De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

3 februari: Aandacht voor het laatste stukje.

Als je ‘Sander de Hosson’ intikt bij de zoekfunctie van deze website vind je twee blogs: één uit 2016 met zijn naam als titel en één uit 2017 onder de titel ‘Een longarts met een verhaal‘.
Sander schreef in die jaren columns in het Dagblad van het Noorden die me raakten.
Hij timmerde aardig aan de weg. Hij schreef columns en gaf interviews over een moeilijk onderwerp, namelijk omgaan met de dood tijdens het behandelingsproces dat je als arts hebt ingezet. 
“Moeten chemo’s altijd worden doorgezet? Ja, wij artsen worden opgeleid om mensen beter te maken, maar we hoeven onze ogen toch niet te sluiten voor de dood die er onherroepelijk aan komt? De arts stelt al snel een andere behandeling voor, maar wat wil de patiënt?
Wat is de kwaliteit van leven en hoe zorgen we voor een waardig einde, in plaats van na eindeloos doorbehandelen roepen “dat de patiënt de strijd op heeft moeten geven of heeft verloren. Hoezo verloren. Van de dood ‘wint’ niemand”. 

Inmiddels zijn we 7 jaar verder. 
Sander heeft veel bereikt en heeft drie jaar geleden ‘Carend‘ opgericht, ‘Centrum voor Palleatieve zorg’. 
Van collega Jolanda kreeg ik het boek ‘Leven toevoegen aan de dagen’ te leen. 
Op de kaft staat als subtitel ‘Van slechtnieuwsgesprek tot laatste adem en rouw – hoe een stervensproces verloopt’
Geen ‘leuk’ boek overigens.
Veel verhalen uit de praktijk en uitleg over de laatste fases van een mensenleven.
Rauwe verhalen.
Eerlijke verhalen. 
Sander schetst wat er gebeurt vanuit zijn perspectief als arts en laat je als lezer meedenken. 
Het nam mij ook mee terug naar het laatste stukje van mijn moeders leven in 2017.
Hoe stonden wij daar toen in?
En wat waren de adviezen destijds?
Verder schrijft hij ook hoe anders het is als de patiënt die in bed ligt je moeder is. En hoe er dan compleet andere processen spelen. 

Een verhelderend boek.
Wat ik er van heb geleerd is om het levenseinde bespreekbaar te maken. 
Als er niet over gepraat kan worden kan het zo maar gebeuren dat iedereen wist dat het einde aanstaande was, maar dat het niet benoemd is. 
Dan kunnen er geen afspraken worden gemaakt over specifieke wensen omtrent het laatste stukje leven en de afscheidsplechtigheid. 

Neem eens een kijkje op de website van Carend, hierbij een link
Je vind er mooie columns, maar ook podcast om te beluisteren; Sander komt daarin ook zelf ook aan het woord. 

Reageren

2 februari: Nederland maar dan anders (35)

Het gebruik van onze Nederlandse taal blijft voor deze rubriek een bron van inspiratie.
Al weer een nieuwe verzameling:

Januari: eerste dag op het werk. De kerstboom die nog bij de koffiemachine staat moet worden afgetuigd en kan naar beneden gebracht worden.
We hadden dit jaar wel een beetje een zielige boom, want we konden niet genoeg versiering vinden en één streng lampjes deed het niet.
Iemand merkt over de boom op: ‘Hij was wel wat armoedzalig….

Collega van Gerard heeft het heel druk; “Ik kan toch niet in 7 sloten tegelijk springen..!”

Op Radio 1 bespreekt men de problemen die mensen hebben met long-covid.
Een patiënte heeft al heel wat artsen gezien en veel onderzoeken gehad.
Dan moet je die hele circusmolen door...
Inmiddels is bewezen dat long-covid een lichamelijke aandoening is.
Dat moeten de mensen nu maar eens goed tussen hun oren knopen!
Er zijn al veel onderzoeken naar long-covid gedaan, maar dat zijn allemaal kleine stukjes, het is moeilijk om daar beleid op te maken.
Een arts: “Al die verschillende onderzoeken leggen alleen maar heel veel druppeltjes op een gloeiende plaat.
In Duitsland heb je zelfs al long-covid klinieken, in Nederland nog niet.
Geïnterviewde: “Nee, hier in Nederland zijn we natuurlijk weer heiliger dan de paus.
Met dank aan Wim Bouter voor zijn inzending.

Bert Haandrikman meldt in zijn uitzending dat Frank Farian overleden is, de producent van o.a. B0ney M.
Het was al jaren duidelijk dat Bobby Farrel, de zanger van de groep, niet echt zong, maar altijd playbackte.
Daar werd in de jaren ’80 al beschimpt over gedaan” merkt Haandrikman daarover op.

Een gesprek in mijn buurt gaat over pijnlijke behandelingen in het ziekenhuis.
Het was kennelijk heftig geweest: “De tranen liepen me de wangen uit“.
Later in dat gesprek ging het over mannen die hun onderbroeken en sokken niet in de wasmand gooien.
Ik stoor me daar groen en geel aan.”

Half januari kreeg ik een afbeelding gestuurd van boekenvriendin Jeannette.
In het Nederlands wordt onderscheid gemaakt tussen ‘stelen’ en ‘bestelen’.
Als je daar niet zorgvuldig mee om gaat als journalist krijg je dit soort app’jes:
“Waarom zou iemand zijn/haar oma willen stelen?”

Carlijn had ook weer mooie gehoord. Iemand had met Cruijf in gedachten het voordeel van de twijfel willen geven: “Ik denk, ik geef ze het voordeel van het nadeel.”

Deze keer ook een bijdrage van schoonzus Ali.
In hun streekkrantje stond een artikel over het initiatief ‘Laat je maar rijden’ in Diever: je kon op een kar een rondje rijden en bij verschillende horecagelegenheden iets proeven.
“….waarbij totaal 7 horecabedrijven voor de innige mens en gezelligheid zorgen.”
De journalist wilde aangeven dat de verschillende gerechten op elkaar afgestemd waren, maar hij schreef “….de keuzes zijn zo op elkaar aangesloten dat men meer dan genoeg heeft.”

In een hele serie berichtjes in een groepsapp naar iemands wier echtgenoot is overleden heeft één schrijver niet goed gekeken naar wat zijn zelfdenkende telefoon van het bericht heeft gemaakt: “Gecontroleerd. Heel veel sterkte allemaal.”
Altijd even nalezen dus. Toen Frea in 2009 om het nieuwe adres van oma vroeg had ik getypt ‘Hulzebosstraat’; Frea kreeg dit door: ‘Hulde borsthaar.’

Hierbij een link naar Nederlands maar dan anders (34) van daaruit kun je doorlinken naar voorgaande blogs in deze serie.
Hoor of zie je ook iets leuks?
Denk aan mij!

Reageren

1 februari: Een kuurtje.

Deed ik maandag nog licht huishoudelijke taken, dinsdag kon dat ook niet meer.
Douchen was al een uitputtingsslag. In drie delen.
Zelfs bloggen was even niet meer aan de orde: ik zette twee blogs in uit de voorraad die ik voor dit soort gevallen altijd achter de hand heb.
Dinsdagmiddag ging Gerard met mij mee naar de huisarts.
Die vertelde dat ze al best veel grieppatiënten op haar spreekuur had gehad en ik had het ook.
De ontstekingswaarden in mijn bloed waren best hoog, dus ik kreeg een kuurtje mee. Fijn.
Advies: kijk het even aan, volgende week kun je wel weer aan het werk.

Maar naast alle negatieve dingen die nu eenmaal bij een griep horen is er één ding waar ik onbeschaamd van geniet: lezen.
Dat schiet er in een ‘gewoon gevuld dagelijks leven’ vaak bij in.
Met een een kop thee met honing (dank voor de tip!), een kruik in de rug en een dekentje over de benen sla ik bladzijde voor bladzijde om.
Heerlijk.
Laat mij maar even Groningen; vrij naar Bert Visscher.
Ben nu bezig met boek 3!
Nog geen moed gevonden voor een blog over die andere twee, maar wat in het vat zit verzuurt niet.

Verder had ik uitgebreid de tijd voor het instellen van de achtergrond van mijn nieuwe telefoon, die ik inmiddels al weer twee maanden gebruik.
Daar wilde ik graag een afbeelding van onze dochters, een foto die gemaakt is van hun drieën in de reportage ter gelegenheid van ons 40-jarig huwelijk vorig jaar. Maar die moet dan precies zo in beeld komen dat de apps er niet overheen vallen.
Net zo lang foto’s van de foto gemaakt, geschoven met apps, klok en instellingen tot het naar mijn zin was.
Missie volbracht: als ik nu mijn telefoon open kijken ze me alle drie stralend aan.

De trein rijdt deze week dus nog zonder mij, maar ik kijk al wel weer naar de aankomst- en vertrektijden: wanneer zal ik weer opstappen?

Reageren

31 januari: Jules & Ede.

Zomaar een morgen op een vrije dag; we hebben geen wekker gezet.
Om 08.30 word ik wakker; kopje thee en even bijkomen.
Voor de schuifpui zet ik een stoel en kijk naar het vogelgedoe bij ons in de tuin.
Op Spotify zoek ik het nummer ‘Wat ik gewild heb’ van Trijntje Oosterhuis en luister.
Daarna gaat Spotify zelf invullen wat ik wil luisteren; daarbij put het medium uit al mijn afspeellijsten en af en toe doet Spotify zelf een suggestie.
Het was erg aangenaam.
Daniël Lohues kwam een paar keer voorbij en verder vooral rustige luistermuziek, waarin ik inderdaad mezelf herkende.
Jules de Corte zong ‘Ik zou wel eens willen weten’.
Een lied uit 1957.
Hij vraagt zich af waarom de bergen zo hoog zijn.
En de zeeën zo diep.
En de wolken zo snel.
In het laatste couplet vraagt hij zich iets af over de mensen.

Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn de mensen zo moe
Misschien door hun jachten en jagen
Of misschien door hun tienduizend vragen
En ze zijn al zo lang onderweg naar de vrede toe
Daarom zijn de mensen zo moe

In 1957 waren de mensen dus ook al zo moe en al zo lang op weg naar de vrede toe.
Kennelijk is er op dat gebied niets nieuws onder de zon.
Nog even luisteren naar Jules? Hierbij een link naar een YouTube-video.

Tot mijn verrassing kwam ook Ede Staal voorbij met ‘Zalst doe altied bie mie bliem lutje wicht.”

Die staat niet op één van mijn afspeellijsten, maar het lied ken ik goed.
Ik zong het refreintje  wel eens voor onze dochters voor het slapengaan.

Zalstoe altied bie mie blieven, bie mie blieven, lutje wicht.
Lekker waarm in mien aarms, in dien aarms,
ogen dicht.
Zun is muid en sloapen goan,
deur de doak zai ik de moan,
dizze nacht dei is nou van ons baaiden.
Zalstoe altied bie mie blieven, bie mie blieven, lutje wicht.

Inmiddels is dit liedje van Ede ook toegevoegd aan één van mijn Spotify bestanden.
Ook even luisteren?
Hierbij een link naar een uitvoering van het album ‘As vaaier woorden’.

Voor niet noordelingen: ‘Lutje wicht’ betekent klein meisje.

Reageren

30 januari: Rosemarie Trilogie

Na het boek ‘de Kleindochter‘ wilde ik even iets gemakkelijkers lezen; in mijn kast lag nog een triologie van Jos van Manen Pieters die ik een keer uit nostalgische overwegingen had gekocht op de Roder Boekenmarkt.
De schrijfster kende ik van de Tuinfluiter-trilogie en van ‘Het scheepje van papier’.
Dan weet je precies wat je krijgt: een familieroman bezien vanuit een christelijk perspectief.

Ik begon er in te lezen in december en in mijn nieuwjaarsvakantie las ik het uit.
In het eerste boek leren we Rosemarie kennen: door een ongeluk in haar vijfde levensjaar mist ze een hand en ze is door haar moeder daarna veel te beschermd opgevoed: het kind was wereldvreemd geworden door de niet aflatende en verstikkende zorg van haar moeder. Maar gelukkig ontmoet ze Menno, een sterke man die haar helpt en haar ten huwelijk vraagt.
In het tweede boek krijgen Rosemarie en Menno hun eerste baby en hun kraamverzorgster Wilma brengt het hart op hol van Menno’s broer Harm.
In het laatste deel ligt het accent op Hella, het jongste zusje van Wilma, dat in een verkeerd milieu is beland en door Menno en Rosemarie in huis wordt genomen. Ook zij vindt een sterke man in een collega van Menno die met haar wil trouwen.

Het boek kwam eind jaren 60 op de markt, ik heb een zesde druk uit 1970.
Toen was de bedoeling van het leven als vrouw dat je trouwde en kinderen kreeg.
De kraamhulp kwam nog minstens twee weken en de kraamvrouw bleef 10 dagen op bed.
De man was sterk, besliste bijna alles, gaf zijn vrouw goede raad, begeleidde haar en knapte de moeilijkheden op.
De man was aan het werk, de vrouw zorgde.
Voor het huishouden, voor de kinderen en voor de man.
Als Harm een goede baan kan krijgen in Zwitserland zegt Wilma: “Harm gaat naar het buitenland; ik moet dan mee om voor hem te zorgen.”
Wat opvalt is dat de vrouwen beslist geen doetjes zijn en behoorlijk tegengas geven: voor die tijd waren de dames al behoorlijk geëmancipeerd.
Maar de schrijfster vindt een meisje dat veel flirt ’teugelloos en behaagziek’.
‘Manziek’ kwam ook een paar keer voorbij.

Het boek ademt de christelijke moraal van die tijd.
We lezen de morele strijd die gevoerd wordt in de gedachtenwereld van de hoofdpersonen; er wordt regelmatig uit de bijbel geciteerd, sterker nog: er is zelfs een deel van een hoofdstuk uit Mattheüs opgenomen over dat je zeven maal zeventig maal moet vergeven.

“Wat lees je?” vroeg dochter Harriët.
Toen ze de eerste pagina had gelezen zei ze: ‘Wel goed voor je Nederlands dit. En wat is eigenlijk kruivend haar…..”
Je komt nog woorden tegen als ’talmen’ en ‘deernis’.
Een mooi tijdsbeeld; Jos schrijft fijn, al zouden we sommige passages nu langdradig vinden.
Op de website Tzum vond ik een interview met Jos van Manen Pieters uit 2004,  hierbij een link.
Interessant is dan gelijk al de eerste zin: “Ik houd helemaal niet van trilogieën!”

Reageren

29 januari: De trein rijdt even zonder mij.

Sinds vrijdag ben ik ziek.
Ik heb het gevoel dat ik even naast de trein sta die zonder mij gewoon doordendert.
Och man, wat had ik het anders druk gehad de afgelopen dagen; de hele zaterdag druk met de scratch, zondagmorgen op tijd voor het inzingen met de cantorij in de Catharinakerk.
Maandagmorgen om 07.40 uur  weer in de auto op weg naar het werk, ondertussen luisterend naar Haandrikman.
Om 08.10 uur bespreekt Evert ten Napel in de show dan altijd even het sportweekend; als ik dan al op de parkeerplaats in Groningen ben wacht ik in de auto altijd even tot Evert is uitgesproken.

Vanmorgen hoorde ik Evert toen ik net wakker was; liggend in bed dacht ik aan die minuten op de parkeerplaats.
Wát een ander begin van de maandag.
Collega’s appen dapper dat zij de honneurs voor mij waarnemen en wensen mij beterschap, maar ik weet ook hoe een collega die zich ziek meldt gemist wordt. Dat zit in mijn achterhoofd; ik hoor ook in die trein.
Vanmiddag zou ik naar de begrafenis van aangetrouwde neef Albertus in Emmen en vanavond zou ik zwemmen met Ans.
Ook al had ik het allemaal gewild: het gaat niet. Zelfs de aan de tuinvogel-telling die dit weekend plaats vond hebben we niet meegedaan.

Wat ik trouwens ontdekte: mijn lichaam is zo gewend aan vier kopjes koffie per dag (’s morgens twee en ’s avonds twee) en daardoor krijg je een kleine dosering cafeïne op vaste momenten op de dag. En ik ben een gewoontedier: ik mis die koffie nooit. ’s Morgens niet en ’s avonds niet. Zondagavond had ik al twee dagen hoofdpijn en zei tegen Gerard: “Zou die hoofdpijn er zijn omdat ik vanaf zaterdag al geen koffie meer drink?” Zondagavond bij ‘Heel Holland bakt’ kreeg ik weer mijn eerste kop koffie en een uur later was de hoofdpijn weg. Echt waar! En wat was dat heerlijk, want ik heb eigenlijk nooit hoofdpijn; de griepverschijnselen zijn zonder die hoofdpijn al vervelend genoeg.

Ik laat die trein maar even rijden.
Niet naar de cantorij morgenavond, niet naar het werk deze week.
Met een kruik in de rug (overal spierpijn) en een dekentje over de benen (rillerig) op de bank.
Je kent het gevoel vast wel; Roelof en Harm zeggen daarover “Zölfs het haor deur hum nog zeer.”
Borduren, lezen en het meest nodige in het huishouden doen, daarmee vul ik nu even mijn dagen.
Vanmorgen voor de glazen tuindeuren naar buiten zitten kijken; die vogels interesseert het helemaal niks of ik ze al dan niet turf.
Wat fijn is: er wonen geen kinderen meer bij mij in huis die naar school, muziekles en sportclubjes moeten worden gebracht.
Ellek nadeel hep se voordeel.

Nog even over ‘Heel Holland bakt’:
Het is het enige programma dat ik samen met alle dochters kijk, zij het dat we niet samen op de bank zitten maar ’telepatonisch televisie kijken’.
Iedereen kijkt tegelijk en we geven in de groeps-app commentaar.
Dat ge-app is beslist van toegevoegde waarde bij het programma.
“Dat kleffe van dat botertje…..”
Verder waren we het roerend eens: WAT ZIELIG VOOR PETER!

Reageren

28 januari: Aangeraakt.

“We proberen stil te worden.”
Die tekst komt in beeld als ik vanmorgen om 1 minuut voor tien inlog via kerkomroep om de viering vanuit de Catharina kerk te volgen; de gemeente roezemoest er nog gezellig op los. Hoe mooi Erwin ook speelt voor de viering: stil worden lukt bijna nooit. Dat komt denk ik omdat een kerkdienst niet alleen lezen,  zingen en bidden is, maar ook ontmoeting. Niets zeggen tegen degene die naast je zit vind ik moeilijk en velen met mij.  Aan de andere kant: het is ook de bedoeling dat we stil worden voor Heer en ons alvast gaan voorbereiden op de dienst. Daarom staat er ook ‘proberen’….

Het was gisteren 25 jaar geleden dat ‘onze’ Sybrand predikant werd; daarom had de dienst een feestelijk tintje. Het thema van de dienst was ‘Woord dat ons aanraakt’ en dat woord liep als een rode draad door de dienst heen.
Dat begon al met het lied waar ik het gisteren al over had ‘Boek jij bent geleefd’.
In dit lied komt de bijbel zelf aan het woord:  In mijn letters staat geschreven dat alleen de geest doet leven. Licht en adem is de geest. Daarom ben ik neergeschreven: dat jij zonder angst zult leven wat je leest.

In de overdenking brak Sybrand een lans voor ‘zachte woorden’.
Vrede, liefde, trouw, genezing, heelheid.
Het lijken zwakke woorden als je ze afzet tegen sterke woorden als oorlog en economie.
Daarover zei hij: “Er is niemand die op zijn sterfbed zegt: had ik maar meer geld verdiend.
Vaak gaat spijt over ‘had ik maar meer tijd gehad voor mijn vrouw, mijn kinderen, voor de zachte kant van het leven”.
Daarbij schoot de regel ‘wie maar leeft om meer te krijgen die zal sterven aan zijn eigen overvloed’ uit bovengenoemd lied mij weer te binnen.

Eigenlijk wilde Sybrand niets doen aan zijn 25-jarig jubileum, maar dat is niet helemaal gelukt.
Gerard nam als voorzitter van de kerkenraad na de zegen toch het woord voor een felicitatie en sprak uit dat wij als PKN gemeente Roden-Roderwolde erg blij zijn met Sybrand als predikant en voor zijn kleurrijke inbreng.
Benieuwd naar het verhaal van de foto bij dit blog? Lees dan nog eens het blog Muren, deuren en ramen‘ uit augustus 2022.

Maar we werden natuurlijk niet alleen geraakt door het woord; ook muziek kan je raken.
Cantor Karel Stegeman zong met zijn mooie bariton “Dank sei dir Herr” van Händel, begeleid door Erwin Wiersinga op de piano (wát een cadeau!) en dan was daar natuurlijk ook nog de cantorij die mooie liederen zong.

De alten kunnen best zonder mij, het klonk vanmorgen als een klok en ik kon alle alt-lijntjes goed horen.
Ik kan alleen niet zo goed zonder de cantorij.

Reageren

27 januari: Overvallen.

Vandaag is het 27 januari: de dag waar ik al zo lang naar uitkeek, want Scratch.
Daar schreef ik half januari al over in het blog ‘Scratch‘.
De laatste zin was: “Geef je op; gaan we samen zingen op 27 januari!”

Maar John Lennon zei het al: ‘Life is what happens to you when you’re making other plans.’
Gisteren werd ik overvallen door de griep.
Griepprik gehad én coronaprik gehad; ik troost me met de gedachte dat het zonder die prikken erger was geweest, dus ik bezit mijn ziel in lijdzaamheid.
In plaats van het zingen en instuderen van Psalm 2 lag ik tot 12.oo uur in bed en deed verder niks. Ja, slapen en suffen op de bank.

….slapen en suffen op de bank…

Maar o, wat vind het ik stom en wat was ik teleurgesteld, want ik had me zo op die scratch verheugd!
En, minstens zo erg: morgenvroeg zal ik ook niet meezingen met de cantorij. En we zingen van die mooie liederen!

Helemaal wég ben ik bijvoorbeeld van het lied ‘Boek, jij bent geleefd’ van Huub Oosterhuis.
Morgenvroeg zal ik thuis kijken en luisteren en me zitten te verbijten om wat ik allemaal mis.
Maar laten we het ook niet groter maken dan het is: een wintergriepje waardoor ik er een keer niet bij ben.
Ik heb voor heter vuren gestaan.

Hierbij als schrale troost een YouTube uitvoering van  het lied Boek, jij bent geleefd.

Reageren

26 januari: Ik was de bas…

In het najaar van 2022 kreeg ik uiteindelijk toch nog corona (zie Alles staat even stil uit november 2022)
Het eerste symptoom was dat mijn stem wegbleef; in januari 2023 was corona wel al weer voorbij, maar de stemproblemen bleven.
Daarover schreef ik vorig jaar om deze tijd een blog onder de titel  Niet bij stem’.

We zijn een jaar verder en het gaat nog niet veel beter.
Zingen kost me moeite en ik kan de C niet meer halen: ‘gewoon’ met de gemeente meezingen op zondagmorgen lukt me al niet, ik zing eigenlijk altijd al een octaaf lager, met de tenoren mee zeg maar.
Maar ik ben geen tenor, ik ben alt.
Verder raakt mijn strottenhoofd vermoeid als ik lang achter elkaar zing en bij het lang aanhouden van noten valt mijn stem soms zo maar weg of hij breekt.
Mijn hele leven heb ik veel gezongen en ik heb er eigenlijk nooit bij nagedacht: ik genoot ervan en vond het vanzelfsprekend dat mijn stem het deed. Die mooie stem beschouwde ik als een gave waar ik zelf veel plezier van had en (door het zingen in koren en samen met Gerard) konden anderen daar ook van genieten.

Dat lage zingen vind ik eigenlijk niet leuk.
Dieptepunt op dat gebied was een voorval op de cantorijrepetitie van vorige week.
Karel liet de alten en sopranen even zonder mannen zingen en zei: “Ik hoor toch nog bassen. Niet meezingen mannen.”
Ik was de bas die Karel hoorde.
Toen ben ik na de repetitie naar hem toegegaan en heb uitgelegd dat mijn stem na corona niet meer goed is geworden.
Hij bood aan om mij te helpen.

Dinsdagavond hebben we even wat oefeningen gedaan; hij constateerde ‘lucht’ op de stembanden en ik kreeg wat oefeningen mee.
Verder gaf hij mij het advies om bij de huisarts langs te gaan en daarbij te vragen naar een verwijzing naar een logopedist.
Maar het zit waarschijnlijk ook tussen mijn oren.
Ik zie een hoge noot en denk:  “Daar kan ik vast niet bij” en dan gaat er al iets niet goed met mijn ademhaling.
Ik ga het avontuur maar gewoon weer aan; ik plan een afspraak bij de huisarts.
Per slot van rekening is het met mijn schouder, mijn knie en mijn gebit ook gelukt om de problemen te verhelpen!
En een stem die het niet goed doet lijkt misschien een futiliteit, maar dat is het niet voor mij.

Reageren

25 januari: Schrijf jij nog?

23 januari, afgelopen dinsdag, was de Internationale Dag van het Handschrift.
Dat hoor ik dan ’s morgens op de radio in het programma van Bert Haandrikman op Radio 5.
Hij had een handschriftdeskundige in de uitzending die forensisch onderzoek deed naar handschriften; hij vertelde over wat een handschrift je kan vertellen over de schrijver en wat voor informatie je kunt krijgen als je handschriften met elkaar vergelijkt.

Naar aanleiding van dat gesprek bij mijn kop thee en sudoku in de morgen dacht ik na over mijn handschrift.
Hoe vaak schrijf ik eigenlijk nog? Kaartjes die op de bus gaan zijn bij mij altijd handgeschreven.
Boodschappenbriefje.
‘Even-onthouden-briefjes’ op het aanrecht.
En op mijn werk: ik maak aantekeningen bij telefoontjes die binnen komen die ik later uitwerk.

Toen ik van de lagere school kwam kon ik mooi schrijven: schuin en aan elkaar.
Ik kan het nog!
Maar toen ik op de MAVO kwam vond ik mijn eigen handschrift kinderachtig. Het was toen in de mode om rechtop te schrijven met ronde letters en niet aan elkaar maar los. Dat ben ik toen gaan doen en vanaf 1973 is het niet erg veel meer veranderd, het ziet er nog steeds zo uit als ik toen in mijn agenda schreef. Op de afbeelding zie je beide varianten.

Toen ik in 1979 bij Justitie in Assen ging werken heb ik nog een Steno-diploma gehaald; toen kon ik meeschrijven als iemand praatte.
Als ik nu een vergadering moet notuleren doe ik dat altijd op mijn laptop.
Als de apparatuur me in de steek laat kan ik het ook nog met de hand, maar de steno ben ik verleerd.

De dag van het handschrift is bedoeld om meer aandacht te vragen voor het belang van handmatig schrijven. De datum wordt in Nederland aangegrepen om een nationale Week van het Handschrift te organiseren, die zich vooral richt op ons Nederlandse onderwijs. Die week is dus deze week van 22 t/m 26 januari en wordt georganiseerd door het Platform Handschriftontwikkeling: zij promoten het belang van het handmatig en cursief schrijven.  Het thema van dit jaar is ‘Schrijven is hersengymnastiek’, wat slaat op hoe belangrijk schrijven is voor bijvoorbeeld het creatief denkvermogen en het uitstippelen van een stuk tekst.

Hoe belangrijk is het dat kinderen in deze digitale tijd leren schrijven met de hand?
Daarover las ik een interessant artikel op de website van CNV – Connectief onderwijs: Is handschriftonderwijs nog steeds van deze tijd?

Uit dat artikel licht ik onderstaande alinea over het verschil tussen ‘meetypen’ of ‘meeschrijven’:
Het is bijna niet mogelijk om iemand woordelijk bij te houden op schrift. Daarom filter je automatisch de kern uit een verhaal. Je leert op deze manier snel verbanden leggen en uiteindelijk zorgt dit voor betere leerprestaties. Dus al lijkt het dat de computer het leren schrijven met de hand overbodig maakt, onderzoek wijst uit dat het jonge kinderen helpt hun brein beter te ontwikkelen. Bovendien heb je er op oudere leeftijd nog altijd profijt van.’

Het ‘netjes schrijven’ dat ik leerde op de lagere school is dus wel ergens goed voor geweest; ik heb er nog profijt van! Al is het maar bij het bijhouden van de klaverjaspuntentelling.

Reageren

Pagina 33 van 362

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén