een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 5 van 22

28 juli: Thuredrith 6 – Willemstad en Woudrichem.

Zicht op Willemstad vanaf de stadswallen.

Op het lijstje tips dat we kregen van ‘Wim uit Hank’ stonden ook twee vestingstadjes: Willemstad en Woudrichem.
De eerste van de twee deden we aan op een avond: de foto van de vissende reiger is ook daar genomen.
Nu een onbetekenend stadje, maar vroeger een vestingstad met grote allure.
Willemstad ligt aan de Brabantse kant van het Hollands diep en heeft als vesting dienst gedaan tot 1926.
We maakten een avondwandeling door het stadje, liepen over de wallen, bewonderden het Mauritshuis (een buitenverblijf van prins Maurits) en één van de eerste koepelkerken van Nederland. We dronken een cappuccino op een terras in de oude haven.

Woudrichem bezochten we op de zondag dat we ook naar slot Loevestein gingen.
Toen we het stadje binnenreden stroomde het nog van de regen, dus we bedachten dat we dan maar een kleine tour in de auto zouden doen.
Maar toen we daar rondreden kon ik dat niet.
Ik moest uit die auto:  paraplu mee, jas aan, de stad in.
Lopen rondom de oude kerk, kijken bij de stadspoort, genieten van het middeleeuwse stratenpatroon.
En het werd nog droog ook: konden we ook hier even een kop koffie nemen op een terras.

We hebben in Nederland nog een aantal oude vestingsteden. waar we er inmiddels heel wat van bezocht hebben.
Soms is er nog een deel in stand, soms zijn ze nog helemaal intact, zoals Willemstad.
In de beide stadjes in dit blog hebben we geen stadswandeling met een VVV-folder gedaan en ook geen museum bezocht.
We herkennen inmiddels de gebouwen die bij een vesting horen, zoals het arsenaal (zie afbeelding)  en we kunnen erg genieten van een wandeling door zo’n oude stad.
Naarden was mooi maar ook erg deftig en een beetje afstandelijk.
In Woudrichem hing een heel andere sfeer; er stonden grappige teksten op sommige huizen en het was niet zo chique.

Dit blog sluit ik af met het mooie gedicht van Simon Vinkenoog dat op de muur van het oude arsenaal stond.
Hij schreef het bij de festiviteiten rondom 650 jaar stadsrechten in Woudrichem.

Wat leert een stad van haar rechten?
Voor iedere burger de vrijheid bevechten
in tijden van vrede en tijden van kwaad
voor recht op vrijheid is het nimmer te laat. 

Elke strijd is met woorden te beslechten
met eigen taal en tekens – metterdaad.

In een tijd waarin alles opnieuw geschiedt
gebiedt het hoogste en zuiverste lied
dat de mens van zijn leven als kunstwerk geniet.

Simon Vinkenoog – september 2006.

Benieuwd naar de andere delen in deze serie?
Hierbij een link naar deel 1, onderaan dat blog vind je een overzicht van alle tien delen.

Reageren

5 juni: Klooster Yesse – een buitenkans!

De dochter van mijn broer studeert archeologie aan de Rijks Universiteit in  Groningen.
Vorige week was ze jarig: toen we gezellig aan het gebak zaten vertelde ze dat ze nog één week fieldwork ging doen bij voormalig vrouwenklooster Yesse.
Daar had ik al eens wat over gelezen en ik ging wat rechter op zitten.  “Mag je daar ook gasten ontvangen?” Dat mocht.
Toen liet ik er geen gras meer over groeien.  “Ok!  Dan kom ik vrijdagmorgen bij jou en je team kijken”.
Wat een buitenkans voor Aaltje!

In de buurtschap Essen (vlakbij Haren) stond van 1215-1594 het cisterciënzer vrouwenklooster Yesse.
Het was in trek als bedevaartsoord. Er hadden zich daar namelijk wonderen voltrokken, bijvoorbeeld een kaars die niet wilde doven en de kroon van het Mariabeeld, die door Jezus tijdens een mis op zijn eigen hoofd gezet werd. Helaas, er is niks meer over van die bloeiende abdij, alleen wat sporen in het landschap.
De RUG doet sinds 2017 onderzoek op het terrein. Ieder voorjaar zoekt een groep studenten Archeologie in de grond naar sporen van Yesse.

Waar kijk ik nu naar?

Gistermorgen om 09.30 uur zette ik de auto aan de kant van de weg en liep het laatste stukje naar het bezoekerscentrum.
Daarachter stond een grote witte tent en zag ik een omgewoeld terrein. Ik mocht me melden bij de projectleider en die stelde voor dat Coby mij zou rondleiden.
“Waar kijk ik nu naar?”
Het waren ‘putten’;  uitgegraven sleuven van een meter diep, anderhalve meter breed en ongeveer 5 meter lang.  Pin me niet vast op de afmetingen.
De grond wordt daar minutieus afgezocht. In die sleuven zaten witte papiertjes met letters er op en in de aarde waren cirkels en strepen getekend.
“Wat betekent dat? ” Het waren sporen in het zand: verkleuringen etc. waaraan men kan zien dat daar iets heeft gestaan.

…..zand weggespoeld…..

Het is de bedoeling dat de studenten hier leren wat er allemaal in de grond zit, dat ze onderscheid leren maken tussen de verschillende materialen.
Wat is interessant en wat kan weg? Hoe herken je die sporen in het zand? Waaruit bestaan de aardlagen die de wand van de putten vormen?
Een groepje studenten was bezig met het ‘zeven’ van de berg zand die uit de putten is gegraven.
Er werden een paar scheppen zand op een rooster gegooid; met een waterstraal uit een soort douchekop werd het zand weggespoeld en bleven er stenen en ander grof spul op het rooster liggen.
Er werd een klein stukje gekleurd glas gevonden dat rechtstreeks aan het klooster gelinkt kon worden: ik stond er op de neus bij en bedacht dat ik bij deze werkzaamheden in een permanente staat van opwinding zou verkeren. Wat vinden we?  Stukjes muur? Stukjes raam? Aardewerk?  Gereedschap?
Inmiddels zijn er in de loop van de jaren al veel bijzondere vondsten gedaan: beeldjes, stukjes glas en aardewerk en  een sleutel.
Kleine brokstukjes geschiedenis die samen een mooi beeld geven van dit vrouwenklooster.
Wil je meer weten over het vrouwenklooster Yesse?
Klik hier voor een link naar hun website. Daar vind je een interessant filmpje en kun je naar een presentatie van topstukken van de opgraving.

Na een half uur dwalen over het terrein waren al mijn vragen beantwoord, ging de groep koffiedrinken en werd tante Ada uitgezwaaid.
Over drie weken gaan deze tweedejaars studenten naar Noord Italië om onderzoek te doen naar sporen van de Griekse beschaving die daar voor Romeinen  was.
Daar zou tante Ada ook best even willen komen kijken…

Reageren

31 mei: Overstekende ober.

Eindelijk mooi weer.
Gistermiddag zetten we de fietsen achter op de auto en vertrokken richting Schipborg voor een fietstocht van zo’n 30 kilometer door het stroomdal van de Drentse Aa.
Ook al is het Drenthe: ik was op sommige plekken nog nooit geweest.
Spijkerboor bijvoorbeeld. We kwamen het dorp in bij de brug over het riviertje de Hunze (ook nog nooit gespot). Een groepje puberjongens stond in zwembroek op de brug.  Af en toe waagde één van hen zich aan een sprong over de reling, wat natuurlijk gepaard ging met de nodige apenrots bombarie. We vonden een bankje aan de oever van het riviertje en genoten van het schouwspel.

Op een informatiebordje in Spijkerboor las ik dat het dorpje in de middeleeuwen  is ontstaan bij een doorwaadbare plaats in de Hunze.
Er kwam een herberg en in de loop van de eeuwen groeide er een dorpje omheen.

Onze fietstocht leidde ons vervolgens door Nieuw Annerveen en Annen.
We zagen de Hondsrug letterlijk liggen, we fietsten echt omhoog Annen in.
Daar zagen we een geheel nieuw verkeersbord : let op,  overstekende ober.  O? Dat bracht ons op een idee

Vijf minuten later zaten we onder de bomen in het zonnetje in Annen en bracht de overstekende ober ons thee en cappuccino.
Na dat terrasje  stapten we weer op de fiets en gebeurde er iets (voor mij) onvoorstelbaars: links naast de weg stond een hunebed, dat Gerard wél opmerkte en ik niet.
Had hij niks gezegd dat was ik gewoon doorgefietst!
Maar hij maakte mij er op attent, dus ik fietste even terug.
Het was hunebed D9; deze had ik nog nooit gezien, dus daar moet ik dan even omheen lopen.
Het was maar een half hunebed; toen professor van Giffen het vond waren de andere stenen in de loop van de tijd al gebruikt voor andere doeleinden.
Op de grond liet hij destijds cementen afdrukken plaatsen op de plekken waar die stenen oorspronkelijk hadden gestaan.

De fietstocht leidde ons nog door een stukje van het Kniphorstbos, waar we vorig zomer de pré-historische wandeling maakten (lees hierbij het blog van 23 januari j.l.), want ik herkende de ‘galgenheuvel’.
Tenslotte kwamen we weer uit bij Schipborg.
Wat een mooie fietstocht; heel divers en door een prachtige omgeving!

Het leek trouwens wel alsof de wereld na het koude weer en de coronaversoepelingen weer open was gegaan: zo druk als gistermiddag hebben wij het in Drenthe nog niet vaak meegemaakt…..

Reageren

22 mei: Enkhuizen 6 – Rijkdom, verval en voorzichtig herstel.

We planden een weekend naar Enkhuizen,  maar toen de vrijdag en de zaterdag al om waren hadden we het hele Enkhuizen nog niet gezien.
Op de laatste dag,  zondag 2 mei,  namen we ’s morgens afscheid van Mariëlle van Lafatoria: we reden naar Enkhuizen voor een stadswandeling.
We begonnen met een wandeling over een deel van de oude vestingmuur; onderweg kwamen een stadspoort tegen en een waterpoort (afb. links). De wandeling leidde ons door de oude binnenstad langs grachten en herenhuizen; onderweg stonden grote sandwichborden met informatie over Enkhuizen.

De 17e eeuw was de bloeitijd van Enkhuizen.
De stad had de grootste haringvloot van de Nederlanden en de VOC en de WIC waren in de stad vertegenwoordigd.
Door handel op de Oostzeelanden, Engeland, West-Afrika en Indië werd Enkhuizen rijk.
De stad telde zo’n 25.000 inwoners, voor die tijd een hoog aantal.
Er waren drie redenen voor het verval van Enkhuizen dat aan het einde van de 17e eeuw intrad:
– de oorlogen met Engeland
– het verzanden van de havenmond
– de concentratie van de handel op Amsterdam.
Enkhuizen werd, samen met o.a. Medemblik en Hoorn één van de sluimerende, verstilde stadjes aan de Zuiderzee.
Tussen 1650 en 1850 daalde de bevolking van 22.000 naar 5.400 inwoners.

Toen er in 1885 een treinverbinding kwam via de spoorlijn Amsterdam-Zaandam-Enkhuizen en de veerdienst met Stavoren tot stand kwam bloeide de stad weer op.
Met de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 ging de haringvisserij verloren, hoewel er geruime tijd op andere soorten in het toen ontstane IJsselmeer kon worden gevist.

De Drommedaris

Rijkdom, verval, bittere armoede en voorzichtig herstel: de sporen van deze stadsgeschiedenis vind je nog overal in de stad.
We kwamen langs enorme pakhuizen en gevelstenen met teksten als ‘de cost gaet voor den beat uyt’.

De wandeling eindigde bij het gebouw waar Enkhuizen om bekend staat: de drommedaris.
Het is oorspronkelijk een verdedigingstoren/toegangspoort tot de stad bij de ingang van oude haven.
In die haven kochten we een broodje haring met uitjes dat we opaten op een bankje op de brug: de haringvloot is dan jammer genoeg ter ziele in Enkhuizen, maar ze worden nog wel verkocht en hij smaakte best!

Benieuwd naar de andere blogs in deze serie?
Hierbij een overzicht.

1. Niet in Enkhuizen  –  over B&B La fattoria in Venhuizen.
2. Medemblik – Oud stadje in de regen.
3. Boerenkaas – Kaasboerderij Koopman.
4. Hoorn – Bontekoe en Coen in een oude haven.
5. Beatles in Blokker
6. Rijkdom, verval en voorzichtig herstel.
7. Tulpen, stolpboerderijen en wurrumen.

Reageren

10 mei: Enkhuizen 4 – Hoorn.

Zaterdagmorgen 1 mei fietsten we na het ontbijt naar de oude Zuiderzeedijk onder Venhuizen en fietsten helemaal langs het Markermeer naar Hoorn.
Voor 1 mei was het best nog koud en met de frisse wind vanaf het meer pal op de snoet waren we blij met haarbanden, sjaals en handschoenen.
Hoorn was voor een liefhebber van geschiedenis als ik een aangename verrassing.
In tegenstelling tot die vrijdag ervoor in Medemblik was het nu goed weer: af en toe zon en overwegend droog.

Havenhoofd met de oude steiger.

In de gouden eeuw was Hoorn de hoofdstad van West-Friesland en een vooraanstaande haven-en handelsstad aan de Zuiderzee; die grandeur is nog steeds aanwezig in het stadje.
In elke straat kom je kenmerken tegen van de 16e, 17e en 18e eeuw, toen er in Hoorn veel internationale handel over het water werd gedreven en er dus heel veel scheepvaart was.
De Hoornse ontdekkingsreiziger W.C. Schouten vond de route naar het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika, Kaap Hoorn. Hij vernoemde de kaap op 29 januari 1616 naar zijn geboorteplaats. Ook Jan Pieterszoon Coen en de beroemde schipper Bontekoe vertrokken uit de haven van Hoorn.
De VOC bracht grote rijkdom in Hoorn, waar je nog steeds sporen van vindt, zoals de namen op de pakhuizen aan de Hoornse havens.

De scheepsjongens van Bontekoe.

We zetten de fiets even aan de kant liepen in de haven naar ‘Het Houten Hoofd’. Dat is de steiger die aan de Hoofdtoren ligt.
Dat was vroeger een steiger en aanleg- en losplaats voor schepen; deze steiger is in 1416 gebouwd en vanaf de steiger kun je over de prachtige haven van Hoorn uitkijken.
Naast de monumentale Hoofdtoren staat een beeldengroepje van drie puberjongens: ‘de scheepsjongens van Bontekoe’. (zie afbeelding).
Uit deze haven vertrokken Jan Pieterszoon Coen en IJsbrand Bontekoe; als je daar staat bij dat oude havenhoofd voel je de geschiedenis  even heel dichtbij.

Op de markt, omzoomd door mooie, oude, zelfs wat protserige gevels was het een drukte van belang; de terrasjes waren al weer mooi gevuld.
Midden op het plein stond pontificaal een metershoog beeld van Jan Pieterszoon Coen.
Aan de zijkant zit sinds 2012 een nieuw informatiebordje met deze tekst:

Jan Pieterszoon Coen (Hoorn 1587 – Batavia 1629)

Koopman, directeur generaal en gouverneur generaal van de Verenigde Oostindische Compagnie.
Vormgever van het succesvolle handelsimperium van de VOC in Azië.
Stichter van Batavia, het huidige Jakarta.

Geroemd als krachtdadig en visionair bestuurder, maar evenzeer bekritiseerd om zijn gewelddadige optreden bij het verwerven van handelsmonopolies in Indië.
Voerde in 1621 een strafexpeditie uit tegen één van de Banda-eilanden omdat de bewoners tegen het verbod van de VOC nootmuskaat leverden aan de Engelsen.
Duizenden Bandanezen lieten hierbij het leven. Onomstreden is dit standbeeld niet. Volgens critici verdient Coens gewelddadige handelpolitiek in de Indische archipel geen eerbetoon.

De geschiedenis wordt niet herschreven, maar wel anders belicht.

Benieuwd naar de andere blogs in deze serie?
Hierbij een overzicht.

1. Niet in Enkhuizen  –  over B&B La fattoria in Venhuizen.
2. Medemblik – Oud stadje in de regen.
3. Boerenkaas – Kaasboerderij Koopman.
4. Hoorn – Bontekoe en Coen in een oude haven.
5. Beatles in Blokker
6. Rijkdom, verval en voorzichtig herstel.
7. Tulpen, stolpboerderijen en wurrumen.

Reageren

5 mei: Enkhuizen 2 – Medemblik

Regen als je vakantie hebt is nooit leuk.
De eerste middag van ons weekendje Enkhuizen was het zulk vies weer, dat onze geplande fietstocht van 30 kilometer niet door kon gaan; in de auto op de dijk Lelystad – Enkhuizen zagen we de bui al letterlijk hangen. Als alternatief  kozen we voor een bezoekje aan het stadje Medemblik.
Fietsen in de regen is namelijk echt niet fijn, maar een wandeling kun je, met paraplu, best maken.

Wij waren al eens eerder in Medemblik geweest in 2010, toen nog met ons voltallige  gezin. We hadden dat jaar een arrangement op een camping in Julianadorp; de hele maand mei hadden we de caravan daar staan, dus alle weekenden en de meivakantie waren we daar. Ook toen hadden we een heel koud voorjaar. We gingen wel naar het strand, maar zwemmen….daar kwam het niet van. We bezochten Alkmaar (museum én winkelen) en Medemblik. Dan loop je heel anders in zo’n stad; met 3 dochters in je kielzog is er beslist minder aandacht voor kerken,  monumentale panden en sfeervolle grachten met eeuwenoude tegen elkaar aanleunende pakhuizen.

Het kasteel Radboud sprak nog wel tot de verbeelding, (zie afbeelding: Gerard met de dames achter het kanon), maar  daarna moesten we toch nodig weer een terrasje met een ijsje.  Tot zover 2010.

Medemblik is de kleinste én oudste stad van Westfriesland.
De stad heeft veel gevochten tegen het water, maar vergaarde ook rijkdom en aanzien dankzij het water.
De oude havens herinneren aan de bloeiende eeuwen als havenstad, maar de aanleg van het Noordhollands Kanaal betekende het definitieve einde hiervan. De Afsluitdijk maakte van de woeste Zuiderzee het kalme IJsselmeer.
In de VVV-folders hadden we gelezen dat de stad altijd bruist van grote levendigheid en vele activiteiten; maar daarvoor kwam wij kennelijk op een verkeerd moment. Alleen de regen bruiste; we wandelden door een vrijwel lege stad maar zagen wel mooie oude panden, een oud tramstation waar de historische stoomtram nog langskomt, rondvaartboten, stadswandelingen voor groepen: maar door de coronabeperkingen kon van dat alles niets doorgaan.
We liepen door een anders waarschijnlijk heel drukke winkelstraat, waar een uitbater van een café, kijkend naar zijn druipende parasols, triest in de deuropening van zijn bedrijf stond.
“Mogen de terrassen eindelijk open, heb je dit…..” merkte Gerard op.

…..schril contrast….

Wat wij zagen stond in schril contrast met de wervende teksten op de kleurige website van het stadje.
Eerlijk gezegd: vonden we niet erg.
We liepen rustig een deel van een aangegeven stadswandeling langs grachten en uit het lood staande, oude panden.

Voor Medemblik hoop ik dat het deze zomer weer gaat bruisen: neem maar eens een kijkje op  de website: Medemblik.
Het maakt ook deel uit van de bekende historische driehoek, een route die je aflegt tussen drie steden.
Vanuit Hoorn pak je de stoomtram naar Medemblik, vanaf Medemblik ga je met de boot naar Enkhuizen en ten slotte pak je de trein weer terug Hoorn.
Kan allemaal.
Als het weer mag.

Benieuwd naar de andere delen uit deze blogserie?
Hierbij een overzicht.

1. Niet in Enkhuizen  –  over B&B La fattoria in Venhuizen.
2. Medemblik – Oud stadje in de regen.
3. Boerenkaas – Kaasboerderij Koopman.
4. Hoorn – Bontekoe en Coen in een oude haven.
5. Beatles in Blokker
6. Rijkdom, verval en voorzichtig herstel.
7. Tulpen, stolpboerderijen en wurrumen.

Reageren

24 april: Selwerderhof.

Toen ik een blog schreef over mijn bezoek aan de Zuiderbegraafplaats in Groningen ( zie blog 15 juli 2020) schreef ik dat Carlijn ook wel eens over een kerkhof wandelt.
Deze week nodigde ze me uit voor een wandeling bij haar in de buurt op de Selwerderhof. Ter vervanging van een lunch in een horeca-gelegenheid namen we picknickspullen mee in een rugtas.
Toen ik het adres had ingetypt en de TomTom mij naar Groningen stuurde, had ik eigenlijk geen idee waar ik heen reed.
De Selwerderhof ligt in het noordelijkste deel van de stad Groningen; het  is veel meer dan een begraafplaats.
Natuurlijk, er zijn graven, er is een urnentuin, een strooiveld, een aula en andere zaken die met de dood te maken hebben.

Maar het is ook een prachtig park.
Carlijn wilde me de bloesem aan de bomen laten zien, maar daarvan was het hoogtepunt al een beetje voorbij.
Maar ook zonder bloesem was het heel mooi.

bankje.

Oude bomen, heel pril groen, narcissen, waterpartijen: alles ademt de sfeer van rust en meditatie.
We liepen over een deel van de Islamitische begraafplaats. In 1987 werd deze begraafplaats officieel ingewijd; het ontwerp is tot stand gekomen in overleg met de Stichting Moskee en de gemeente Groningen.
De mensen die daar zijn begraven zijn geheel volgens de islamitische traditie ter aarde besteld en alle graven liggen met het voeteneind richting Mekka.
Carlijn wees mij ook op de ‘gedenkplaats eenzaam overledenen’; we benoemden even het ontstellende feit dat er dan niemand is die je begrafenis kan/wil regelen.

Een klein stukje geschiedenis: in de buurt van de Selwerderhof stond vroeger het versterkte steenhuis Selwerd. (zie Steenhuis Selwerd); ook stond daar in de buurt het gelijknamige klooster (zie Klooster Selwerd).
Meer weten over de geschiedenis van deze begraafplaats? Hierbij een link naar een artikel daarover op de website Focus Groningen

Halverwege vonden we een bankje in de zon, waar we even neerstreken voor onze meegebrachte picknick.
Carlijn had iets nieuws meegenomen: een börek.
Het is een soort Turkse loempia; deze was gevuld met kip en kruiden.
Lekker man!

Toen we de begraafplaats afliepen maakten we nog een wandeling naar het Van Starkenborghkanaal.
Aan de andere kant van de weg bezochten we de Joodse begraafplaats.
Daarachter lag nog een soort begraafplaats met kleine bordjes met namen van mensen die allemaal overleden waren in 1947 en 1948, maar we konden nergens informatie vinden wat dat was.
Daar kan ik mij dan niet bij neerleggen, dus eenmaal thuis heb ik gespeurd op internet.
Het antwoord op onze vragen vond ik op deze website ‘Traces of war’.
Daarna vond Carlijn nog meer antwoorden op deze site ‘Noodbegraafplaatsen/geschiedenis’. 
Het is een noodbegraafplaats die in en na de oorlog gebruikt is. Ook liggen er een aantal Nederlandse oorlogsmisdadigers begraven.

Zomaar een wandeling op een vrijdagmiddag in april.
Een goed gesprek, een gezellige picknick en een prachtige omgeving.
En ook nog een stukje geschiedenis.
Mijn waarde van de dag.

Reageren

14 maart: De pomp in Roden.

Vanmorgen stond in de viering die werd uitgezonden vanuit de Catharinakerk het verhaal centraal van de ontmoeting van Jezus met de Samariataanse vrouw bij de put.
Over de inhoud van de viering zou ik moeiteloos een blog kunnen vullen, maar deze keer kies ik voor een zijweggetje.
Aan het begin van de viering zagen we onze voorganger Walter Meijles in een zelfopgenomen video bij het Julianaplein in Roden.
Hij stond bij het zogenaamde ‘Pomp-monument’, aangeboden door de inwoners van de Limburgse gemeente Velden.

In januari/februari 1945 werden inwoners van grensgemeenten in Limburg door de Duitsers onder dwang geëvacueerd naar de drie noordelijke provincies.
Walter vertelde vanmorgen dat die mensen het hele stuk waren komen lopen, maar dat was niet het geval: de eerste 11 kilometer hadden ze inderdaad moeten lopen, maar van vanaf daar  werden ze met vee- en vrachtwagens vervoerd.
Over die gebeurtenissen heb ik twee interessante artikelen gevonden op internet:
– Een verhaal over de Limburgse evacuees naar Drenthe op de website Drenthe in de oorlog
– Het artikel Roden, monument op het Julianaplein  op de website van Nationaal Comité 4&5 mei.

Zo zag ons huis er uit in de zomer van 1989.

Wij hebben dit verhaal gehoord uit de mond van een Limburger die het zelf had meegemaakt.
Wij wonen vanaf 1989 in het huis aan de Boskamp waar vroeger Mans en Lammie Keun woonden.
In de oorlog stond op deze plek hun oude boerderij met landerijen er om heen. In 1950 verkochten ze een groot deel van hun land aan de gemeente en op het stukje dat ze zelf hielden bouwden ze in 1950 het huidige huis. Ze noemden het ‘Het Olle hof’, omdat het stond op de grond waar vroeger hun boomgaard was, hun ‘hof’.
Dat naambordje heeft tot 2011 op voorgevel van ons huis gezeten.

Op een zonnige zondagmorgen in de jaren ’90, wij zaten met ons gezin buiten koffie te drinken, werd er aangebeld.
Wildvreemde mensen, die schuchter vroegen of hier misschien de familie Keun woonde?
“Nee, maar die hebben hier wel gewoond; maar Mans en Lammie zijn inmiddels overleden. Kom eerst maar even binnen, we hebben koffie.”
Ze vertelden dat ze al een poosje voor het huis hadden gestaan en zich hadden afgevraagd of het wel het goede huis was.
We hadden het destijds al behoorlijk verbouwd: ramen eruit, erker uitgebouwd, garage eraan vast gemetseld en een groot achterhuis er aan gebouwd.
Het houten bordje ’t Olle Hof’ had de doorslag gegeven. “Dit moet het huis wel zijn, zo heette het toen ook….”

De man van het echtpaar had als kind bij Mans en Lammie in huis gewoond in de oorlog.
Dat was toen nog een boerderij en hij had het er fantastisch gehad; als kind beleef je de oorlog heel anders dan volwassenen, dat weet ik van mijn vader.
Na de oorlog hadden ze Mans en Lammie nog regelmatig opgezocht, ze waren ook nog een paar keer in het nieuwe huis geweest.
Ze wisten al dat Mans overleden was, maar de dood van Lammie hadden ze niet meegekregen, dat was in 1990 geweest.
Als ik langs ‘de pomp’ in Roden loop moet ik altijd even aan die vriendelijke Limburger denken die zulke goede herinneringen aan Drenthe had.

Weet je wat we trouwens vanmiddag tijdens ons dagelijkse ommetje zagen?
Rondom de Catharinakerk staan honderden krookjes!
Geplant door enthousiaste gemeenteleden tijdens de startzondag.
Wat een prachtig gezicht.
Het wordt lente mensen.

Reageren

25 januari: Kom moar binn’n, karke is lös…….

Gistermiddag was het mooi weer (tot half vier…), dus wij pakten de fiets en fietsten richting Leek.
Eerst maar even naar Nienoord, misschien daar even wandelen?
Onderweg kwamen we tot de conclusie dat veel meer mensen op het idee waren gekomen om er even uit te gaan, vooral wandelaars.
Bij Nienoord was het zo druk, dat we daar niet gingen wandelen: “We fietsen wel even door naar Midwolde”.
Onderweg van Nienoord naar Midwolde was het ook erg druk met wandelaars; zo druk dat we soms moesten slalommen tussen wandelaars die ons tegemoet kwamen en wandelaars die dezelfde kant opliepen als wij.
Bij de kerk in Midwolde stapten we even van de fiets af: misschien even om de kerk heen lopen?
Tot mijn stomme verbazing was de kerk open.
OPEN. In deze tijd.

De laatste keer dat ik daar binnen was, was met een zogenaamd ‘IN-stapje’ van de Catharinacantorij.
Dat deden we altijd aan het begin van het seizoen, geen uitstapje dus maar een instapje.
De zwager van de secretaresse van ons koor, die bij die kerk al jaren vrijwilliger was, heeft ons destijds heel veel van de geschiedenis van de kerk verteld.
Die geschiedenis is helemaal verweven met de adellijke families die woonden op landgoed Nienoord: even een klein stukje geschiedenis dat ik haalde van de website van de kerk:

Het interieur en de inventaris zijn grotendeels vervaardigd in opdracht van de bewoners van de nabijgelegen borg Nienoord, de families van Ewsum en von Inn- und Knyphausen. Het pronkstuk is de marmeren graftombe door Rombout Verhulst in opdracht van Anna van Ewsum († 1714). Onder het praalgraf bevindt zich een grafkelder. Verder zien we een eikenhouten portaal, een herenbank uit ca. 1660 en een fraai gesneden preekstoel uit 1711, ontworpen door stadsbouwmeester Allert Meijer met houtsnijwerk van Jan de Rijk. Een gebrandschilderd glas herinnert aan 1907, het jaar waarin de familie Van Panhuys uit Midwolde verdronk in het Hoendiep

In 2018 schreef ik al eens blog over het dat ongeluk dat de familie van Panhuys overkwam in 1907 onder de titel ‘Vervlogen tijden’.

In de kerk gingen Gerard en ik even in een bank zitten en lieten het interieur op ons inwerken.
Voor mij het mooiste moment van de zondag. Gistermorgen kerkdienst geluisterd, gistermiddag kerk gevoeld. Cadeautje.
Kom maor binnen, karke is lös; wat kun je je dan welkom voelen.
We zouden nog even naar Tolbert fietsen, maar er trok een dikke bui over, dus we fietsten schielijk in lichte regen weer terug naar Roden.
Daar haalden we bui haast nog in: toen we in de Boskamp reden waren de straten wit van de hagel.

P.S.
Nieuwsgierig geworden naar deze bijzonder kerk? Kijk dan vooral nog even op hun website.
Onder de tab ‘Roerende goederen’ vind je afbeeldingen van bijzondere objecten in de kerk en onder ‘360 panorama’ sta je als het ware midden in kerk en draai je een rondje om je eigen as; op die manier krijg je het hele interieur van de kerk te zien. Let even op de herenbank van de familie van Nienoord (links naar het grafmonument): die staat zelfs nog een beetje hoger tegen de muur dan de preekstoel, zodat de predikant ’s zondags niet boven de familie uitstak. Je moest je plaats weten als predikant.

Reageren

23 januari: TBONTB 16 – Préhistorisch openluchtmuseum.

Voor het boek schreef ik dit blog in de categorie ‘Geschiedenis’.

Begin juli 2020 reden Gerard en ik naar Anloo voor de wandeling ‘Strubben – Kniphorstbos/ wandelen in de prehistorie’.
Van de website van Staatsbosbeheer had ik een brochure met informatie over de wandeling gedownload. “Volg de paaltjes met de groene koppen” stond daarin, maar die konden we niet vinden; wel paaltjes met gele koppen. Als je goed keek (wat we later deden) bleek dat onder de gele kop een klein randje groen zat: ze waren overgeschilderd! Gele paaltjes dus.
Maar met ons en de gele paaltjes kwam het pas goed toen we de helft van de wandeling al gehad hadden.

Maar ook al liepen we niet precies de goede route, we zagen wel bijna alle prehistorische bijzonderheden.
Twee hunebedden maar liefst kwamen we tegen, hunebed D7 en D8; altijd bijzonder, maar als je een maand eerder net de mooie en complete hunebedden in de omgeving van Noord Sleen hebt gezien, zijn deze minder spectaculair. (Meer weten? Lees dan het blog ‘Kerk zonder priester‘ uit juni 2020).

de ‘galgenheuvel ‘.

Wel spectaculair vond ik de Galgenberg. Het is een grafheuvel die in de oudheid aan een belangrijke verkeersroute lag.  In de middeleeuwen zette men er een galg op, vandaar de naam van de heuvel. Bovenop de Galgenberg staat een zogenaamde ‘Markesteen’, die de voormalige grenzen aangeeft tussen Anloo, Schipborg en Zuidlaren.
Verder vonden we in het bos eeuwenoude karresporen. Over de Hondsrug liep een verkeersroute die terug gaat tot ver in de prehistorie en die leidde van Noord(Groningen) naar Zuid (Coevorden).  Ook in de middeleeuwen en daarna reisde men hierlangs richting Groningen.  Je ziet een patroon van golven en dalen, dat is ontstaan door het vele verkeer dat door dit gebied is getrokken.

Het gebied ligt midden in het Nationaal Park Drentsche Aa; het was een heerlijke wandeling van twee uur die geen moment verveelde. Wat was er veel te zien en te beleven!
Wat zeker nog het vermelden waard is zijn de strubben.

Strubben

De naam strubben komt van een bepaalde groei van oude eiken. Deze eiken werden eeuwenlang gekapt in dit gebied. Vanuit het wortelsysteem dat in de grond bleef zitten kwamen weer nieuwe takken omhoog die om de plek heengroeiden waar de vorige, gekapte eik had gestaan. Zo ontstond een cirkelvormig patroon van takken, die vervolgens weer uitgroeiden tot echte eiken, strubben dus. We zagen een paar mooie voorbeelden!

Wandelen in gebied waar al vijftig eeuwen mensen wonen; een bijzondere ervaring, vooral als je van geschiedenis houdt. Het is alsof je in een prehistorisch openluchtmuseum loopt. Meer weten? Hierbij een link naar de website ‘De Hondsrug / Unesco Global Geopark’ 

Meer lezen over het boek 1960 -2020?
Hierbij een link naar de verzamelpagina van deze blogreeks ‘Te boek ….. of niet te boek’.

 

Reageren

Pagina 5 van 22

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén