Vorig jaar kocht ik bij Daan Nijman het boek ‘Zusje’ van de schrijfster Rosamund Lupton in de maand van het spannende boek.
Drie keer ben ik er in begonnen en twee keer legde ik het weer weg.
De derde keer kreeg het boek mij te pakken en las ik het uit.
Dat is ook gelijk het probleem met dit boek: het gegeven is spannend en maakt nieuwsgierig, maar het duurt allemaal te lang.

Dit is wat je weet als je begint met lezen.
Beatrice hoort dat haar zus wordt vermist en vliegt van New York naar haar geboortestad Londen.
Daar gaat ze op onderzoek uit en ze graaft steeds dieper in het leven van zus Tess.
Wat is er de laatste maanden gebeurd met haar? Met wie ging ze om? Waarom zocht ze geen hulp?
Ze stuit op een geraffineerd en griezelig complot en dreigt daar zelf ook slachtoffer van te worden.

In het boek zijn verschillende ‘vertellijnen’ door elkaar heen gevlochten.
De eerste lijn is de brief die Beatrice aan haar zusje schrijft. Die begint met “Lieve Tess. Ik zou er echt alles voor over hebben om nu, op dit moment, bij je te zijn…….” en ze beschrijft voor haar zusje hoe de journalisten hijgerig bij haar appartement staan om maar niets te missen van dit sappige verhaal. In deze brief lezen we ook allerlei details over hun jeugd en het gezin waarin ze opgroeiden.
Daarnaast er is het verhaal in de huidige tijd: wat gebeurt er en wie zijn er bij betrokken?
De derde vertellijn speelt na de climax: er staat een rechtzaak op de rol en Beatrice voert gesprekken met haar advocaat waarin ze nauwgezet vertelt wat er is gebeurd en wie ze allemaal verdacht. Tussendoor maakt Beatrice ook nog een enorme ontwikkeling door en gaat ze steeds meer op haar jongere zus lijken.

Beatrice is een vasthoudend type.
Ze is er van overtuigd dat de vermissing niet is wat het lijkt en dat er sinistere motieven een rol spelen.
Als lezer ben je getuige van de miskenning van Beatrice en er waren momenten waarop ik dacht: “Is dit nou wel reëel? Ga je niet te ver in je verdenkingen?”
Daar komt bij dat de verdenking steeds op iemand anders komt te liggen, zodat bijna iedereen in de omgeving van Tess de mogelijke dader kan zijn.

De drie verschillende vertellijnen in het boek worden langdurig uitgesponnen en maken het boek onnodig ingewikkeld.
Verder gebruikt de schrijfster prachtige volzinnen en mooie stijlvormen, vandaar het predikaat ‘literaire thriller’.
Maar bij een spannend boek zit mij dat soms in de weg.
Dan wil ik gewoon weten hoe het zit en hoe het afloopt.
En dat is in dit boek het meest vervelende: JE WEET NIET HOE HET AFLOOPT!
Dan voel ik me gewoon bekocht: koop je een spannend boek, lees je een verhaal van 350 pagina’s en dan weet je niet hoe het afloopt.
Hou je van literatuur, mooie woorden en prachtige zinnen: koop dit boek (of leen het van mij) en geniet.
Wil je een detective lezen en weten wie het heeft gedaan?
Lees dan gewoon een ‘whodunnit’; bijvoorbeeld een boek van Peter Robinson over DCI Banks. (zie 18 april 2015).