Zondagmorgen had Gerard dienst als ouderling, dus ik zocht alleen voor mezelf een plekje in de kerk; ik schoof aan naast een jarige Dick (Lezer van de maand!) en Janny.
Altijd gespreksstof genoeg.
Eerst liet ik hem even het lied ‘O eeuw’ge Vader, sterk in macht’ zien dat ik achter in mijn liedboek heb geplakt. Het lied waarvan we het zo jammer vonden dat het niet in het nieuwe liedboek staat (zie ‘Lied gemist’ van 14 augustus 2016 >>>).

Voor de kinderen vertelde voorganger Walter Meyles het verhaal van Jean Claude le Dieu die tijdens een zware storm geen afstand kon doen van het prachtige marmeren beeld van Maria dat hij had gemaakt en vervolgens mét het schip én het beeld ten prooi viel aan de zee. Een legende volgens de dominee; een legende die ik niet op internet heb kunnen vinden, zelfs niet met de zoekterm ‘La pointe du sculpturist’, zoals de plek waar het schip verging sindsdien door de Fransen wordt genoemd. Maar de herkomst van het verhaal is in dit geval niet belangrijk, dat was juist de essentie van de legende: wij mensen kunnen maar moeilijk iets loslaten.

‘Waar heb jij je hoop op gevestigd in deze wereld?’ was de vraag die ons zondagmorgen werd voorgelegd. Die vraag hoorde bij de opmerking van Jezus dat het gemakkelijker is voor een kameel om door het oog van de naald te gaan, dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.
Spaargeld? Auto? Baan? Wat is het belangrijkst voor je?
Wie ben je zonder huis, geld en aanzien van de mensen?
Kun jij alles loslaten op het moment dat het er op aan komt?
Of ga je, net als Jean Claude, mét je prachtige beeld ten onder in de golven…..

We kregen vanmorgen geen antwoord. Sterker nog, de predikant nam ons mee in zijn eigen beleving van dingen loslaten en vertelde dat hij zich niet kon voorstellen dat de discipelen zelfs hun kinderen hadden achtergelaten om Jezus te volgen. Dat zag hij zichzelf nog niet doen. Een ander voorbeeld was dat je soms als gelovige moet toezien dat iemand die zich van God noch gebod ooit iets heeft aangetrokken aan het eind van zijn leven tot geloof komt. Kijkend naar ons eigen leven dat van kinds af aan in het teken van kerk en geloof heeft gestaan vinden we dat oneerlijk. In ónze beleving. Maar wij hebben niks te vinden, we zijn allemaal afhankelijk van Gods genade, er bestaat niet zo iets als ‘recht hebben op’ in geloofzaken.

Ons slotlied was zondagmorgen “O Heer, die onze Vader zijt” , net zo’n prachtige Engelse hymne als het lied uit de eerste alinea.
“Maar” bromden Dick en ik voor het zingen tegen elkaar “ze hebben het op een andere melodie gezet. Zonde!”
En inderdaad, het was niet meer de oude vertrouwde melodie die we zongen.
Maar het was ook niet heel verkeerd.
Best mooi eigenlijk.
We leken een beetje op die twee oude mannetjes op het balkon van de Muppetshow (Waldorf & Statler) die altijd alles afkraken en dat wil je niet….. dus we zongen de nieuwe melodie van harte mee op de één na achterste rij!