Als ik iets schrijf over de cantorij is het vaak over de viering waaraan we meewerken, maar vandaag wil ik het eens hebben over onze repetities.
Dinsdagavond van 19.30 – 21.30 uur staan we met groep van 25 – 30 zangers met elkaar te zingen.
We hebben meestal 3 à 4 repetities voordat we weer meewerken aan een dienst en we zingen ongeveer 7 liederen in zo’n viering.
Neem van mij aan: dat is hard werken. We zingen niet alles vierstemmig en sommige liederen kennen we ook al van een vorige keer, maar het duurt vaak even voor alle teksten en nootjes er weer in zitten.
Al jaren zing ik bij de alten en als je dit blog al even leest, dan weet je dat dat voor mij een aangenaam genoegen is.
In de afgelopen maanden zongen we een lied waarbij de tenoren een hele hoge regel hadden.
Karel zei daarover: ‘Heren, jullie hebben daar een soort ‘excelsis Deo’, jullie zijn daar het engelenkoor!’
Wij zien dan vanaf onze achterste rij twee kalende mannen voor ons staan, waarvan er één ook nog een korte broek aanheeft; wij alten hebben toch echt een ander beeld bij een engelenkoor…
Helemaal giechelig worden we als Karel daar later nog over zegt: “Mannen, jullie worden daar een beetje ‘versierd’ met nootjes door de andere koorleden, geniet daar van!’
Het engelenkoor wordt versierd; dan moeten we elkaar gewoon even niet aankijken.
Bij lied 376 uit het liedboek komt de zin voor ‘mensen zijn als een erfenis’.
Bij het woord ‘erfenis’ is de lengte van de noten niet voor alle partijen gelijk; één van de mannen vroeg daarom: “Hoe wordt die erfenis verdeeld’?
Heerlijk. Hij had het zelf niet eens door….
Gisteravond waren we nog druk met de liederen die we zingen op 1e Pinksterdag.
Karel geeft soms prachtige aanwijzingen.
“Dat stukje daar moet je steeds doorzingen, in saecula saeculorum.”
Huh?
Buurvrouw Ilse weet gelukkig wat Karel bedoelt.
“Ja, dat is tot in de eeuwen der eeuwen.”
Wel heel lang…..maar dan snap ik het tenminste.
Verder zingen we een lied waarbij in onze partituur per ongeluk de orgelmuziek is geplaatst.
De bassen zongen bij dat lied niet eerst mee: “Wat moeten we daar nou zingen?!”
Karel kwam bij hen staan, zong met hen mee en wees in het boek aan wat ze moesten zingen, waarop één van de bassen opgelucht uitriep: “Ooo…. we hoeven helemaal niet te zingen wat er staat!”
Ik schreef het al in de eerste alinea: hard werken. Maar ook genieten!
Gisteravond moesten we een kwartier langer door repeteren, want we hebben weer nét iets te veel liederen in de orde van dienst van 1e Pinksterdag staan.
Het komt zondag vast goed.
Kom je naar ons luisteren om 10.00 uur in Op de Helte?
Trek dan iets roods aan: bij Pinksteren hoort de kleur rood.
Rood is de kleur van de warmte.
De liefde.
De passie voor het leven en de goedheid.
Tot zondag!
Willem
Wat je beschrijft heeft verdacht veel weg van een toneelrepetitie en met name het moment dat de leesrepetities overgaan in vloerrepetities. Ik ben er meer dan 35 jaar lid van geweest en bij ieder nieuw stuk was het altijd hetzelfde liedje; je de tekst, plaats, uitdrukking, etc. weer eigen maken die de rol vroeg en elke keer weer was het weliswaar hard werken, maar desondanks genoot je met volle teugen en het extraatje was altijd als tijdens de uitvoering ook het publiek ‘in de ban’ van het spel kwam. Als speler merk je dat en ik neem aan dat het bij een zanguitvoering ook zo is. Daarom, veel succes met de repetities en ’toi, toi, toi, om de regisseur nog even aan te halen, voor de uitvoering.