een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 1 van 22

5 juli: Emo en Menko

“Ken je Emo en Menko niet?!”
Het klinkt haast als een beschuldiging.
Ik zit op de bank bij Essina voor ‘een bijpraat’ en zoals gebruikelijk in zo’n bijpraat komt er van alles voorbij.
Ze vertelt over een Groninger kerk en zegt: “Die kerk wordt ook benoemd in het boekje over Emo en Menko.”
Ken ik niet.
Nooit van gehoord zelfs.
Ze haalt het boekje ‘In de voetsporen van Emo en Menko’ voor me uit haar boekenkast; ik mag het zelfs mee, maar ik moet er wel zuinig op zijn, want ze heeft het van haar vader gekregen.

Wie zijn Emo en Menko?
In het kort: het waren abten van het Premonstratenzer klooster Bloemhof in Wittewierum.
Emo (ca. 1175 – 1237) en Menko (1213 – na 1276) zijn vooral bekend geworden door de kroniek, die zij hebben geschreven en die bewaard is gebleven ondanks de vernietiging van heel veel middeleeuwse documenten tijdens de reformatie. (Denk daarbij aan de vernietiging van de hele kloosterbibliotheek in Aduard).
Het is niet alleen een kroniek die vertelt over wat er allemaal gebeurt in het klooster in de 13 eeuw, maar de monniken doen ook aan autobiografische beschrijvingen, aan zelfbeschouwingen en overpeinzingen. Dit is vooral het geval in het eerste, door abt Emo geschreven deel.
Voor het hele verhaal verwijs ik graag naar een het artikel ‘De oudste Groninger die we persoonlijk kennen‘ op de website van de Rijksuniversiteit Groningen.

In het boekje gaat schrijfster Ada van Deijk langs de plaatsen die worden beschreven in de kloosterkroniek van het klooster Bloemhof in Wittewierum.  In haar verbeelding neemt ze abt Menko mee op haar reis en laat ze hem ‘zien’ hoe de situatie nu is.
De kerken die staan in de dorpen die we tegenkomen worden uitgebreid beschreven en ook het interieur wordt tot in de kleinste details benoemd.
Dat heb ik niet allemaal gelezen, want: te veel.
Sommige kerken had ik al wel gezien, zoals de kerk in Midwolde, waar het praalgraf staat van Carel Hieronymus von Inn- und Knipphausen, gemaakt door Rombout Verhulst.
Ada laat abt Menko daar vol onbegrip bij staan: zoveel protserige kunst ter ere van een méns? In een kerk? Gods huis?
Menko’s verstand staat er bij stil.
Ook in de kerk in Appingedam en in Zeerijp was ik al eens geweest.
Mooi zijn de volksverhalen, sagen en legendes die al eeuwenlang bij die dorpen horen en die in dit boekje allemaal voorbij komen.

Halverwege het boek steken de schrijfster en de denkbeeldige Menko de grens over en vervolgen ze hun tocht door Noord-Duitsland.
Daar zijn net zulke dorpjes als in Groningen met ook overal zo’n oude kerk: in de 13e eeuw had je natuurlijk nog geen landsgrenzen!
Tot mijn grote genoegen kwam het verhaal van de piraat Klaus Störtebeker (die wij op Rügen hadden leren kennen) ook voorbij in het boek.
Ook kwamen ze nog langs Greetsiel en Norden, waar we vorig zomer nog met neef Cor waren.

Wat bijzonder dat je door die oude kroniek naar ons huidige landschap kunt kijken door de ogen van een 13e eeuwse abt.
Weer heel veel geleerd; dank Essina!

Reageren

20 juni: Het Groningse pond

In het volgepropte opkamertje van Jans Brands in het Museum Collectie Brands liet gids Roelof ons een gewichtje zien.
“Weten jullie wat dit is? ”
Ja, een gewichtje.
“Maar wat is hier zo bijzonder aan?”
Dat ging hij ons vast vertellen.

Het was een Gronings pond en het was één van de waardevolle objecten uit de collectie van Jans.
Het was een gewicht dat vóór 1800 gebruikt werd in de gebieden rondom Groningen om dingen af te wegen.
Tot in de late 18e eeuw gebruikte iedere stad zijn eigen maat-eenheden; die ongelijkheid werkte natuurlijk fraude en oplichting in de hand.
Dat veranderde toen Napoleon aan de macht kwam in Frankrijk en in 1790 ook ons land veroverde.
Hij vond al die verschillende maten en gewichten maar een ratjetoe en gaf een aantal natuurkundigen de opdracht om een uniform stelsel voor gewichten en maten te maken; zij ontworpen de liters, meters en grammen.

Slim bedacht, zou je zeggen.
Als iedereen ter wereld dezelfde eenheden gebruikt om mee te meten, wegen en rekenen, dan zou de handel een stuk gemakkelijker worden.
Ook zou het positief zijn voor de wetenschap.
Maar zo dachten de meeste burgers rond 1800 er niet over.
Het invoeren van die uniforme meters, grammen en liters had heel wat voeten in de aarde en er moesten verboden en wetten worden uitgevaardigd om mensen van de oude maten af te krijgen.
De ‘gewone mensen’ hadden nauwelijks leren rekenen en het omrekenen naar nieuwe eenheden kostte gewoon heel veel moeite en ze waren natuurlijk wel heel erg gewend aan hun eigen maten en gewichten.
Ook het feit dat de Franse overheerser met deze maatregelen kwam werkte niet mee bij de acceptatie daarvan.
Toen Napoleon in 1815 in de Slag bij Waterloo zijn nederlaag leed, vonden zijn tegenstanders dat dat rare, nieuwe stelsel wel weer afgeschaft kon worden en kwamen de oude maten die men nog maar al te goed kende weer terug.

Na Napoleon kwam koning Willem I aan de macht in Nederland.
Die was er van overtuigd dat een uniform stelsel veel meer voordelen dan nadelen had en hij bedacht iets slims: hij gaf de nieuwe eenheden oud-Hollandse namen: de meter heette voortaan de ‘Nederlandse el’, de decimeter ‘Nederlandse palm’, de centimeter ‘Nederlandse duim’ en de millimeter ‘Nederlandse streep’. Zo kwam hij van de nare, Franse bijsmaak af en kon hij het ‘Nederlandse metriek stelsel’ – dat eigenlijk  alleen qua naam verschilde van dat van Napoleon – in 1820 officieel invoeren.

We zijn nu 200 jaar verder.
Vanaf 1820 mochten de oude maateenheden niet meer gebruikt worden in Nederland.
Maar hoe komt het dan dat ik, geboren in 1960, in mijn hoofd nog steeds een ons vleeswaren koop?
En dat ik een pond half-om-half gehakt meeneem?
Dat mijn zwager een paar bunder land koopt?
Dat Gerard een mud aardappels haalt?

Meer lezen over deze dag? Hierbij twee links:
15 juni: Wat deden we allemaal op onze jaarlijkse ‘Royalty-gezusters-dag’?
17 juni: Ons bezoek aan de tentoonstelling Een koninklijk leven in het Museum Collectie Brands.

Reageren

6 juni: Even een dagje weg…..

Je leest op dit blog wel eens iets over mijn collega’s. Sinds drie en een half jaar maak ik deel uit van de secretaressegroep van Team290, maar daarvoor had ik bijna tien jaar een duo-baan met met Jacquelien; vandaag hadden we eindelijk weer eens tijd voor een ex-duo-baan-collega-uitje.
“Ik kom wel naar jou toe” zei ik en zo zat ik vanmorgen om 09.45 uur in de auto op weg naar Veendam.
Deze keer was het haar beurt om het te organiseren en ze nam me mee naar Slochteren, waar we een bezoek brachten aan de Fraeylemaborg.
“Ik heb via internet al kaarten gekocht” vertelde ze.
Maar eerst moesten we natuurlijk een kop koffie en even bijpraten.
De wederzijdse gezondheid.
Texel.
De familie.
De collega’s van toen en nu.
De korte vakantie naar Griekenland.
De reorganisatie binnen Lentis en wat dit misschien voor ons gaat betekenen.
Man, man, wat hadden we wat bij te praten.

Maar terug naar de Fraeylemaborg.
De vrijwilligers van tegenwoordig zijn meestal geen flitsende wizz-kids en toen we met onze digitale kaarten bij de kaartencontrole stonden zagen we lichte paniek in de ogen van de mevrouw achter de balie.
‘Twee barcodes….?”
Er bliepte niks als ze de barcodes scande.
Gelukkig kwam er even later een andere vrijwilliger die volgens de mevrouw ‘alles wist’ en was het maar zo geregeld.
Bliep. Bliep.

“Was je hier al eens geweest?” vroeg Jacquelien mij van te voren.
“Jaren geleden met mijn ouders” meende ik mij te herinneren.
Dat moet eind jaren ’70 geweest zijn.
Wat ik me er nog van wist te herinneren was dat het vooral heel leeg was.
Mijn vader noemde het interieur destijds ‘een bijmekaargeraapt zooitje’ en dat was geen compliment.

Hoe anders was het nu.
Het huis was helemaal ingericht, alsof de bewoners even een dagje weg waren.
Men heeft een aantal stukken van de originele huisraad terug kunnen kopen en verder opgevuld met wat goed bij het huis paste.
We kregen een foldertje met een korte routebeschrijving en zo dwaalden we door gangen, op trappen, zolders, kelders en keken ons de ogen uit. Maar…… ik wil natuurlijk ook altijd graag de geschiedenis van zo’n pand weten. Die namen we tot ons op twee stoeltjes in de trouwzaal: een filmpje van acht minuten waarin álles wordt verteld. Met humor!
Op YouTube vond ik het: hierbij een link, kijk en geniet.

Het huis hangt werkelijk vól met schilderijen en foto’s en ons koningshuis van nu én vroeger is ook ruimschoots vertegenwoordigd.
Ook hingen er een paar mooie oude kaarten, waarop we natuurlijk Veendam, Roden en Hoogersmilde zochten.
Maar dat laatste dorpje bestond nog niet in de 16e eeuw.
Zulke oude kaarten, wat mooi!

Wil je meer weten over de Fraeylemaborg, kijk dan op hun website.
Daar vind je heel veel informatie over het Landgoed.
Tip van Flip: daar vind je ook een video met een interview met Louisa Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren, de laatste bewoonster van het huis die in 1972 het huis verkocht aan een stichting om het te beheren.
Ze praatte nog een beetje ‘daftig’…..

We genoten van een heerlijke lunch in het restaurant bij de Fraeylemaborg en daarna reden we weer naar Veendam.
“Stuur je een Tikkie?” vroeg ik bij het afscheid.
“Nee. Ik trakteer vandaag!”
Dank je wel!

Reageren

17 mei: Groningen, zooals het vroeger was (3)

Vandaag weer een blog in de serie over de geschiedenis van de stad Groningen; deze keer gaat het over de gebouwen op de Groote Markt, het plein waar de Martinitoren aan staat.
In het boekje van de vader van Essina vond ik twee afbeeldingen met een blik op Groningen, maar het ene beeld was uit de 18e eeuw en het andere uit de 19e eeuw. Op de eerste afbeelding zien we de de Groote Markt met de Martinitoren, het Rechthuis en het Raad- en Wijnhuis.
Op de tweede zien we dezelfde Groote Markt, maar nu staat er in plaats van het Rechthuis het nieuwe Stadhuis, zoals we dat anno 2023 nog steeds kennen.

Dat middeleeuwse raad- en wijnhuis heeft er gestaan tot 1775. (afbeelding links; klik op de afbeeldingen voor een vergroting).
Het raadhuis (in eerste instantie een steenhuis) was in de veertiende eeuw gebouwd  en honderd jaar later werd het wijnhuis aan de oostkant naast dat raadhuis gebouwd.
In 1625 kwam er een mooi bordes en er kwam ook een galerij tussen het raad- en het wijnhuis, waar stadsmuzikanten mochten spelen.

Aan het eind van de 18e eeuw was het raad- en wijnhuis te bouwvallig geworden; men sloopte het in 1775.
Het is haast niet te geloven, maar er werd een prijsvraag uitgeschreven: wie ontwerpt het nieuwe raadhuis?
De wedstrijd werd gewonnen door de heer Husly uit Amsterdam.
Maar het schoot niet erg op: in 1792 was het geld op, zodat pas aan het begin van de 19e eeuw de bouw van het nieuwe raadhuis kon worden voortgezet. In 1810 was het klaar, (zie afbeelding rechts)  maar toen was ontwerper Husley al overleden.
Tot het midden van de vorige eeuw deed het gebouw dienst als stadhuis/gemeentesecretarie.
Maar de stad Groningen groeide gestaag en het gebouw werd te klein; toch duurde het nog tot 1957 voordat men het in de gemeenteraad eens was over hoe de uitbreiding vorm zou krijgen. Er kwam een nieuw gebouw dat met een luchtbrug werd verbonden met het oude stadhuis, maar dat voldeed niet. Het werd in 1990 al weer afgebroken en kreeg Groningen een nieuw stadshart.

De gemeente Groningen zit nu in een gebouw aan de Kreupelstraat, naast de oude Martinikerk.
Nog midden in de binnenstad; lijkt me best een gedoe met parkeren enzo, maar er zijn elders in de stad  ‘loketten’ waar je als burger terecht kunt.

Wil je meer weten over het stadhuis op de Grote Markt?
Hierbij een link naar de website ‘de Geschiedenisbibliotheek van Groningen‘ naar een interessant artikel hierover.

Benieuwd naar de vorige delen in deze serie?

In augustus 2023 begon ik met een nieuwe serie over de stad Groningen, naar aanleiding van een boekje met oude lichtdrukken dat ik kreeg van Joop en Essina.
Deel 1: ‘Gezicht op Groningen vanaf de westzijde
Deel 2: ‘De geschiedenis van de A-Poort.’

Reageren

12 april: Dat gaat naar Den Bosch toe (3) – Onder de stad.

Bij Harry in de boot.

De titel van dit blog klinkt lichtelijk onheilspellend, maar het viel mee.
Voordat we naar ’s Hertogenbosch gingen hadden mensen ons al verteld dat we dan in ieder geval een boottocht op de Binnendieze moesten maken.
Toen we ons vrijdagmiddag meldden bij de VVV vertelde de dame ons dat we dan wel moesten reserveren, want het was hééél druk en zaterdag zat al bijna vol.
Wij wandelden naar de kaartverkoop, het was toen ongeveer 16.00 uur. Zaterdag zat inderdaad al bijna vol, maar op die vrijdagmiddag was nog ruimte……een kwartier later zaten we bij Harry in de boot.

De rivier De Binnendieze stroomde vroeger door de stad achter de huizen langs.
Het was een belangrijke handelsvaarroute en het water van het riviertje werd gebruikt als drinkwater, voor het productieproces van de ijzer- en lakenindustrie en als riool.
In de loop van de eeuwen waren er huizen en wegen over de rivier gebouwd, zodat er hele stukken van de Binnendieze onder de stad doorlopen.
Gids Harry nam ons in zijn fluisterboot mee naar de middeleeuwen, toen Den Bosch een bloeiend centrum van handel en kunst was.
We voeren langs oude huizen en muren, maar ook onder de huizen door.
En dan te bedenken dat het niet veel gescheeld had, of die hele Binnendieze was uit de binnenstad verdwenen! Eind jaren ’60 was het eigenlijk alleen nog een open riool; het water was vies en het wemelde van de ratten. Het leek  toen een goed plan om de rivier te dempen en zes grote straten aan te leggen. De algemene tendens was dat men blij was dat men van ‘die stinksloot’ verlost werd.
Maar in 1972 werd de binnenstad ‘Beschermd stadsgezicht’ en vanwege de grote cultuurhistorische waarde is de rivier niet gedempt, maar is de loop gerestaureerd.

…onder de oude stadsmuur door….

Harry had een lamp op zijn boot, die hij aan deed als we onder een gewelf doorvoeren, want op sommige stukken zit je zo lang in een gewelf dat het echt aardedonker is.
Hij vertelde ons van alles: hoe oud sommige huizen en muren waren en wat de functie was geweest.
Halverwege de route voeren we zelfs onder de oude stadsmuur door en zagen we het restant van de vestingmuren: in de 80-jarige oorlog was ’s Hertogenbosch een belangrijke vestingstad.
Het was een schilderachtige boottocht.
We kwamen ook onder het stadhuis langs; daarover vertelde onze gids dat je in hun stad letterlijk in het huwelijksbootje kon stappen.
Je stapt dan in een speciale bruidsboot en vaart naar een trap onder het gemeentehuis. Je gaat via de trap naar boven, daar wordt dan een luik voor je geopend en kom je uit in de trouwzaal!

Harry zal vol verhalen en wij hingen aan zijn lippen.
Hij vertelde dat het varen op de Binnendieze dreef op vrijwilligers: er werd van hen verwacht dat ze van april tot november  2 dagdelen in de week beschikbaar waren voor een dienst.
De vrijwilligers die wij die middag zagen waren allemaal 60-plusser en stonden beslist hun mannetje met het aan- en afmeren van de boten.
Respect en bewondering!

Reageren

19 december: Het kerstbestand van 1914.

Zondagmorgen gingen Gerard en ik niet naar de ochtendkerkdienst.
Die avond zongen we al met ons koor in de vesper, dus we sliepen uit.
Zo kwam het dat ik in de ochtend luisterde naar ‘Andermans Veren’ een kleinkunstprogramma op Radio 5, gepresenteerd door Kick van der Veer. Daar zou ik beslist vaker naar luisteren als het niet op zondagmorgen om 10.00 uur werd uitgezonden.

Ik werd geraakt door een verhaal, verteld door Diederik van Vleuten.
Hij neemt je mee naar  het kerstbestand van 1914, toen de geallieerde legers (waaronder de Britten) en Duitse legers tegenover elkaar in de loopgraven lagen.
Het verhaal zou ik met mijn eigen woorden weer kunnen geven, maar dat ga ik niet doen.
Op internet heb ik gezocht of ik het ergens ‘los’ als geluidsbestand of video kon vinden, maar dat is me niet gelukt.
Daarom link ik vandaag naar de uitzending van Andermans Veren van zondag 17 december
Je hoeft niet de hele uitzending te beluisteren: het verhaal van Van Vleuten begint op 0.37.00 minuten.

Hij besluit met de zin: ‘Wij zijn gewone soldaten. Wij bepalen niet of er vrede komt of niet, dat bepaalt het systeem. Dat systeem bepaalde dat wij elkaar na vier dagen zouden vergeten en dat we elkaar opnieuw zouden haten.’
Je moet natuurlijk niks, maar neem vooral de moeite om het verhaal te beluisteren.
En bedenk daarbij dat er in honderd jaar veel is veranderd, maar dat er nog steeds systemen zijn die bepalen of en wanneer het oorlog wordt. Of vrede.

Reageren

28 november: Rare jongens…..

‘Rare jongens, die Romeinen.’
Deze gevleugelde uitspraak komt van Obelix uit de stripserie Asterix & Obelix.
Zij kijken vanuit hun Gallische cultuur naar de toen al zeer geciviliseerde Romeinen en vinden ze raar.
Het is nooit goed om een hele bevolkingsgroep over één kam te scheren.
De Romeinen hebben in Europa heel veel goeds gebracht, maar, om met Obelix te spreken, rare jongens waren het wel.

Met stijgende verbazing las ik in de maand september een tweetal kalenderblaadjes op onze historische scheurkalender over de kerk van Rome.
Het eerste bijzondere feit komt uit de zestiende eeuw: in 1587 werd ‘advocaat van de duivel‘ een officiële functie.
Het was de ‘promotor fidei‘, (bevorderaar van het geloof), die ook wel bekend stond als ‘advocatus diaboli’.
Zijn taak was om argumenten te verzamelen tegen de heiligheid van een persoon. Op die manier kon er geen twijfel over bestaan dat de persoon die heilig zou worden verklaard dit ook echt verdiende. De argumenten van de advocaat van de duivel werden weerlegd door de ‘advocatus Dei’ (advocaat van God).

Obelix constateerde het al.
Rare jongens.
Maar het werd nog raarder.
De vraag aan de voorkant van het blaadje op 18 september  was ‘Wie werd na zijn dood opgegraven om alsnog berecht te worden?’
Ik geef het antwoord weer in mijn eigen woorden.

In 891 werd Formosus paus en in 896 kwam hij te overlijden. Je zou zeggen: einde verhaal, maar voor Formosus ging het nog even verder.
De volgende paus heette Stefanus VI en die was het niet eens met het politieke beleid van zijn voorganger.
Paus Formosus had namelijk aan de kant van koning Arnulf van Karinthië gestaan; hij had Arnulf zelfs tot keizer gekroond.
Maar paus Stefanus was een aanhanger van koning Guido III; toen keizer Arnulf en paus Formosus allebei stierven in 896 nam Guido III Rome in en stelde Stefanus aan als paus. Maar dat was kennelijk nog niet genoeg: Stefanus wilde zijn politieke positie nog verstevigen.

Om zijn loyaliteit aan Guido III te bewijzen, organiseerde Stefanus een rechtszaak tegen Formosus.
Hij liet het half vergane lijk van Formosus opgraven en aankleden in pauselijke gewaden.
Vervolgens beschuldigde hij Formosus ervan dat hij op een oneerlijke manier paus was geworden.
Aangezien het dode lichaam geen reactie gaf bevond Stefanus hem schuldig aan meineed en een aantal overtredingen van het kerkelijk recht.
Van zijn rechterhand werden de drie zegende vingers afgehakt en alle pauselijke handelingen van Formosus werden nietig verklaard.
Het lichaam liet Stefanus in de Tiber gooien. Toen vrome, katholieke mannen het lijk uit de Tiber haalden, waren de Romeinen zo boos op Stefanus dat het heilige lichaam van Formosus zo werd mishandeld, dat ze de paus gevangen namen en wurgden in de cel.
Deze bijzondere rechtszaak staat in de geschiedenis bekend onder de naam ‘De kadaversynode’*.

Obelix leefde in zijn Gallische dorpje in de eerste eeuw voor Christus en vond de Romeinen toen al raar….in de loop van de eeuwen werd het er kennelijk niet beter op.

* Het naadje van deze kous weten? Hierbij een link naar de website ‘Kerkhistorie’.

Reageren

8 november: Groningen, zooals het vroeger was (2)

In augustus begon ik met een nieuwe serie over de stad Groningen, naar aanleiding van een boekje met oude lichtdrukken dat ik kreeg van Joop en Essina. Deel 1 gemist? Hierbij een link naar dat blog over ‘het gezicht op Groningen vanaf de westzijde’.

Het verhaal van vandaag gaat over de A-Poort.
Op de eerste afbeelding zie je de ‘Binnen-Apoort met omgeving, van de buitenzijde gezien.’
De eerste vraag die bij me opkwam bij deze afbeelding was: “Twee poorten? Een binnen- en een buitenpoort?”
Op internet ging ik op onderzoek uit.
Een vestingstad had vroeger een stadsmuur, met daarin een aantal poorten. Die waren op strategische plaatsen in de muur gemaakt, zodat het verkeer goed kon doorstromen. Die poorten gingen ’s avonds op slot, maar je kon dan toch nog door een klein onder-poortje de stad binnenkomen. Die torens waren handig, want vandaaruit kon je de omgeving in de gaten houden en je verweren tegen vijanden die stad probeerden aan te vallen.
Groningen was tot 1874 een vestingstad en in haar stadsmuur zaten zeven buitenpoorten. Daarnaast waren er in de loop van jaren een aantal binnen-poorten ontstaan: dat waren oudere poorten die door het naar buiten verleggen van de stadsmuur hun toegangsfunctie hadden verloren, maar die nog wel gebruikt werden, bijvoorbeeld als gevangenis.

Er zijn in de loop van de eeuwen in Groningen wel vier A-poorten geweest; het was de poort waar je doorkwam als je vanuit het in 1192 gestichte klooster van Aduard kwam. Op de website ‘de Geschiedenis Bibliotheek van Groningen’ vond ik een geweldig artikel over de A-poort met kaartjes, oude foto’s en een duidelijke uitleg. Ook nieuwsgierig? Hierbij een link naar dat artikel.

Op de tweede afbeelding zie nog een keer de Apoort, maar nu heel klein, in de verte.
(Als je op de afbeeldingen klikt komen ze groot in beeld).
‘Hoendiep buiten de Apoort’ staat bij de teekening van C. Pronk uit 1754.
Je ziet het kanaal met de weg ernaast die naar de poort toeloopt.
Achter de buitenpoort zie je de binnenpoort er bovenuit steken.
Links van de poort zie je de toren van de Martinikerk, meer naar rechts staat de A-kerk.
In 1754 was er dus best al veel bebouwing buiten de oude stadsmuren, dat is goed te zien op deze prent.
Het was toen al wat minder onveilig buiten de stadsmuren. Rijke mensen bouwden buiten de stad buitenhuizen en legden parken aan. De oude vestingmuren met hun poorten en torens werden ontmanteld.  Dat daarbij oude bouwwerken werden gesloopt werd destijds niet als een bezwaar beschouwd: mensen hadden er weinig belangstelling voor, ze werden destijds als nutteloos beschouwd. Vooral de poorten stonden in de weg; met hun smalle doorgang hinderden die de doorstroom van het toenemende verkeer.

Er is van alle poorten die Groningen ooit heeft gehad maar één overgebleven.
Helaas staat die niet meer in Groningen, maar in de tuin van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Meer weten? Hierbij een link naar een artikel op de website ‘Nazatendevries.nl’ over de geschiedenis van de Herepoort en hoe die in Amsterdam terechtkwam.

Reageren

7 november: Dat was er niet in Roden.

Mijn hele leven heb ik al gezongen.
In Hoogersmilde achtereenvolgens bij kinderkoor ‘de Schakeltjes‘, jeugdkoor Hosanna en bij Christelijk Gemengd koor “Halleluja’, door de mensen in het dorp kortweg aangeduid met ‘de zang’. “Waor is moe? Hen de zang.”
Toen Gerard en ik trouwden bestond het jeugdkoor Hosanna al een paar jaar en dat was redelijk succesvol.
25 jonge mensen, drie gitaren en een tamboerijn; een koor waar het heel anders toeging dan bij Halleluja, waar vooral (in onze ogen) ouderen opzaten.
De leden van Halleluja waren niet heel erg blij met de concurrentie van Hosanna.
“Ze moet niet een apart koor oprichten, ze moet bij oons kommen zingen!” was de achterliggende gedachte.
Maar daar hadden de jongeren juist geen zin in, want bij ‘Halleluja’ zingen was voor hen geen aanlokkelijke gedachte.

Gerards oudere broer Jan (toen halverwege de dertig) ging het toch proberen bij Halleluja en vroeg Gerard of hij met hem mee wilde.
De mannen meldden zich samen aan en werden met open armen ontvangen: twee jonge mannen!
Na enig aandringen werd ik ook lid. De repetitie was op dinsdagavond; dan kwamen mijn ouders op Frea passen en gingen wij met z’n tweeën ‘hen de zang.’
Toen was mijn stem nog jong; ik mocht met de sopranen meezingen.
Wát een verschil met het jeugdkoor.
Andere muziek, andere dirigent, andere begeleiding.
Heel andere koordynamiek ook tussen de leden onderling.
De meesten zaten al heel lang op het koor en ieder had zo z’n eigenaardigheden.
Harm wilde ‘gien buutenlands’ zingen en vooral geen Duits.
Hendrik was de secretaris, maar was wars van alle nieuwigheden zoals daar waren een typemachine en een stencilapparaat, dus die schreef de notulen van de jaarvergadering en het jaarverslag in een schrift met harde kaft; op de jaarvergadering werden beide stukken vanuit dat schrift voorgelezen.
Dienegie zat bij de alten. Het maakte voor de koorklank niet uit of ze er wel of niet was, want Dienegie was een beetje bijzonder en ze zong niet echt; het ging haar om de gezelligheid.
Sopraan Corry had een stevige, hoge stem en kon goed wijs houden; ze zong alleen altijd net wat te hard.

De dirigenten die ervoor stonden deden stuk voor stuk hun uiterste best en haalden er uit wat erin zat, maar met zoveel ouder wordende stemmen was dat vechten tegen de bierkaai.
Maar.
Ondanks bovenstaand verhaal toch goede herinneringen.
Ik haakte aan op het moment dat er een nieuwe dirigent uit Assen kwam die een frisse wind liet waaien door het stoffige koorleven.
‘Te moeilijk’ en ’te hoog’ haalde hij uit het repertoire.
Liever mooi tweestemmig dan beroerd vierstemmig.
Onder zijn leiding zongen we tóch een Duits lied.
Hij gaf het koor weer zelfvertrouwen; dat was te horen in het zingen en te merken op de repetitie.

In 1989 werd dochter Harriët geboren en drie maanden daarna verhuisden wij naar Roden.
Gerard (nog maar 28!) was toen voorzitter van Halleluja en ik zong afwisselend tenor, alt en sopraan. Waar meest nodig.
De heimwee die ik in Roden had gold voor een groot deel voor mijn familie en vrienden, maar ook het zingen met Hosanna en Halleluja heb ik, vooral in het begin, erg gemist.
Dat was er ook niet in Roden.
Natuurlijk waren er in Roden wel koren, maar deze…..waren uniek.
Sweet memories.

Op de afbeelding (op klikken voor een vergroting) op dit blog zie je de leden in vol ornaat op ‘groepspetret’ uit een jaar voordat ik op het koor kwam, met Gerard en Jan op de achterste rij.

Reageren

24 augustus: Wat voor ‘wyf’?

Op woensdag 19 juli stond op ons scheurkalenderblaadje de vraag: “Wie was ‘het Abbekerker wyf’?”
Nooit van gehoord.
Toen ik deze scheurkalender kreeg beloofde de voorkant 365 historische weetjes.
We zijn inmiddels over de helft van 2023 en we hebben dus al heel wat van die weetjes geconsumeerd en ik geniet er van. Soms heeft het onderwerp niet echt mijn interesse en laat ik het weetje voor wat het is, maar soms wil ik er meer over weten en zoek ik er iets over op; de informatie over het Abbekerker wyf was summier en intrigerend, dus daar wilde ik meer van weten.

Aagt Germonts was haar naam en ze werd in 1659 beschuldigd van hekserij; haar verhaal valt in de categorie ‘Zeventiende eeuw’
Maar waar heksen in die tijd bijna altijd werden veroordeeld tot de doodstraf door verbranding of verwurging, was haar straf opvallend mild en was de rechtsgang omtrent haar aanklacht een keerpunt in de geschiedenis. Na het vonnis dat over Aagt werd uitgesproken werden steeds minder heksen veroordeeld.

Wat was er dan gebeurd met Aagt? I november 1658 baarde ze een kind, dat kort daarop overleed. Maar niemand was getuige van de geboorte en het overlijden, ook de vroedvrouw niet. Als snel gonsde het van de roddels in het dorp. Het was niet de eerste keer dat haar kind overleed: er was iets niet in de haak met Aagt. Om de geruchten de kop in te  drukken stelde het gerecht een onderzoek in. De lijkkistjes werden opgegraven en wat bleek? Er lagen geen baby’s in, maar namaaklijkjes. Eén kistje bevatte een stokvis met gespleten staart, als twee voetjes omgebogen. De armpjes waren met gort gevulde bloedworstjes, het hoofd een rode kool overtrokken met een blaas. Dit moest wel hekserij zijn.

Bovenstaande informatie neem je tot je als je op de wc zit…..brrr.
Maar dan wil ik ook weten wat er precies is gebeurd en zo kwam ik op de website ‘Licht op legenden’ waar het hele verhaal van Aagt wordt verteld. Hele verhaal ook lezen? Hierbij een link naar ‘het Abbekerker wyf’  op die website.

Arme Aagt.
Je zou er als stadsbestuur van Abbekerk met terugwerkende kracht excuses voor moeten aanbieden.

Reageren

Pagina 1 van 22

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén