een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 3 van 21

25 augustus: Coevorden.

Voor het tweede deel*  van het dagje ‘geschiedenis van Opa Vrieswijk’ hadden we ons opgegeven voor een stadswandeling in Coevorden met Peter.
Mijn vader is in 1932 geboren op het turfschip ‘Ebenhaëzer’  in de haven van Coevorden.
“Dat moet dan de turfhaven geweest zijn” zei Peter “daar kunnen we tijdens deze wandeling wel even heenlopen.”

Peter nam ons eerst mee naar het kasteel.
We hadden geluk: we konden er in. Het is tegenwoordig in gebruik als hotel en niet altijd te bezichtigen voor toeristen.
Ondertussen vertelde hij ons van alles over de geschiedenis van de stad.
Coevorden is de oudste stad van Drenthe, ontstaan bij een ‘coevoorde’ een doorwaadbare plek in een rivier waar boeren hun koeien naar de overkant konden drijven.
Het lag op een zandrug in het moeras van Bourtange en het was een strategische plaats op de weg van Münster naar Groningen.
Voor het Spaanse beleg in de 80-jarige oorlog werd de stad opnieuw ingedeeld en versterkt en groeide uit tot één van de sterkste vestingsteden van Europa.

We hoorden verhalen over de slag bij Ane (die in het kasteel was bekokstoofd door Rudolf van Coevorden), de list van de biezen matten over de wakken die Bommen Berend in 1672 in het ijs van de gracht had laten uithakken en hoe welkom de Fransen waren in de 18e eeuw in dit bolwerk van de patriotten.
We stonden stil bij het oude gemeentehuis waar het IJzerkoekenoproer uitbrak en hoorden verhalen over de ganzenmarkt en waarom die beesten zo belangrijk zijn in Coevorden. Op de foto links staan we bij het beeld van de ganzenhoedster.

En waar was opa Vrieswijk in dit verhaal?
Hij was er even bij het discutabele standbeeld van Van Heutz: hij had zich in de jaren 60 nog groen en geel geërgerd aan Relus ter Beek die dat beeld met verf had besmeurd.
En hij was er natuurlijk toen we aan het eind van de wandeling bij de oude turfhaven stonden.
Er lag nu maar één schip, maar ik weet uit zijn verhalen dat de schepen vroeger mannetje aan mannetje in de haven lagen, het was er altijd een drukte van belang.
De hele familie van mijn opa (Vrieswijk) en de familie van mijn oma (Pasveer)  was werkzaam in de turfwereld, dus in de haven kon je van schip naar schip lopen: naar je opa en oma of naar je oom en tante.

De stadswandeling sloten we af met een bezoek aan het Stedelijk Museum Coevorden, waar we o.a. de tentoonstelling ‘Helden van Coevorden’ bekeken.
Maar eerlijk gezegd… na zoveel informatie over het turfschip en de geschiedenis van de stad waren we wel moe; we hebben niet alle bordjes met teksten meer gelezen zeg maar.
We kochten een ijsje en reden toen nog even naar Emlichheim in Duitsland.
Daar verorberden we alle drie een traditionele Duitse ‘Schnitzel mit Pommes, Bratkartoffeln und Salat’.
Daar had opa vroeger ook heeeeel graag bijgezeten.
Bij het pilsje zei Cor: “Zum Wohl!”
Opa zou trots op hem zijn.

Meer weten over Coevorden?
Hierbij een link naar de website Stad Coevorden.
*Nieuwsgierig naar deel 1? Zie Schipperskind

Hieronder twee oude foto’s, genomen in de turfhaven van Coevorden. (klik op de foto’s voor een vergroting)
Links: drie generaties Vrieswijken: Cornelis, Andries en Kornelis.
Rechts: het kindje is mijn vader, de vrouw op de voorgrond is zijn tante Trijntje en op de achtergrond staat mijn oma Aaltje.
Ze poseren op de luiken van hun schip.

 

Reageren

24 augustus: Clemens und August.

“Ken je het verhaal van Clemens en August?” vroeg gids Joop aan ons toen we op het turfschip in Dedemsvaart waren.
Nee, nooit van gehoord eigenlijk.
Wat volgde was een mooi verhaal, vandaag op mijn blog.

Rond 1830 had men veel arbeiders nodig bij het maken, verwerken en verschepen van turf.
Die arbeiders kwamen vaak uit Duitsland en ook Clemens en August  uit Mettingen (Westfalen) vonden werk in die sector.
Het was seizoensarbeid, dus na de zomer vertrokken ze weer naar Duitsland.
Om de turf heen ontstond in de loop van de jaren een heel netwerk van mensen die hun diensten aanboden: boeren die hun paard verhuurden voor het trekken van een schip, vrouwen die geld verdienden met het netjes opstapelen van turf en mensen die hielpen bij het inladen en uitladen van de turf.
Zo waren er ook vrouwen die aanboden om kleding te wassen en te verstellen voor de arbeiders.

Vlas

De vrouw die kleding van Clemens en August onder handen nam was onder de indruk van de stof waar die kleding van gemaakt was en wilde weten waar ze die stof vandaan hadden.
De jongens vertelden dat hun linnen kleding was gemaakt van vlas, een gewas dat in Westfalen veel werd verbouwd.
De wasvrouw in kwestie vroeg aan de mannen of ze voor haar een aantal van die lappen stof wilden meenemen als ze na de winter weer terug zouden komen voor het turfseizoen.
Dat gebeurde.
Wat een mooie stof.
En het was veel te weinig, want iedereen wilde wel van die stof.
Het jaar daarop namen ze linnen mee voor de familie en de buren van de wasvrouw en toen ging het hard.
In 1841 openden de broers een textielopslag in Sneek (Nederland) zodat ze minder vaak naar Duitsland hoefden te reizen om stoffen op te halen en niet veel later openden ze daar ook een winkel in confectiekleding.

De achternaam van de broers was Brenninkmeijer.
De eerste letters van hun voornamen gebruikten ze voor de naam van hun bedrijf: C&A.

Zo leuk kan geschiedenis zijn!

Reageren

22 augustus: Schipperskind (2)

In augustus 2015 schreef ik een blog onder de titel Schipperskind’
Het ging over een bezoek aan een turfschip in Dedemsvaart waarbij ik me realiseerde hoe het leven van mijn vader eruit zag in zijn kindertijd.
Dit weekend kwam neef Cor bij ons logeren. Hij is genoemd naar mijn vader en is benieuwd naar de familieverhalen.
Gerard en ik besloten hem een dagje geschiedenis (houdt hij van) aan te bieden met als thema ‘Opa Vrieswijk’: een bezoek aan een turfschip én een stadswandeling in Coevorden.
Er was wel een klein probleem: het museum waar het turfschip bij hoort (hierbij een link) is op vrijdag gesloten en wij wilden juist vrijdag de 19e op pad.
Toen ik telefonisch contact zocht met het museum trof ik een enthousiaste vrijwilliger die bereid was een deel van zijn vrije dag op te offeren voor een kleine rondleiding op het schip.

Het was heel bijzonder om rond te lopen op het schip en je te realiseren hoe het voor een jongetje van 7 geweest moet zijn om op zo’n schip te wonen.
Onze gids Joop vertelde over het schip, hoe de dingen allemaal heetten en ik vulde zijn verhaal aan met wat ik wist van wat mijn vader ons vertelde.
We stonden in het kleine keukentje (de kombuis) en zagen van daaruit de slaapkamer in het vooronder waar een vier volwassenen en een baby konden slapen. We zagen de kastjes met laadjes waarin werd gewoekerd met de beschikbare ruimte.
We liepen door het ruim waar de turf vanaf de wal werd ingegooid; de schippersvrouw en de kinderen stonden dan in het ruim om de turven netjes op te stapelen: dan kon er veel meer mee.
Joop liet ons een grote zaag zien: hij vertelde dat dat een ijszaag was waarmee het ijs werd stukgemaakt om de boot heen, want anders zou het ijs (dat immers uitzet) het schip beschadigden.
Mijn vader vertelde dat hij ooit een poosje in ‘De Krim’ naar school moest, omdat hun schip daar was vastgevroren tijdens een strenge winter.
Hij had het daar helemaal niet leuk gehad “In De Krim heb ik leren vechten” zei hij daar later over.
Ik was benieuwd of er ook een ‘zeel’ aan boord was: ik werd op mijn wenken bediend. Zo’n turfschip werd vroeger voortbewogen door paarden die over het jaagpad liepen, maar als je je geen paard kon veroorloven, werd dat ook door mensen gedaan met een zeel. Mijn oma deed dat voornamelijk, maar als het schip eenmaal voer, dat mochten de grote kinderen dat ook doen.

een zeel

Mijn vader vond dat destijds fantastisch: dan mocht hij van boord!
Hij was het dus ook pertinent niet eens met mensen die vonden dat dat kindermishandeling was, hij had het beleefd als grote vrijheid.

Zie je ons staan op die boot? Al vertellend haalden we een stukje familiegeschiedenis naar boven.
Voor mij minstens zo waardevol als voor Cor.
Van het hele schippersgebeuren heb ik zelf niets meer meegekregen: opa en oma gingen in de oorlog aan wal en verkochten hun schip.
Wel heb ik van opa Vrieswijk de tekst van een schipperslied gekregen; het is geschreven door Geert Teis op de melodie van ‘de Lorelei’*.
De titel is ‘de Knaolster Lorelei’.
Speciaal voor deze website heb ik zelf een versie van het lied opgenomen, hierbij een link.

Voor mensen die de streektaal niet machtig zijn:
daip = kanaal
onderliefie =  een soort hemdje
badde = brug

*De Lorelei is een 132 meter hoge rots langs de Rijn tussen Koblenz en Wiesbaden, waar veel schepen zijn verongelukt door een gevaarlijke stroming.
Volgens een sage zou boven op de rots een zingende nimf met gouden haren zitten die met haar gezang de schippers afleidde, waardoor ze tegen deze rots voeren.
Meer weten over het lied of de tekst bij mijn gezang hebben? Hierbij een link naar een artikel hierover op de website ‘de Verhalenbank’. 

Reageren

16 juli: Stadswandeling Haarlem.

Zondag 10 juli.
Op ons programma staat de stadswandeling waar we vrijdagmiddag ‘de kracht niet meer voor hadden’.
Om 11.00 uur moeten we ons tiny house verlaten hebben; we pakken de boel in, trekken de deur achter ons dicht en zetten alle bagage in auto.
Die auto laten we nog mooi op zijn parkeerplaatsje staan en wij fietsen de stad in.

Het was in ieder geval een stuk minder druk dan die vrijdag, toen heel Haarlem aan de vri-mi-bo zat.
Nadeel: op zondag kun je de Sint Bavo-kerk niet bekijken, die is dan niet geopend voor publiek.
Eigenlijk is dat de omgekeerde wereld…..maar ik zeur niet; er waren genoeg andere monumenten te bekijken.

De afgelopen jaren heb ik al heel wat stadswandelingen gemaakt en iedere stad heeft wel iets bijzonders.
Haarlem heeft het Teijlersmuseum, het heeft het eerste winkelhuis dat in 1899 gebouwd is door V&D, je vindt er het standbeeld van Laurens Janszoon Coster, het Frans Halsmuseum en de voormalige ‘goudsmidkamer’ van de 17e eeuwse goudsmidsgilde.
Toen we bij die goudsmidkamer waren kwam er een flamboyante heer op een driewielerfiets langs.
Hij droeg een felgekleurd oranje/geel/rood-geruit vest en sprak deftig Nederlands.
“Zoekt u iets?”
Nee, wij zochten niks, wij hadden een folder waar alle informatie in stond.
Maar de meneer wilde ons wel graag iets vertellen.
Hij vertelde over de gilden in de middeleeuwen en over begijntjes, dat dat geen nonnen waren, maar ongehuwde vrouwen die bescherming zochten.
Ik denk dat hij nog veel meer had kunnen (en willen) vertellen, maar wij hadden er al bijna twee uur stadswandeling opzitten; we bedankten hem vriendelijk en vervolgden onze weg.

We zagen ook dingen die andere oude steden ook hebben: hofjes, een waaggebouw, een vleeshal, een drogisterij met een gaper aan de gevel, grachten en een protserig stadhuis.
Eén van de mooiste onderdelen vonden we het stukje dat we wandelden langs het Spaarne; we liepen even naar de witte Gravenstenenbrug en hadden een prachtig uitzicht op twee panden met trapgeveltjes en op het Spaarne.

Cadeautje voor mij: er was een Archeologisch Museum onder in de kelder van de  Vleeshal.
Daar leerde ik dat Haarlem is ontstaan op een strandwal; dat is een lange duinenrij die boven het landschap van de kuststrook uitsteekt.
Die wallen zijn 5000 jaar geleden gevormd door de zee, die zich later weer terugtrok in westelijke richting.
Die strandwallen waren in de oudheid de enige veilige en hoge doorgangsroute door het omliggende moeras van noord naar zuid.
De Romeinen gebruikten de strandwal waar Haarlem op ligt als heerweg, legerweg. In Velsen (ligt boven Haarlem) hadden de Romeinen een fort gebouwd; Haarlem ontstond als nederzetting langs deze weg aan de rivier het Spaarne.
Hierbij een link naar de website van dit museum.

Iedere stad heeft zijn eigen verhaal en tegenwoordig wil iedere stad dat verhaal ook graag vertellen.
Met ‘Anno Haarlem’ (zie  11 juli)  en bovengenoemd Archeologisch Museum, allebei gratis te bezoeken, vertelt Haarlem haar verhaal op een prachtige, toegankelijke manier.

Benieuwd naar al onze belevenissen in en rondom Haarlem?
Klik dan hier naar deel 1, daar vind je een overzicht van alle gepubliceerde delen: Kick off van een minivakantie.

Reageren

28 mei: Enne Jans Heerd – Maarhuizen.

“Wij hebben iets voor jou, een cadeautje.”
De dochters waren ergens geweest en hadden gedacht “Dat is iets voor mama! ”
Het was een klein, rechthoekig pakje: een boek.
Het ging over Enne Jans Heerd in Maarhuizen. Het was geschreven door Johan van Rhijn, de man van een lid van de naailesgroep van onze dochters en de zoon van die mensen woont nu in dat huis.

Binnen een week had ik het uit. Toen wist ik alles over Maarhuizen en het oude huis dat Enne Jans  Heerd heet.
Op Wikipedia vind je een artikel over Maarhuizen, klik hier,  daarop vind je de basis informatie over het gehucht en het huis.

Het boekje vertelt alles. Over de eerste bewoning rond het begin van de jaartelling, over de kloosters in dat gebied, over het ontstaan van de wierde en over de bewoners door de eeuwen heen. Op de wierde stond ooit een kerk,  maar die is afgebroken. Het oude  kerkhof daarentegen is er nog wel,  het oudste graf dateert uit 1636. Het boekje is rijkelijk voorzien van foto’s en afbeeldingen. Aan de hand van historische kaarten kun je de hele ontwikkeling van Maarhuizen volgen.

Je leest de geschiedenis van de mensen die in het huis gewoond hebben (heel veel Grietjes) en de verschillende verbouwingen die het huis maakten tot wat het nu is. Maar minstens zo interessant zijn de hoofdstukken over de ontwikkeling van dat deel van het Groningse land. Bijvoorbeeld hoe het kwam dat die Groningse boeren  zo rijk werden. En dat ze met hun rijkdom graag wilden aansluiten bij de elitaire bovenlaag van Groningen, maar dat die elite de ‘naar mest stinkende, ongemanierde’ boeren helemaal niet zag zitten.  Van een bezoek aan Verhildersum weet ik nog dat de Groningse elite op haar beurt heel graag wilde aansluiten bij de adel in andere delen van het land,  maar dat ze daar door hun accent en het achterlopen op modegebied nooit echt in slaagden.

Verder zijn er hoofdstukken over de wierde en waarom die gedeeltelijk is afgegraven, over leven en werken in het oude huis en over over de infrastructuur in dat deel van Groningen. In één van de laatste hoofdstukken maken we kennis met Duurt de Vries, de voorlaatste bewoner. Hij molk er tot 2001 zijn koeien en woonde er tot 2011.
De zoon van de schrijver die nu op de Enne Jans Heerd woont pakt de zaken groot aan.  Meer informatie daarover vind je hier: website van Enne Jans Heerd.

En nu wil ik natuurlijk maar één ding: daarheen!
Fietsen in die omgeving.
De wierde in het omringende land zien liggen.
Het oude kerkhofje bekijken.

Wordt vervolgd dus.

Reageren

9 april: Straatbeeld.

In een oud fotoboek dat mijn vader nog heeft gemaakt vond ik een bijzondere foto.
De foto is gemaakt in 1930, twee jaar voordat mijn vader werd geboren.
Bij de foto staat als bijschrift: ‘Andries Vrieswijk achter de turfkar in 1930 (hij had een turfhandel in Coevorden)’.


Als je op de foto klikt komt hij mooi groot in beeld.
Andries Vrieswijk is mijn grootvader.
Hij trouwde in december 1930 met mijn grootmoeder; hij was toen 27, zij 22.
Deze foto is dus genomen in het jaar dat hij trouwde.
Hij loopt achter een turfkar en hij heeft een glimlach op zijn gezicht.
Op andere foto’s uit die tijd staat hij altijd erg serieus te kijken, dus die glimlach vind ik bijzonder.

Wat ik verder erg leuk vind aan de foto is het straatbeeld.
90 jaar geleden.
Er staat één fiets tegen een huis aan en één auto.
Die auto!
Kijk eens naar dat nummerbord.
Die wielen.
Die koplampen.
Daar woonde vast een rijke man; of die rijke man was op bezoek in die winkel, we weten het niet.

Opa heeft nooit zelf een auto gehad, hij had niet eens een rijbewijs.
Opa had zelf een schip, een turfschip, dat heette ‘Ebenhaëzer’.
Dat betekent ‘Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen’.
Dat het schip zo heette zegt alles over mijn opa.
De jongeman die mij op de foto zo vriendelijk aankijkt lijkt in mijn beleving niet meer op de man die ik als opa heb gekend.
Daarover schreef ik al eens een blog, hierbij een link naar dat verhaal over Opa Vrieswijk.

Reageren

4 maart: Aangewakkerd besef.

Wij kijken iedere woensdagavond naar ‘Het verhaal van Nederland’,  gepresenteerd door Daan Schuurmans.
Al vanaf de eerste uitzending was ik enthousiast en volgens de kijkcijfers was ik niet de enige.
Woensdagavond ging het over de pest, het Hanzeverbond en de eerste stromingen van verzet tegen de decadentie van de Rooms Katholieke kerk.
Van Geert Grote had ik wel eens gehoord, maar van de wederdopers en hun gruwelijke lot wist ik hoegenaamd niks.
Geboeid zit ik te kijken naar nagespeelde taferelen, luister naar de deskundigen die iets vertellen over de achtergronden bij het verhaal en ik geniet van de beelden van de steden en gebieden waar Schuurmans rondloopt.  Op heel veel plekken zijn we al geweest, hebben we stadswandelingen gemaakt en musea bezocht.
Erg leuk om dat terug te zien; woensdag bijvoorbeeld zagen we beelden uit de Librije, waar ik eind september nog met mijn broer was.

Zelfs Gerard, niet een groot liefhebber van geschiedenis, vindt deze serie de moeite waard: “Je steekt er heel wat van op.”
De laatste tijd is er steeds meer aandacht voor geschiedenis, tot mijn grote genoegen mag ik wel zeggen. Een programma als Verborgen Verleden mis ik bijvoorbeeld nooit.
De hernieuwde aandacht voor geschiedenis is niet altijd positief.
‘We’ komen er achter dat onze geschiedenis veel minder rooskleurig is, dan ons altijd is voorgehouden op school en in de boeken.
Het beeld dat we hebben van onze heldhaftige voorvaderen begint langzaam te kantelen.
Slavernij, uitbuiting, kolonisatie: het was allemaal niet best.
De oorlog die Nederlandse militairen moesten voeren tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd tussen 1945 en 1949 werd nooit ‘oorlog’ genoemd.
‘Politionele acties’ heetten die. Een mooi, verhullend woord voor de realiteit: een bloedige koloniale oorlog.
De discussie hierover houdt Nederland tot op de dag van vandaag bezig.

‘Het verhaal van Nederland’ laat zien dat de geschiedenis zich herhaalt.
Pandemieën, oorlogen, machtsmisbruik, godsdienstwaanzin: het is van alle tijden.

De reacties op het programma die ik hier en daar lees  zijn niet allemaal positief.
Er is kritiek op de ‘smeuige’ verhaallijnen die de saaie geschiedenisstof een beetje moeten opleuken en het zou allemaal wel heel kort door de bocht zijn.
Dat zal.
Een groot voordeel van het programma is dat er blijkbaar weer belangstelling voor geschiedenis is.
Het ‘historisch besef’ was in Nederland niet bijster groot, het is alleen maar mooi meegenomen dat dat besef een beetje wordt aangewakkerd.
Meer weten? Hierbij een link naar de website ‘Het verhaal van Nederland‘.

Reageren

18 februari: Digitaal rondkijken in de Catharinakerk.

Het vrijwilligerswerk dat ik doe voor de Catharinakerk (hier een verslag uit 2019) ligt wegens corona al twee jaar stil, maar laten we hopen dat we in 2022 de kerk weer kunnen openstellen voor bezoek. De oude kerk op de Brink is in de maanden juli en augustus op woensdag- en zaterdagmiddag geopend.
Sinds 2021 is woensdag mijn vaste werkdag, dus dan kan ik niet meer meedraaien met het vrijwilligersteam, maar de zaterdagen in die maanden probeer ik vrij te houden.

Dat betekent dat er dus ook nog heel wat dagdelen zijn waarop je de kerk niet van binnen kunt bekijken.
Maar er is goed nieuws: met moderne, digitale middelen is het tegenwoordig mogelijk om toch een blik op het mooie interieur te werpen.
PKN Roden/Roderwolde werd benaderd door stichting ‘de Kop van Drenthe’, waarin de VVV’s in Noord Drenthe samenwerken.
Er was nog wat subsidie over van voorgaande jaren: hadden wij een idee?
Ja!
Er werd geopperd om een 360 -graden tour te maken.
Daarmee kun je op je telefoon of je tablet rondkijken in de kerk.

Fotograaf Tieme Dekker heeft een prachtige tour samengesteld.

Zijbeuk met stiltehoek; in de vloer 3 oude grafstenen.

Door over het scherm van je smartphone of tablet te vegen, door het apparaat te draaien of met je muis over het beeldscherm te gaan kun je van boven tot onder en van links naar rechts het interieur van de Catharinakerk bekijken.
Je begint midden in de kerk; met de pijltjes onderin kun je opzij en naar boven.
Verder kun je ‘reizen’ door de kerk: je kunt klikken op ‘hotspots’, kleine rondjes met uitsteeksels, waarmee je naar een bepaald punt in de kerk gaat.
Je kunt dan bijvoorbeeld kijken hoe het er uitziet als je op de preekstoel staat.
Of hoe het  toetsenbord van het historische Hinszorgel er van dichtbij uitziet.

In de informatiekast bij de kerk komt een QR-code om de digitale tour te kunnen bekijken, maar je kunt hem ook gewoon op je computer, telefoon of tablet bekijken.
Als je hier klikt ben je al binnen!

Wil je meer weten over de geschiedenis van de kerk en de dingen die je hebt gezien op de digitale tour?
Klik dan hier voor een pagina met meer informatie over de kerk en de afzonderlijke onderdelen op de website van onze kerk.

Wat is er veel mogelijk op digitaal gebied tegenwoordig.
Maar het liefst zou ik je op een zaterdagmiddag in juli of augustus ontvangen en je persoonlijk rondleiden in onze prachtige kerk.
Krijg je ook een pepermuntje.

Reageren

26 januari: Ommetje in Tolbert.

Zondagmiddag.
“Waar gaan we ons ommetje doen?”
Ik wilde wel eens in Tolbert kijken. Tijdens een fietstocht had ik bij de kerk een bordje gezien met informatie over een wandeling door het dorp, die gingen we doen.
In je eigen omgeving loop je op de automatische piloot, hier moesten we weer opletten; op lantaarnpalen en wegwijzers zaten stickers met voetjes, die ons de weg wezen.

We besloten van te voren al om niet het hele ommetje te lopen, want dat was 8 kilometer.
Dat vonden we vrij fors voor een zondagmiddag-ommetje; bovendien begon om 14.30 uur de wedstrijd PSV-AJAX.
Het was een fijne wandeling. We liepen langs de eerste sociale woningbouw in Tolbert en kwamen (vlak bij de A7) achter ‘de Postwagen’ langs.
Daar lagen een aantal boomstammen, die werkelijk werden overwoekerd door paddenstoelen, soort elfenbankjes.
(klik op de afbeelding voor een vergroting.)

Bij de ijsbaan staken we de weg over; toen leidde de route ons langs de voormalige haven in Tolbert; daar ontdekten we een groot informatiebord dat ons meer vertelde over de haven van Tolbert en de Tolbertervaart.
In 1906 is de Tolbertervaart in gebruik genomen. Die was 2.7 kilometer lang en liep uit op het Leeksterhoofddiep; het betekende een rechtstreekse aansluiting op de vaarroute naar Groningen. Eigenlijk hebben de vaart en de haven maar 50 jaar dienst gedaan, want de snelle ontwikkeling van het wegvervoer en de komst van de stroomtram zorgden voor grote concurrentie voor de scheepvaart, net als bij het Oranjekanaal dus.  In 1959 werd het kanaal gedempt en in 1968 de haven. Meer weten? Hierbij een link naar een artikel op de pagina van de Historische kring gemeente Leek e.o,. Dan kom je er achter dat de ambtelijke molens aan het begin van de vorige eeuw misschien nog wel langzamer draaiden dan tegenwoordig.
We liepen een stuk langs wat er nog over is van de vaart en kwamen door de mooie speel- en wandelparken die in de nieuwbouw van Tolbert zijn aangelegd. Vijverpartijen, bruggetjes, erg aangenaam allemaal. Bijna een uur hebben we gelopen, toen moesten we ook naar huis, want de voetbalwedstrijd was al begonnen. 1-2 werd het overigens.

Wil je dit ommetje ook eens lopen? Hierbij een link naar de informatiefolder: Tolberter Tochtje.

Reageren

31 oktober: Keltische oudejaarsdag.

Vorige week werd op Radio 5 in een middagprogramma de geschiedenis van “Halloween”  uitgelegd.
Het woord komt van Hallow-e’en, oftewel All Hallows Eve (Allerheiligenavond), dat is de avond voor 1 november.
Bij de oude Keltische volken begon het jaar op 1 november, dus 31 oktober was het oudejaarsavond.
Men had de oogst binnengehaald en had het zaaigoed voor het volgende voorjaar al klaarliggen, tijd voor een vrije dag en feest!
Het Keltische Nieuwjaar of of Samhain (spreek uit als Saun) is het Ierse woord voor de maand november.

De Kelten geloofden dat op 31 oktober de geesten van alle mensen die dat jaar gestorven waren terugkwamen; om de geesten goed te stemmen werd er eten voor hen neer gelegd voor de deur.
Maar men had natuurlijk geen belang bij boze geesten; om die af te schrikken droegen de Kelten maskers.
Toen de Romeinen Groot-Brittannië in bezit namen vermengden sommige tradities zich met elkaar, maar All Hallows Eve bleef bestaan.
In de 9e eeuw staken christelijke Europanen over naar Engeland en namen het katholieke ‘Allerzielen’ mee, dat gevierd werd op 2 november. Dan gingen in lompen gehulde christenen bij de deuren langs en bedelden om zielencake, een soort brood met krenten.  Als ze dat brood kregen beloofden ze dat ze zouden bidden voor het zielenheil van familieleden van de goede gever die al waren overleden. Hierin ligt misschien wel de oorsprong van de hedendaagse trick-or-treattocht.

In Amerika kwam het feest pas in zwang in de tweede helft van de 19e eeuw, toen grote groepen Schotse en Ierse immigranten het land binnen kwamen.
In die tijd ontstond ook het bekendste symbool van Halloween, de uitgeholde pompoen die op een gezicht lijkt.
(Meer weten? zie Jack-o’-Lantern).
In de 20e eeuw was het vooral een kinderfeest. De kinderen gingen onder begeleiding van een volwassene verkleed  langs de deuren om te vragen om iets lekkers (trick or treat). Daarbij was het de bedoeling is om degene die opendeed een beetje bang te maken.
Als een bewoner rekende op deze ‘gasten’ was zijn huis herkenbaar aan halloweenversieringen.
Vanaf de tachtiger jaren van de vorige eeuw werd Halloween steeds meer een feest voor volwassenen en werden het griezelaspect en het het verkleed- en schminkgebeuren steeds belangrijker.

En nu komt het feest dus weer vanuit Amerika terugwaaien naar Europa.
Vandaag vieren we dus eigenlijk de Keltische oudejaarsdag: Samhain.
Geschiedenis kan zo leuk zijn 😉

Al eerder schreef ik over Halloween, toen ging het vooral om halloween bloemstukken: hierbij de links.
Foeksia en halloween 1
uit 2015
Foeksia en halloween 2
uit 2018

Reageren

Pagina 3 van 21

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén