Op 16 mei en 3 juli haalde ik herinneringen op aan mijn twee oma’s.
Daar hoorden natuurlijk opa’s bij die ik ook allebei goed gekend heb: vandaag wijd ik mijn blog aan de vader van mijn vader, mijn opa Vrieswijk.
Andries Vrieswijk heette hij en mijn vader was zijn oudste zoon.
In mijn herinnering zijn de woorden Opa Vrieswijk, Gereformeerd en Kerk onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Het geloof speelde in zijn leven een hele grote rol; mede daarom was hij altijd wat formeel en afstandelijk. Zijn kinderen kregen een hele strenge, gereformeerde opvoeding en hij moest later lijdzaam toezien hoe de regels omtrent kerkgang en zondagsrust heel langzaam afbrokkelden.
Als kind zat ik eens naast hem bij ons in de kerk in Hoogersmilde en het viel me op dat opa niet meezong met de liederen, dus dat vroeg ik aan hem. “Omdat ze niet meer op hele noten zingen.” O. Ik durfde ook niet verder te vragen, dus ik vroeg het later aan mijn vader. Die legde uit dat vroeger de Psalmen alleen met hele noten werden gezongen, maar dat opa niet meer meezong sinds men op hele én halve noten was gaan zingen.
Onbegrijpelijk vond ik. Het er niet mee eens zijn en dan vervolgens nooit meer psalmen zingen……

Er moest regelmatig water bij de huisregels-wijn. In gereformeerde kringen had men bijvoorbeeld vroeger nooit een kerstboom in huis; maar toen mijn ouders met mij een weekend met kerst kwamen logeren moest er toch maar een kerstboom komen. “Ach, toe dan maor. Veur ’t kind”.” Opa had altijd een waas van ontzag om zich heen hangen. Hij had zijn eigen stoel en niemand die het ooit waagde om daar op te gaan zitten. Ook begon en eindigde hij iedere maaltijd met een hardop uitgesproken gebed. Legendarisch zijn de woorden van mijn broer, die op 5-jarige leeftijd wel iets vond van de lengte van die gebeden.  “Opa, weet ie wat ie bennen? Een langbidder!” Eigenlijk vond iedereen dat…….

Opa werd in 1970 plotseling weduwnaar omdat oma onverwacht overleed op 62-jarige leeftijd. Het verdriet daarover maakte van hem een gebroken man. Hij is niet lang alleen geweest, hij trouwde na een aantal jaren met de weduwe Fenna Ringenier; een heel andere vrouw dan oma was, maar hij is met haar nog meer dan tien jaar gelukkig getrouwd geweest.

Opa bekeek met afgrijzen de ontwikkelingen op maatschappelijk gebied in de jaren ’60 en ’70. De losser wordende moraal, de politieke ontwikkelingen, maar vooral de veranderingen in de kerk, bijvoorbeeld kinderen aan het avondmaal: het was hem allemaal een doorn in het oog. Ook mijn kleding, taalgebruik en verdere ontwikkeling in de puberteit sloeg hij met argusogen gade; maar als kleindochter kon ik ook niet veel verkeerd doen, dus het werd gedoogd.

Eén van de mooiste momenten die ik beleefde met opa was toen ik gitaar ging spelen.
Een gitaar was in opa’s ogen een verderfelijk instrument;  waarom koos ik niet voor orgel? Bij gitaren had hij beelden voor zich van the Rolling Stones en die stonden voor sex, drugs en rock&roll en dat was allemaal niet wat opa voor zijn kleindochter wenste.
“Maor ik kan ok liedties van Johannes de Heer speulen, opa” en zong voor hem ‘Op die heuvel daarginds, stond een ruwhouten kruis’.
Opa zong het lied mee. Mét hele en halve noten, want liederen uit Johannes de Heer waren geen psalmen.

Opa is in december 1982 overleden, vlak voordat Gerard en ik trouwden in maart 1983.

Mijn keuze voor Gerard kon zijn goedkeuring gelukkig wel wegdragen; hij was dan wel niet gereformeerd, maar wel ‘van de kerk’…….