Breien/haken is iets dat zo bij mijn leven hoort, dat mensen die mij een beetje kennen weten dat ik altijd wel een handwerkje in mijn tas heb. In de wachtkamer in het ziekenhuis, op verjaardagen & visite’s en in de pauze op het werk zit ik altijd met een brei- of haakwerkje mijn broodje op te eten. Bij wisseling van werkkring levert dat in het begin heel veel commentaar op. Iedereen vindt er wel wat van. Je hoort verhalen over vervelende handwerkRegenboogsokkenjuffen, over oma’s die altijd sokken breiden, over mislukte projecten en de zelfgebreide truien van tante Albertje die altijd prikten. En soms hoor je heel verrassend mannen met enige gêne vertellen dat ze ook kunnen breien. Het voordeel van het ‘altijd zichtbare handwerkje’ is dat mensen mij weten te vinden als ze resten garen hebben.
Een ander voordeel is dat Sinterklaas altijd wel een passend kadootje weet te vinden.
Ook de manager wiens agenda ik beheer verraste mij na een ziekenhuisopname. Ze kwam op ziekenbezoek en nam twee grote bollen ‘regenboogsokkenwol’ mee. Dan had ik mooi wat te doen. Blij verrast ben ik met zo´n kado, want ik koop niet zo vaak zulke dure wol! Twee bollen waren ruim genoeg voor één paar. “Kun je misschien voor Gerard ook nog een paar breien!”
Maar die vond het ‘meidensokken’. Is ook zo.

De sokken zijn inmiddels allang klaar en ze zijn heerlijk warm: lekker ’s avonds op de camping!