ravioli.
En van het prachtige uitzicht over dat deel van Toscane.
Als je op deze afbeelding klikt komt hij mooi groot in beeld en zie je ook paar van die andere enorme torens.

Benieuwd naar andere blogs over deze reis?
Hierbij een link naar deel 1  onderaan dat blog vind je een overzicht van alle blogs in deze serie.

Reageren

18 oktober: Een Belgische speurder.

Vlak voor onze vakantie ging ik nog even naar de bibliotheek voor wat ‘leesvoer’ in Toscane. Drie boeken nam ik mee en ik begon alvast in ‘Het vervloekte huis’ van Lydia van Houten. Dat legde ik na  drie hoofdstukken weg en las het niet uit.  Niks voor mij.

Het volgende boek was een misdaadroman van  de voor mij onbekende schrijver Christian de Coninck; hij situeert het boek ‘Dodenmarkt’ in de stad Brussel in 1921, drie jaar na de beëindiging van de Eerste Wereldoorlog.  Het had me gelijk te pakken.

We maken kennis met Cyriel de Cruyenaere, een beginnend politieman die werkt in het team van  zijn schoonvader-in-spé Lodewijk Pijnaert. Later in het boek kom je er achter dat die twee allebei hebben gevochten in de loopgraven bij Ieper en dat Lode de jonge Cyriel onder zijn hoede nam.

Cyriel wordt geconfronteerd met een grote plas bloed op de Grote Markt en dan word je meegenomen naar het politiewerk van 100 jaar geleden. Kostelijk. Het gedoe met vingerafdrukken in die tijd, de opkomst van de fotografie en ondertussen lees je hoe de maatschappij toen functioneerde. Er dient zich al snel een nieuwe zaak aan: een man heeft zijn vrouw vermoord. Het lijkt een eenvoudige zaak en Cyriel mag onderzoek doen.

Als er een nieuwe verhaallijn begint over een plattelandsjongen die van huis wegloopt en in Brussel een nieuw leven wil beginnen ben je blij voor hem dat een gegoede burger hem onderdak en een betrekking aanbiedt. Maar na drie bladzijden leeft de jongen al niet meer en blijf je als lezer in verbijstering achter….

Verder is er nog een messentrekkersbende actief waar de politie achteraan moet; op het laatst komen alle verhaallijnen bij elkaar en sluit je het boek met een Baantjer-achtig gevoel van eind goed al goed.
Wat ik leuk vond aan dit boek was de beschrijving van het stadsleven van 100 jaar geleden.
Wat de mensen zoal aten bijvoorbeeld; en het toen ook al uitzichtloze bestaan van mensen aan de rand van de samenleving.
Hoe diefstal veel op kan leveren als er maar helers zijn in de persoon van louche kroegeigenaren en schimmige juweliers.
Een beetje geschiedenis, een beetje horror en een rechtschapen rechercheur met het hart op de goede plek: een mooie combi van Hercule Poirot en Jurre de Cock.

Reageren

Pagina 3 van 358

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén