Zomaar een dinsdagmorgen in januari.
Ik maak de koelkast leeg: alles wat er nog over is van een Pizzarette-avond gaat in een lasagneschotel.
Arbeidsvitaminen op de radio, deze keer o.a. aangevraagd door jazz-liefhebbers.
Niet echt ‘my cup of tea’.
Maar ook niet zo erg om naar te luisteren dat ik de radio uit zet: er wordt natuurlijk ook andere muziek gedraaid.
Jim Reeves enzo.
Mama’s & Papa’s.
En dan klinkt daar het lied van Toon Hermans over Arie en Willem.
Twee mannen van in de tachtig die iedere dag nog met z’n tweeën een potje biljarten.

….. en boven het groen van het laken, daar leken ze jonger, zowaar; ze probeerden elkaar af te maken, maar ze konden niet buiten mekaar …..

Café Biljart; een luisterliedje.
Als je het hoort zie je de beelden erbij; je hebt immers allemaal wel eens biljartende mannen zien genieten van het spelletje.
Al weet ik hoe vaak heb ik het liedje gehoord, want het staat op één van mijn afspeellijsten op Spotify, maar nog steeds ontroert mij de zin: ‘Alleen kan een mens niet biljarten…’

Je kunt wel alleen biljarten, maar dan is er niks aan.
Dan is het spel-element weg.
En spelen doe je samen.
Mijn ouders hebben ons opgevoed met spelletjes.
Schaken, dammen, Scrabble, Monopoly, dobbelen, ‘messie pingeln’, pesten, badminton, flesjesvoetbal en last but not least klaverjassen.
Er is bijna niets zo verbindend als samen een spel doen.
Verder is het gewoon goed voor je ontwikkeling; als kind proef je de smaak van de overwinning én je leert je verlies te incasseren,.
Samen een spel doen houdt je hersenen actief en het is een prima afleiding als je gestrest bent.

Hoe kwam ik nou op die spelletjes?
O ja.
Café Biljart.
Hierbij een link naar de uitvoering van Toon uit 1980.
Biljarten; dat heeft mijn vader me niet geleerd…..