Gisteren had ik een lange werkdag. Dat wist ik van te voren, dus maandag had ik al een pan bonensoep gekookt, dan had ik het gemakkelijk met eten koken na het werk.
Over die bonensoep schreef ik al eens eerder op een blog in 2014 waarop ook het recept voor die soep (van Ma Vrieswijk) staat. (zie 7 november >>>)

Daarin schreef ik dat het geheim voor de soep school in de soort, een stro-gele boon, genaamd de Friesche Woudboon. We kregen die bonen van Jan, de buurman van mijn moeder in Hoogersmilde. Maar helaas, Jan werd zo oud dat hij zijn tuintje moest opgeven. Geen bruine bonen meer.
“Hoe kom ik nou aan zulke lekkere bruine bonen?” was de vraag waar Gerard zich het hoofd over brak. De oplossing was even simpel als doeltreffend. Gerard kreeg een handvol poot-bruine-bonen van Jan en ging het avontuur aan: zelf bruine bonen verbouwen.

De plantjes kwamen goed op en ze groeiden als kool. Als bonen in dit geval.
In het najaar waren ze op het punt waarop Gerard dacht:  “En nu?”
Hij zocht op internet en vroeg ook aan buurman Jan.
“Laot de hiele peulen maor an de bos zitten, ie moet ze in bossies dreugen, an een liende of zo” was zijn advies. “As ze goed dreug bint ku’j ze zo uut de peul wuppen.”  

Zo gezegd, zo gedaan. Op een mooie najaarsmiddag zat Gerard met een hele berg gedroogde bonenbossen op ons terras te bonen pellen.
We hadden een prima oogst!
De soep was weer heerlijk gisteravond.
Met dank aan buurman Jan!