Zaterdagmiddag schudde ik, naast de HEMA in Roden, de hand van Sinterklaas.
De Pieten waren even voor een lolletje de winkel in en de Sint stond wat verloren bij de deur. “Dag Sinterklaas. Mag ik u een hand geven? Wat fijn dat ik u nog eens in levende lijve zie; onze kinderen zijn al groot, dus dat komt er niet vaak meer van!”
De goedheiligman was zoals altijd de vriendelijkheid zelve, ik kreeg een hand en hij wenste mij een goed weekend.
Wat hij natuurlijk al lang wist, dat er zaterdagavond twee grote jute-zakken met cadeautjes bij ons in de kamer stonden, goed voor minstens drie uur pret.

Het was weer kostelijk.
Hilarisch.
Voorspelbaar.
Beschamend.
Idioot.
Lekker.
Grappig,
Op het randje.
Maar vooral ontzettend gezellig.

Gerard en ik hadden de afgelopen maanden onze gezinsleden kennelijk behoorlijk lastiggevallen met stukjes van de cantate van Bach (zie Hoch und Weit: Nun!>>>); dat werd wel in drie gedichten genoemd. Er was zelfs een fopcadeautje met tekstfragmenten die op bordjes omhooggehouden konden worden.
En natuurlijk was er weer een zeur-gedicht over mijn Nederlands-maar-dan-anders-blogs: een gedicht waarin veel spelfouten stonden en alle spreekwoorden en gezegdes verkeerd werden gebruikt; zo leuk!
Hierbij  een link Gedicht naar een PDF met de tekst.
Er kwam nog veel meer voorbij, maar dat houden we lekker voor onszelf; sweet memories.

Over sweet memories gesproken: ik vier het Sinterklaasfeest al zo lang als ik leef en altijd met het gezin. Eerst met mijn ouders, later ook met mijn schoonouders en weer later met ons eigen gezin, samen met de ouders.
In de tijd dat onze kinderen klein waren maakten we altijd samen met hen fop-pakjes voor opa en oma. Op die manier kregen ze al vroeg mee dat niet alle pakjes van Sinterklaas kwamen, maar dat je zelf ook iets kon doen.
In de erfenis van mijn ouders vond ik in één van laden in het dressoir een gedichtje dat mijn vader altijd heeft bewaard. Hij was de opa van de spannende verhalen; hij vertelde de kinderen dan dat hij bij de indianen had gewoond, of op een piratenschip was geweest.
In het begin geloofden ze alles wat hij hen vertelde, maar toen ze wat ouder werden snapten ze wel dat opa er ook een hoop bij fantaseerde. In die tijd maakte Frea voor hem een fopkadootje met een plakje koek, een veiligheidsspeld en een naald met een draad erdoor; om iemand een oor aan te naaien, om iemand iets op de mouw te spelden en om kletskoek te kunnen verkopen.

Het gedichtje vertelt meer dan alle foto’s die er toen gemaakt zijn.
Ik weet nu nog hoe hard mijn vader die avond heeft gelachen.