Naar aanleiding van het laatste blog in de serie ‘Nederlands maar dan anders’, stuurde een vaste lezer die niet uit Drenthe komt mij een uitdrukking uit de Biesbosch.
“Roeien tot de dood en verder op de zeilen.”
Hij vertelde er niet bij wat het betekende, dus dan ga ik zelf op zoek.

Dit stuurde ik hem als antwoord:
“Dit vond ik er over op internet:

De griendwerkers gingen ‘s maandags de Biesbosch in en kwamen er ‘s zaterdags weer uit. Dit betekende vaak zo’n drie uur roeien. Daarbij keek men naar het getijde, dat toen tussen de één en twee meter lag. In het staartje van de vloed werd van wal gegaan, waardoor men kon profiteren van het afgaand tij, om gemakkelijk diep de Biesbosch in de roeien. Ging men weer terug op zaterdag, dan profiteerde men van het opgaand tij om terug te varen. Er was een gezegde, dat in die tijd luidde: ‘Het is tobben tot de dood en dan zeilen’. De polder ‘De Dood’ lag ongeveer in het midden van de Biesbosch. Hiermee werd bedoeld, dat men tot vlak voor deze polder nog tegen de stroom in roeide, waarop het tij keerde en men het laatste deel op het getijde mee kon drijven. Kijk dus even op je kaart waar de polder ‘De Dood’ ligt.

Tobben of roeien dus.”

Zijn antwoord: “Dat speelde zeker mee! De kreken dichtbij de “vaste wal” waren nogal smal. Daar zeilen was eigenlijk onmogelijk.
Het water bij de polder was wat ruimer, vanaf daar kon je zeilen. Religieus gezien een mooi gezegde, toch?!”

Tobben/roeien tot de dood en verder op de zeilen.
In het licht van onze protestantse geloofsovertuiging hebben we na de dood de wind in de zeilen.
Wat een mooi beeld.
Wat één zo’n uitdrukking al niet teweeg brengt.