een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 1 van 23

26 november: 100 jaar kruiswoordpuzzels.

Mijn vader was niet iemand die zich gauw verveelde. Hij las graag, hield van spelletjes, leg-puzzelen, knutselen, prutsen en woordpuzzels.
Kruiswoordpuzzels en cryptogrammen en zo. De laatste jaren maakte hij het liefst doorlopers.
Hij kocht eens in de zoveel maanden een puzzelboekje en hij genoot van het gegoochel met woorden.

Als je ziet hoeveel van die boekjes er tegenwoordig verkocht worden, kun je je haast niet voorstellen dat het dit jaar nog maar 100 jaar geleden is dat de eerste puzzel in deze soort werd gepubliceerd in een Nederlandse krant.
Van een kalenderblaadje van de geschiedenisscheurkalender die in 2023 in ons kleinste kamertje hing leerde ik wanneer de eerste moderne kruiswoordpuzzel werd gepubliceerd.

De eerste moderne kruiswoordpuzzel begon met de omschrijving ‘What’ bargain hunters enjoy’ Het antwoord was ‘sales’. Het was het antwoord op de bovenste vraag van de eerste moderne kruiswoordpuzzel die op 21 december 1913 door de redacteur Arthur  Wynne (1862 – 1945) in New York World werd gepubliceerd. Hij was mogelijk geïnspireerd door het satorvierkant, een palindroom dat in de ruïnes van Pompeï was aangetroffen.
Wynnes puzzel, ruitvormig en nog zonder zwarte vakjes, was bedoeld als een eenmalige bijdrage in de ‘Fun’-bijlage van het kerstnummer . De puzzel werd echter zo enthousiast ontvangen dat het een wekelijks onderdeel van de zondageditie werd.

Hoewel de New York Times de kruiswoordpuzzel in 1924 nog ‘een primitieve vorm van mentale oefening’ noemde, begon de puzzel al snel de wereld te veroveren. De eerste Nederlandse variant verschenen in 1925 in het Algemeen Handelsblad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikte de Britse inlichtingendienst een kruiswoordpuzzel als test bij het rekruteren van codekrakers.

Wist ik allemaal niet; vind ik dan erg leuk om te lezen.

afbeelding: Wikpedia

En gelijk denk ik er dan achteraan: “Wat is dan het satorvierkant van Pompeï?”
Maar dat is weer een hééĺ ander verhaal!
Hierbij een link naar een artikel op Wikipedia waar dat verhaal uit de doeken wordt gedaan.
De afbeelding hiernaast haalde ik van die pagina.

Reageren

10 oktober: Even weer op de kleuterschool.

Woensdagmorgen 8 oktober; ik zit in de auto op weg naar mijn werk.
Op Radio 5 hoor ik Henri Schut in de ochtendshow in gesprek met een mevrouw uit Arnhem.
Daar hebben ze een oplossing bedacht voor de vreselijke drukte met auto’s in de buurt van een basisschool als de kinderen gebracht en gehaald worden.
De oplossing heette ‘de schoolslinger’.
In een wijk van Arnhem lopen alle kinderen samen in een steeds groeiende slinger naar school onder begeleiding van een volwassene.
Dit doen ze als experiment één keer in de week, de kinderen die meedoen worden door ‘de schoolslinger’ van huis gehaald.

Helemaal in de verte zie je de kleuterschool. Afbeelding: Oude kaarten Hoogersmilde

Wat een goed idee.
In gedachten ben ik weer terug in 1966, toen ging ik als 5-jarige naar de kleuterschool.
Destijds woonden we in de nieuwe nieuwbouw van Hoogersmilde, aan de kant van de Drentse Hoofdvaart waar de kerk staat.
De kleuterschool stond toen in de oude nieuwbouw, aan de kant van de televisietoren en langs die vaart liep de drukke rijksweg van Meppel naar Assen. De A28 was er toen nog niet.
De jonge kinderen die naar de kleuterschool gingen moesten dus ’s morgens die Rijksweg oversteken en over de PH-brug naar de andere kant van de vaart lopen.  Een gevaarlijk punt, want ook alle dikke vrachtwagens van en naar de steenfabriek van Roelfsema kwamen over die brug.

In Hoogersmilde hadden we destijds een oplossing voor dat probleem: Tante Siet, voor niet Hoogersmildigers mevrouw S. Hatzmann-Vos.
Ze woonde met haar gezin in de Schultestraat (vlak bij de Rijksweg) en haar dochtertje Hilda, één jaar ouder dan ik, ging ook naar die kleuterschool.
“Breng die kinder ’s morgens maor eem bij mij, ik zet ze dan wel in ien keer over de straote” had tante Siet gezegd tegen de andere moeders uit de nieuwe nieuwbouw. Zo liep tante Siet ’s morgens met een groepje kleuters naar de Rijksweg en zette ze ons veilig over naar de andere kant en bracht ons naar school.
Toen haar dochtertje naar de Lagere School ging en niet meer over de Rijksweg hoefde te worden gezet, bleef tante Siet de kleuterschoolslinger begeleiden.
Dat heeft ze volgens mij gedaan tot de kleuterschool een nieuw gebouw kreeg aan de Ulehakestraat, aan de andere kant van de vaart.
Mooie herinneringen aan het dorp uit mijn jeugd.

Inmiddels heeft Henri het volgende liedje alweer aangekondigd en rijd ik de parkeerplaats van mijn werk op.
Om 10.00 uur heb ik mijn ‘einde-dienstverband-gesprek’ met iemand van HR.
Het kleutertje dat in de jaren ’60 over de Rijksweg werd gezet hoeft allang niet meer naar school.
En binnenkort ook nooit meer naar haar werk.
Time flies.

Zat ik de hele dag met die kleuterschool in mijn hoofd.
’s Avonds zocht ik op internet naar foto’s van de het oude schoolgebouwtje en in de albums van mijn ouders zocht ik naar foto’s uit die tijd.
Vond ik warempel een groepsfoto van een kleuterschoolreisje; ik zat kennelijk in de gele groep, getuige de gele versiering op mijn jurkje.
Nog veel bekende gezichten!
(klik op de afbeeldingen voor een vergroting).

Reageren

26 september: Popeye & Donald Duck

Wat hebben Popeye en Donald Duck gemeen? Ze waren allebei bij-figuren in een populair stripverhaal en werden beroemder dan de strip waarin ze debuteerden.

Donald Duck is voor het eerst te zien in 1934. Hij speelde de rol van buurman in het Disneyfilmpje ‘The wise little hen’, een deel van de serie Silly Symphonies: korte tekenfilmpjes met veel muziek.
Donald kan de kip niet helpen met het oogsten van de mais, want hij heeft buikpijn.
De woedeaanvallen en het gekke gekwaak van de eend valt op: Walt Disney kreeg nogal wat brieven of die schreeuwerige eend niet wat vaker in beeld kon komen.
Vervolgens kreeg hij al snel een rol in de filmpjes van de beroemde Mickey Mouse. En de rest is geschiedenis: in Nederland werd Donald Duck zo populair dat hij een eigen stripblad kreeg: De Donald Duck. Vast onderdeel van mijn jeugd en een schat aan mooie herinneringen.
Meer weten over deze eend?
Hierbij een link naar zijn eigen pagina op de website ‘Duckipedia.

En hoe zit het dan met Popeye?
De Amerikaanse cartoonist Elzie Segar (1894-1938) bedacht een nieuwe strip:  Thimble Theatre.
Het stripverhaal verscheen in 1919 voor het eerst in de New York Journal.
De tekeningen gingen over Olive Oyl (in het Nederlands bekend als Olijfje), haar broer Castor Oyl en haar vriend Ham Gravy, die samen bijzondere avonturen beleefden.

Na 10 jaar deed een nieuwe figuur zijn intreden in Thimble Theatre.
In de strip van 17 januari 1929 zochten Castor en Ham een zeeman om een boot te besturen.
Op de kade zag Castor een norse man staan met een matrozenjasje, een matrozenpetje en een tatoeage van een anker.
Castor Oyl riep: “Are you a sailor?”
Onverschillig antwoordde de zeeman: “Ja think I’m a cowboy?”

Zo deed Popeye zijn intrede. Hoewel de zeeman aanvankelijk een bijfiguur was, werd hij al snel een vaste gast in de strip.
De zeeman is sindsdien niet meer weg te denken uit de cartoon-geschiedenis.

Deze informatie heb ik van een scheurkalenderblaadje dat ik heb bewaard omdat ik het een leuk verhaal vond in de categorie ‘Geschiedenis’.
Hij komt van de de Historische scheurkalender die in ons toilet hing in 2023.
Geschiedenis is beslist niet alleen maar kerken, jaartallen en oude gebouwen.
Die Popeye…… wordt in 2029 100 jaar!

Reageren

29 augustus: Het mirakel van Amsterdam

Twee blogs schreef ik al over ons bezoek aan de zandsculpturen in Garderen; vandaag een verhaal over ‘Het mirakel van Amsterdam’.
Er was een heel podium ingericht voor dat mirakel.

Dit is het bijbehorende verhaal.
In een huis aan de Kalverstraat lag in maart 1345 een doodzieke man in bed.
Door een priester werd hem het heilige sacrament toegediend: de stervende kreeg een hostie (een broodrondje van ongezuurd tarwemeel), maar de zieke braakte die hostie weer uit en het braaksel werd in het vuur gegooid.
Maar na verloop van tijd zweefde de nog gave hostie boven het vuur! De bijzondere hostie werd naar de Sint-Nicolaaskerk (die heet nu de Oude Kerk) gebracht, maar het ding kwam op onverklaarbare wijze terug naar de Kalverstraat. Daarna bracht een groep geestelijken de hostie weer naar de kerk, maar opnieuw verscheen de hostie in de Kalverstraat. Toen werd duidelijk dat het hier om een wonder ging, een ‘mirakel’.
Op de afbeelding rechts zie je de beeldengroep waarop je ziet dat de hostie ongeschonden uit het vuur wordt gehaald.

Een jaar nadat het wonder zich voltrok werd het door het stadsbestuur al erkend en de Rooms Katholieke kerk ging daarin mee: wie als pelgrim de plaats van het mirakel bezocht, kreeg van de kerk een aflaat. Dat betekende vermindering van straf voor al je zonden in het hiernamaals.
Door de jaren heen ontstond er op de eerste woensdag na 12 een zogenaamde ‘mirakel-processie, een jaarlijks terugkerend hoogtepunt in het stadsleven van Amsterdam.
Je leest het hele verhaal, hoe het is afgelopen met de kapel waar de haard uit de ziekenkamer in was opgenomen én wat dit wonder te maken heeft met de keizerskroon op het stadswapen van Amsterdam in dit artikel dat ik vond op de website Historiek.
Die processie wordt ‘De stille omgang’ genoemd en vindt nog steeds plaats.
Op de afbeelding links zie je hoe de zandkunstenaars die processie hebben vormgegeven, met daarachter de muren van de Sint Nicolaaskerk.

Met dit blog besluit ik mijn verhalen over onze belevenissen in de Beeldentuin in Garderen.
Nou…… nog één spreekwoord dan.
Er stond daar een bij een tafereel over middeleeuwse straffen (met een levensgrote beul) ook een schandpaal.
Misdadigers werden voor straf in het openbaar in een schandblok gezet; daar komt het spreekwoord voor paal staan vandaan.
Iedere voorbijganger mocht de tentoongestelde nog meer straffen door hem  te bekogelen met viezigheid. Geen tomaten of eieren of zo, die waren toen veel te duur…… je werd bekogeld met dode muizen, ratten en paardenvijgen. Ook mocht iedereen naar je spugen of tegen je aan plassen. Dan was je het pispaaltje.
En ja, er is een foto van Jan die in dat schandblok staat en Gerard staat er triomfantelijk bij.
Wat was er aan de hand?
Wat gebeurde tijdens de wandeling tussen de zandsculpturen in Garderen blijft tussen de zandsculpturen in Garderen 😉

Reageren

23 juli: Markestenen.

Op de afbeelding hiernaast zie je een kruispunt van (fiets)wegen in Drenthe waarop veel te zien is: ik maakte deze foto zondag 13 juli op onze fietstocht tijdens ons zonnige zomerweekend in Westerbork.
Je ziet fietsknooppunt 05 en je ziet het routebordje dat wijst naar de knooppunten 03 en 11.
We fietsen het Nationaal Park Drentse Aa in, volgens het bordje van Staatsbosbeheer mag je hier vrij wandelen.
Er staat een ANWB-paddenstoel waarop je kunt zien dat Hooghalen nog 3,1 km is en Zwiggelte 4,2 en er ligt een vrij grote zwerfsteen waar een informatiebordje bij staat. Op dat bordje staat de volgende tekst:

Toen de mensen in de middeleeuwen op een vaste plek gingen wonen, ontstonden er dorpen. De venen, heide, weilanden en bossen rondom het dorp waren van alle inwoners samen. Dit was hun gemeenschappelijk bezit en samen reguleerden de boeren het beheer en gebruik van die gronden. Het dorp vormde, samen met het omliggende gebied, de Boermarke. Eeuwenlang bepaalden de boermarken hoe de Drentse dorpen bestuurd werden.
Op diverse plekken in de provincie Drenthe liggen markestenen. Deze stenen markeerden eeuwenlang de grenzen tussen de verschillende boermarken. De steen hiernaast ligt op de plek waar vroeger de grens was tussen de boermarken van Hooghalen en Zwiggelte.

Een klein stukje geschiedenis van deze stenen en de boermarken haalde ik van de website van de Vereniging Drentse Boermarken:
De boermarken kunnen worden beschouwd als de voorloper van onze huidige gemeenten. De verdeling van Drenthe in boermarken is vanaf de 13e eeuw tot aan de Franse tijd begin 1800 van kracht geweest. Napoleon heeft door het instellen van de gemeenten een eind aan de hegemonie van de Boermarken gemaakt. Vanaf 1815 tot aan 1880 hebben de Boermarken min of meer gedwongen hun gemeenschappelijk bezit onder de aangesloten eigenaren de gronden moeten verdelen. Er waren echter een aantal uitzonderingen, gronden die niet waren te verdelen, namelijk de brinken en de toegangswegen naar de verdeelde landerijen. Veel van deze objecten zijn later overgeheveld naar gemeenten.

Die markestenen liggen dus nu nog overal; ‘marke’ betekent letterlijk grens of scheiding.
Mooi om te weten dat grote zwerfkeien in Drenthe in het verleden niet alleen maar voor funderingen en hunebedden werden gebruikt!

Geïnteresseerd in de Boermarken en bijbehorende markestenen?
Hierbij een link naar de website waar ik bovenstaand citaat vanaf heb gehaald.

Reageren

16 juli: Mokum in Meppel.

In 2014 stonden wij, toen nog met de caravan van mijn ouders, op een boerencamping in Nijeveen. We wilden toen een stadswandeling doen in Meppel, maar het was die dag Mokum-in-Meppel-dag. Toen we de stad in fietsten schalden Hazes en tante Leen ons al tegemoet; dat ging ik niet een hele dag aanhoren, dus wij gingen iets anders doen: een fietstocht naar de ooievaars in De Wijk.

“Waarom zou je in ’s hemelsnaam een Amsterdamse dag in Drenthe organiseren?” vroeg ik me destijds in arrenmoede af. Toen we eind juni van dit jaar met Happen en Trappen in Meppel waren kreeg ik, elf jaar later, antwoord op die vraag. Aan de muur van herberg ’t Plein waar wij ’s morgen koffie dronken hingen twee informatieborden met een en interessant en onverwacht verhaal over de band tussen de steden Meppel en Amsterdam.

Vroeger ging de handel tussen Meppel en Amsterdam over de Zuiderzee, na 1932 over het IJsselmeer.  Die handel nam al grote vormen aan na 1600.  In Holland was de turf die voorhanden was in die regio allemaal opgestookt en daarna werd die brandstof uit Drenthe gehaald: turf was in Drenthe nog volop voorradig en vanuit Hoogeveen, Emmen en Groningen werd het naar Meppel vervoerd.  Rond  1650 leefde ongeveer de helft van de bevolking in Meppel van de scheepvaart; het machtigste gilde in die tijd was het schippersgilde.  Turfschepen en beurtveren voeren heen en weer over de Zuiderzee; ze namen naast turf ook slachtvee, zuivel, graan, geweven stoffen en zeildoek mee. Het was heel normaal dat op de markt van Amsterdam brood, meel, boter en stoffen uit Meppel te koop waren.  Op de terugreis werden dan luxe producten zoals specerijen noten en rijst  meegenomen om vanuit hier weer door te verkopen; nog steeds vind je in Meppel veel pakhuizen.
In 1870, toen de provincie verordonneerde dat alle straten, pleinen en kaden een naam moesten krijgen kregen de kades van het kanaal deftige Amsterdamse namen zoals Prinsengracht en Keizersgracht.

In de loop van de eeuwen ontstonden er hechte contacten tussen Meppel en Amsterdam; dat kwam onder andere door de vaste scheepvaartdiensten van de veerbooten en vrachtschepen op Amsterdam. Schippers uit Meppel hadden familie in Amsterdam en meisjes en vrouwen die een betrekking zochten bij een rijke familie trokken veelal naar Amsterdam.
Het kwam zelfs voor dat arme jonge vrouwen van de diaconie in Meppel geld kregen voor een enkele reis naar Amsterdam om zo hier de armoede te ontvluchten; daar konden ze een man vinden en de familiebanden tussen Meppel en Amsterdam werden er alleen maar sterker door. Andere keerden toch terug om in Meppel te trouwen, maar ook dan bleven er banden bestaan met Amsterdam.

Mooi verhaal!
Dat ik nu de reden van de Mokum-in-Meppel-dag weet, wil natuurlijk niet zeggen dat ik daar heen ga.
Lijkt het jou wel leuk?
Dit jaar is het op 14 augustus ‘Mokum in Meppel!’

Reageren

5 juli: “Hier stonden ze…..”

In 2023 deden we als Havenstappers een stadswandeling in de stad Groningen; daarover schreef ik destijds het blog ‘Filistijnen in de bus‘.
Tijdens die stadswandeling liep ik een tijdje naast Gerrit Alssema, die mij vertelde dat hij zijn familiegeschiedenis had uitgeplozen en dat hij nu wist dat zijn voorvaderen in Groningen hadden gewoond. Hij wist zelfs waar. “Ik nodig je hierbij uit voor een privé-stadswandeling, dan laat ik je zien wat ik heb ontdekt.”
Dit voorjaar kreeg ik van hem het boek ‘Een stap verder terug’ dat hij zelf heeft geschreven over zijn familie en we maakte een afspraak voor vrijdag 4 juli; gistermiddag rond 13.00 uur werd ik van huis opgehaald.

We begonnen de wandeling in de Martinikerk. “Ik neem je mee naar de 18e eeuw. In februari 1746 gaan Jan van Alsema en Nisiena Voskuil naar de Martinikerk om hun zoon Hindrik Rudolf te laten dopen. Hier stonden ze…..”
Hij vertelt dat hun zoon in 2020 in deze zelfde kerk getrouwd is en laat zien waar ze met de familie zaten.

….. hier stond de Poelepoort…..

De hele wandeling is een aangename combinatie van verhalen over familieleden en over de geschiedenis van de stad.
Na ons bezoek aan de Martinikerk lopen we door de straat die vroeger ‘Achter de muur’ heette, die als een soort ringweg om de hele oude binnenstad heenliep achter de stadsmuur langs.
Bij de Poelestraat laat Gerrit aan de hand van een oude tekening zien waar de Poelepoort heeft gestaan en komen we achter het Pepergasthuis langs. Daar is nog een heel klein stukje van de middeleeuwse stadsmuur te zien.

Nou ken ik de stad Groningen toch redelijk goed en toch heb ik gistermiddag weer veel nieuws gezien en geleerd: ik keek nu met de ogen van Gerrit en zijn familiegeschiedenis.
Naar het Schuitendiep, waar ‘daar in de verte buiten het kleine poortje’ vroeger de molen stond waar één van zijn voorvaderen werkte; waar de stukken land lagen die in het bezit waren van zijn familie.
Naar het pand tegenover C&A waar nu “H&M” zit, waar Jan en Nisiena woonden. “Van hieruit liepen ze met hun kind naar de kerk voor de doop”.
Onderweg kwamen we nog langs de Jozefkerk, waar ik natuurlijk even naar binnen wilde.
Daar hoorden we het verhaal van de wijding van deze kerk, gewijd aan Sint Jozef, die altijd wordt afgebeeld met een bloeiende staf.
“Daaraan kon Maria zien dat hij de ‘ware Jozef’ was….”

Tijdens de wandeling merkte Gerrit op dat de stad in 1746 nog helemaal niet zo groot was en we filosofeerden nog even over de straten: zouden er steentjes in hebben gelegen?
Of waren het nog zandwegen? En waarom heet het daar eigenlijk Herestraat? Is dat omdat er zoveel hoge heren aan woonden? Of had het te maken met het leger/het heer, dat over die weg optrok tegen de vijand? De middag was mij eigenlijk te kort, maar dat vonden mijn voeten niet. En mijn hoofd ook niet. Maar wát een leuke middag had ik met (de familie van) Gerrit!

Reageren

4 juli: De hotspot & het kanaal.

Vandaag het laatste blog over onze belevenissen tijdens het Hemelvaartsweekend dat we met de vrienden doorbrachten op Het land van Bartje.
Over de vele hunebedden en de kerken  schreef ik al een blog, dit laatste verhaal gaat over de Hondsrug in de préhistorie en het kanaal Buinen-Schoonoord

Toen we in de buurt van het Hunebedcentrum in Borger fietsten zagen we in de verte het silhouet van een mammoet.
Echt waar.
Maar het was geen echte; je ziet hem op de afbeelding hier links.
Zo’n ontmoeting met een mammoet zet me dan aan het denken.
Hoe zou het er toen hebben uitgezien hier?

Die vraag werd beantwoord op de tweede dag dat we gingen fietsen.
We gingen toen o.a. kijken bij een ‘hotspot’ in het Geo-Park ‘De Hondsrug’ tuseen Borger en Ees in.
Er liep een smal riviertje, het Voorste Diep, en er was een soort uitkijktoren met een infopaneel met uitleg over wat we zagen.
Je kreeg een mooi beeld van hoe het het landschap er in de préhistorie uit heeft gezien. (klik op de afbeelding voor een vergroting.)
Het onderwerp van deze hotspot was: ‘het doorbraakdal in de Hondsrug bij Ees’*.
Meer dan 100.000 jaar geleden aan het eind van de Saale-ijstijd ontstond door schuivend en smeltend ijs een langgerekte heuvelrug. Achter deze zogenaamde Hondsrug verzamelde zich zoveel smeltwater dat het door de heuvelrug brak. Zo ontstond ten zuiden en oosten van Borger een diep en groot doorbraakdal. Het water van het huidige Voorste Diep stroomt door dit dal.

Enkele honderden meter daar vanaf ligt het Kanaal Buinen-Schoonoord; dat kanaal is aangelegd als een werkverschaffingsproject in de jaren 1926 tot 1930.
Het was bedoeld om de verbinding te vormen tussen het Oranjekanaal en het Stadskanaal.
De aansluiting zou plaatsvinden via de Borger-zijtak van het Oranjekanaal en het inmiddels gedempte Zuiderdiep in Nieuw-Buinen.
Tussen Bronneger en Borger is bij de aanleg van het kanaal gebruik gemaakt van het al aanwezige Voorste Diep dat door het bovenbeschreven ‘doorbraakdal’ liep.
Maar net als met het Oranjekanaal: het kanaal kon niet rendabel worden geëxploiteerd. (Over het hoe en wat schreef ik al eens een blog onder de titel ‘Een ruïne’?)  Sinds 1966 heeft het kanaal geen scheepvaartfunctie meer, maar wordt nog alleen gebruikt ten behoeve van de recreatie.

We fietsten een heel stuk langs dat kanaal en het was prachtig: ik zag zelfs een ijsvogeltje vliegen!
Op de foto hiernaast zie je een oude sluis die in onbruik is geraakt.
Ben je daar eens in de omgeving, maak dan eens een fietstocht langs dat verstilde kanaal: wát een verschil met het toeristische Borger waar je vanwege de drukte moet uitkijken waar je fietst…..

* Meer weten?
Hierbij een link naar een erg leuk en verduidelijkend artikel over ‘Het doorbraakdal bij Ees‘ op de website van Geopark De Hondsrug.

Reageren

21 juni: Een cadeautje, uitgepakt in Leeuwarden.

Vorig jaar in oktober woonde ik de plechtigheid bij waarin nicht Coby haar bul uitgereikt kreeg.
Als cadeautje had ik toen een envelop mee met een uitnodiging: een dagje ‘oude stad’ naar keuze.
Ze koos voor Leeuwarden; gistermorgen kwamen Annette en Coby gezellig koffiedrinken en daarna togen we met z’n tweeën naar de hoofdstad van Friesland.

Na de lunch hadden we een afspraak met Zenon van Leeuwarden Free Tours voor een stadswandeling.
Hij vertelde over het ontstaan van Leeuwarden*  op drie terpen en wees ons op de scheve toren ‘Oldehove’ .
In de 16e eeuw wilden de Leeuwarders een kathedraal bouwen die hoger zou zijn dan de Martinikerk in Groningen en de Domkerk in Utrecht.
Toen de toren nog maar tien meter hoog was zakte hij al scheef en toen hij veertig meter hoog was kwam het helemaal niet meer goed: men staakte de bouw. De kathedraal voor de heilige Sint Vitus is er nooit gekomen.
We konden trouwens de contouren van de kathedraal wel zien: er was een groot kunstwerk gebouwd in de vorm van de kathedraal die nooit is afgebouwd.

Het was geen stadswandeling met veel jaartallen: Zenon vertelde ons vooral verhalen.

… eetkamer ….

Hij  vertelde het verhaal Marijke Meu (Maria Louise van Hessen-Kassel) en nam ons mee naar haar eetkamer die nog te bezichtigen is in het Keramiek Museum. Toen hij wilde vertellen over een andere belangrijke vrouw in de Leeuwardergeschiedenis dacht één van de medewandelaars dat dat Mata Hari moest zijn, maar dat was niet het geval!

Het volgende verhaal ging over Titia Bergsma die met haar verschijning veel invloed heeft gehad op de Japanse kunst en cultuur.; een verhaal dat ik nog nooit had gehoord.

Maar natuurlijk kwamen we ook langs de mooie panden van het Anthony Gasthuis, waar ook nu nog een vorm van beschermd wonen wordt toegepast en we zagen het Joodse monument en de Joodse school. Daar hoorden we dat de kinderen vóór de 2e Wereldoorlog door de week gewoon naar een openbare lagere school gingen en alleen op woensdagmiddag naar de Joodse school voor godsdienstonderwijs.  De wandeling eindigde in de Jacobijnerkerk, waar zich de grafkelders van de Friese Nassaus bevinden.

Anderhalf uur duurde de wandeling; toen hadden we nog maar een klein stukje van de stad gezien…..maar we kregen een foldertje mee en wat tips van dingen die we zeker nog even moesten gaan bekijken.
Maar dat gingen wij gistermiddag niet meer doen.
We pikten nog een terrasje, kochten een lekker ijsje en toen was de middag al weer om!

Leeuwarden is voor mij natuurlijk niet onbekend: dochter Carlijn heeft daar een aantal jaren gewoond/gestudeerd, dus toen hebben we ook al een aantal dagen in deze mooie stad doorgebracht.
Hieronder zet ik de drie blogs die ik daarover schreef in de loop der jaren nog even op een rijtje:

Stadswandeling in 2015 met Carlijn : Arrestantencellen voor hoge nood. 
Een bezoek aan het Fries Museum in 2016: Breien in het Fries Museum
Herinneringen ophalen in 2020 Blokhuispoort en hééérlijke nacho’s 

* Meer weten over het ontstaan en de ontwikkeling van Leeuwarden? Hierbij een link naar de website Wierden en Terpen

Reageren

14 maart: Groningen zooals het vroeger was (4) – de Poelepoort.

In de serie ‘Groningen zooals het vroeger was’ vandaag een blog over De Poelepoort.
In het boekje dat ik van Essina kreeg staat een pentekening van C. Pronk uit 1754: Binnen-Poelepoort  met omgeving, van de buitenzijde gezien.
De afbeelding hiernaast heb ik gefotografeerd vanuit het boekje; als je er op klikt krijg je een vergroting.

De Poelestraat wordt voor het eerst genoemd in 1325. In de middeleeuwen heette hij Polstraat; de straat liep vanaf de Hondsrug naar de weilanden in de bedding van de Hunze.
‘Pol’ betekent: hoger gelegen gronden, ook wel wierde genoemd. Net als bij Paddepoel: die wijk is vernoemd naar een voormalig blokhuis dat op een hoogte lag. Padde was de naam van de bewoners, poel was de hoogte waar het huis op stond.

Terug naar de poort.  De eerste versie werd gebouwd in de 13e eeuw. In 1470 was de stad zo gegroeid, dat ze moest worden ‘uitgelegd’: er kwam een nieuwe stadsmuur en de Poelepoort werd verplaatst. Hij stond tussen de Schoolstraat en de Schiemakersgang. Het brede gedeelte van de straat achter de poort was oorspronkelijk een weerplein; deze verbreding diende om het Stadse leger achter de poort op te kunnen stellen. Daar werd vroeger ook de paardenmarkt gehouden; tegenwoordig is dit in de zomer één van de grootste terrassen in de stad Groningen.
In het begin van de zeventiende eeuw verloor de poort haar functie als toegangspoort van de stad. Vanaf die tijd werd het solide bouwwerk alleen nog als gevangenis gebruikt. Die functie hield het tot 1828: toen besloot het stadsbestuur de poort af te breken.

Nog even leuk: op zoek naar informatie over de Poelepoort kwam ik terecht bij een een video van OOG TV. In coronatijd ontdekten heel veel mensen het wandelen en OOG TV speelde daarop in met de serie ‘Stadswandelingen’. In de negende afleveren wandelen Beno Hofman en Mirre van de Klok door het uitgaanscentrum van Groningen en ze laten o.a. zien waar de Poelepoort heeft gestaan. Maar ze vertellen nog meer Middeleeuwse verhalen: Café ‘De Spieghel’ bijvoorbeeld was toen een herberg. Verder kom je ook iets te weten over een oase van rust in hartje binnenstad: het Pepergasthuis. Dat werd gesticht in 1405 gesticht door vader en zoon Solleder. Het begon ooit als gasthuis voor pelgrims die naar Groningen kwamen. Men geloofde namelijk dat er in de Martinikerk een relikwie bewaard was van Johannes de Doper, namelijk zijn arm.

Hierbij een link naar dat filmpje van ongeveer acht minuten.

Wil je echt het naadje van de kous weten over de Poelepoort?
Hierbij een link naar de website ‘Nazaten De Vries‘, waar ik een uitgebreid artikel vond met veel interessante informatie en afbeeldingen van deze oude stadspoort.

In augustus 2023 begon ik met deze  serie over de stad Groningen, naar aanleiding van een boekje met oude lichtdrukken dat ik kreeg van Joop en Essina.
Hierbij een overzicht van de delen die aan dit blog vooraf gingen:

Deel 1: ‘Gezicht op Groningen vanaf de westzijde 

Deel 2: ‘De geschiedenis van de A-Poort.’

Deel 3 : De Grote markt en het gemeentehuis.

Reageren

Pagina 1 van 23

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén