Afgelopen donderdag zag ik tijdens de wekelijkse boodschappen bij de Jumbo een grote doos met kleine potloodnarcisjes. Twee bosjes voor € 3,=.
Die bosjes zien er niet uit; lange groene sprieten met twee elastiekjes erom.
Maar ik weet hoe die bosjes er over een paar dagen uitzien.
Vier bosjes nam ik mee, twee voor vriendin Jeannette en twee voor mezelf.
Nu staan er overal in ons huis kleine groepjes narcissen.
Maart: lente.
Jeannette was er ook blij mee.
Met haar had ik het natuurlijk ook over Max de Lange-Praamsma waar ik gisteren over schreef. (Jeannette is immers mijn ‘boekenvriendin’, zie mijn blog uit 2015 >>>); ik vond in haar een gelijkgestemde ziel.
Zij gaf grif toe ook af en toe zo’n boek te lezen.
Zij had een zwak voor Jos van Manen-Pieters en gaf zich nog af en toe over aan de Tuinfluiter-trilogie.
“En weet je welk boek ik ook al minstens 15 keer gelezen heb? Joop ter Heul van Cissy van Marxveld!”
Tot mijn schande moest ik bekennen dat ik dat nog nooit had gelezen.
“Niet?!” De manier waarop dat werd uitgesproken drukte vooral ongeloof uit.
Het boek was gewoon nog nooit op mijn pad gekomen; natuurlijk had ik er wel van gehoord, maar daar was het bij gebleven.
Ze vond het een gebrek aan opvoeding en daar werd gelijk iets aan gedaan.
Uit haar immense boekenkast haalde ze het boek met een prachtige ouderwetse illustratie op de voorkant.
Mocht ik mee.
Ga ik lezen. Maar niet gelijk na de avonturen van de brave Ammarens van Max uit de jaren ’60. De verhalen over Joop zijn namelijk nóg ouder: geschreven tussen 1918 en 1925!
Op de boekenmarkt in december kocht ik ook ‘Pogingen iets van het leven te maken – het geheime dagboek van Hendrik Groen, dat komt nu eerst aan de beurt.
Het is een schrijnende constatering dat ik qua leeftijd al dichter bij Hendrik zit dan bij Joop…..