Vorige week schreef ik dat er koolmeesjes in ons nestkastje zaten.  Af en toe zaten de ouders tetterend in de jasmijnstruik naast ons huis.  Dat betekent: onraad!  Als ik dan ging kijken zat er meestal een kat onder het huisje te staren.

Eén keer was het een kabaal van jewelste in de buurt van het huisje. Drie eksters zaten schreeuwend in de jasmijn ruzie te maken en naast het huisje zat een kat op de schutting.  Ik veronderstelde dat die eksters de kat met hun lawaai wilden wegjagen ter bescherming van de kleine meesjes in het huisje (vogels onder elkaar dacht ik), maar Gerard hielp me uit de droom. Eksters verschalken ook graag een koolmeesje. O.

Vanaf maandag was het spanning en sensatie naast ons keukenraam.  We zagen steeds een klein mezenkopje voor het gat verschijnen en als de ouders aan kwamen vliegen met een lekker hapje zat er altijd al een open snaveltje te wachten. (klik op de foto’s voor een vergroting)
Zaterdag was het plotsklaps gedaan met de vogelactiviteit.  De jongen waren uitgevlogen zonder dat wij het gezien hadden; er  klonk geen gepiep meer uit het huisje. Aan het eind  van de zaterdagmiddag keek Gerard even in het kastje en inderdaad: het nestje was verlaten.

Rond zes uur zaten we aan de koffie en ontwaarden toch weer beweging rondom het nestkastje: een loerende buurtkat.
Die zag ons en bleef stoïcijns zitten.
Wij zagen het tekstballonnetje boven zijn kop: “Wat…. ! Ik zit hier gewoon; kiek nie zo! ”

Te laat. Gelukkig maar.