Van de week kwam hij een paar keer voorbij in het nieuws: Toet-Anch-Amon >>>.
De ‘baard’ van zijn dodenmasker zou hebben losgelaten en die zou er met sneldrogende hars weer aangelijmd zijn, waardoor er nu een gelige laag tussen baard en masker zat.

Met gespitste oren luister ik naar zulke berichten. Het woord ‘Toet-Anch-Amon’ doet bij mij alle lampjes branden en bellen rinkelen. Dat komt omdat ik als puber het verhaal “Een god in een gouden sarcofaag” las in een boekje dat ik van mijn vader te lezen kreeg.
Het boekje heette “Speurtocht door 100.000 jaar” en de schrijver was Heinz Sponsel. Het was een uitgave uit 1959 en bij het voorwoord stond: voor jongens en meisjes van 12-18 jaar.
Het boekje staat nog steeds bij mij in de boekenkast. Het valt van ellende uit elkaar. Stukgelezen heet zoiets. Voor een meisje van 14 een geweldig boek. Ademloos las ik de verhalen over de ontdekking van Pompeï, over de heilige bron van Chichen Itza, de schat van Troje, de ontdekking van de dode zee rollen. En het summum: het verhaal van Howard Carter (gesponsord door Lord Carnavon) die de mummie van Toetachnamon ontdekt. Het was ook zo meeslepend beschreven. Net een spannend jongensboek. Maar dan ook voor meisjes. Het waren geen Indiana Jones verhalen, maar de sfeer komt er wel dichtbij. Mijn vader vond het zelf ‘wat geromantiseerd’, maar die hoorde toen natuurlijk ook al lang niet meer bij de doelgroep.

Toen ik het er later eens met mijn broer over had wist hij precies welk boekje ik bedoelde, ook hij had het verslonden. Het boekje heeft onze liefde voor geschiedenis wél aangewakkerd. Alle geschiedenislessen op school ten spijt heeft dit boekje de meeste indruk gemaakt. Ik weet niet of ‘de speurtocht’ van Heinz Sponsel helemaal historisch verantwoord is, maar ik heb er wel heel veel van geleerd. Het is beetje zoals de franse schrijver Anatole France ooit zei: “Als een geschiedenisboek geen leugens bevat is het een vervelend boek.”