Gisteren moest ik voor mijn werk naar een andere locatie.
Werk ik normaliter in Groningen, gistermorgen werd ik in Zuidlaren verwacht.
De weg van Roden naar Zuidlaren voert langs het Noord Drentse beekdal van het Lieverse diepje en de Drentse Aa. Dat is sowieso al een mooie route, maar gisteren was het winters prachtig; een verstilde, witte wereld. Op de heenweg was de lucht rose-rood van de zonsopgang, op de terugweg schemerde het avondrood door de lichte bewolking. (NB: ik was niet in de gelegenheid om een foto te maken, deze afbeelding heb ik geleend van Het Weer.nl. Het beeld komt overeen met wat ik zag…..)

Het is maar goed dat je op die weg niet zo hard mag rijden, want ik kwam weer ogen te kort. Ook het terrein van Lentis in Zuidlaren (het vroegere Dennenoord) is de moeite van het bekijken waard. Het staat vol met hele oude bomen. De gebouwen liggen in een parkachtige omgeving met vijvers en bossen rondom. Ik zette mijn auto neer bij het hoofdgebouw. Daar moest ik niet zijn, maar het gaf mij de gelegenheid nog een stukje te lopen in de bevroren bomenweelde.
Tussen de middag maakt ik ook even een wandeling over het terrein, toen ik langs een treurwilg kwam. Met het kleine witte laagje om ieder naar beneden hangend takje bood de boom een betoverende, maar ook trieste aanblik.

Bij de boom stond een bordje waarop een gedicht stond. Het is een gedicht uit de bundel ‘Dicht! bij de psychiatrie, Zuidlaren 1995’, een dichtbundel uitgegeven in het kader van het honderdjarig bestaan van Dennenoord. Een Gronings gedicht van Gré van der Veen.
Zo mooi, zo treffend. En zo treurig.

De treurboom

De treurboom lekt mit lamme aarms
poultjes woater op de wintergrond.
De schoonhaid van de honderdjoarege
verboast de dichters van Dennenoord
en bie de doodbroene kleur dreumen ze
zok de gruine geur van t veurjoarsblad.

Rondomrond, in de stilte van t paark,
waast de stilte van de ainzoamhaid.

De slovve pavveljoens in aigen stilte
verbaargen de weerlozen achter bakstain,
bloots lampen verroaden heur aanwezeghaid.

En as wanklank klinkt van de wandeloars
heur sloer gekwedel langs t hertenkamp.
O Dennenoord, de treurboom treurt mit recht.

Gré van der Veen