een alternatief voor 'de waan van de dag'

Categorie: Geschiedenis Pagina 3 van 22

1 december: De Eenhoorn.

“Daar is een oud tabaksfabriekje waar ze nog met de hand sigaren maken”.
Mijn broer had het over ‘de Eenhoorn’ in Kampen: op 26 november beloofde ik in het verhaal over de ‘Brus-dag‘ al dat ik er een blog over zou schrijven.
We werden in de sfeervolle winkel ontvangen door een jongeman die ons meenam naar ‘de Kennemerkamer’, waar hij zijn verhaal begon.
We gingen een reis maken door de wereld van tabak en sigaren.

Het is al prachtig om door het oude bedrijf te wandelen. Je loopt vanuit de winkel door een gang met oude, gebloemde tegels en vervolgens kom je in de tabaksfabriek ‘de Olifant’.
De voorkant van het museale pand ligt in de Oudestraat, waar je op twee plaatsen de winkel binnen kunt lopen en de achterkant bevindt zich aan de Voorstraat, waar vroeger het laden en lossen ook al plaats vond.
In de 19e eeuw was Kampen echt een ‘sigaren-stad’: er waren toen meer dan 110 sigarenfabrieken!
Eerst zagen we hoe de tabak vanuit verschillende landen in balen aankomt en we leerden het verschil tussen tabaksbladen die worden gebruikt voor het buitenste laagje van een sigaar en tabak die wordt vermalen voor binnen in de sigaar.
Bij het verwerken wordt allereerst de dikke nerf die midden in het blad zit er uitgehaald, net als wij doen bij het ‘stropen’ van de boerenkool.

De rondleiding duurde een uur en bracht ons langs verschillende opslagruimtes en werkplaatsen waar de traditionele machines stonden waarmee sigaren werden gemaakt.
Ondertussen genoot ik van het middeleeuwse gebouw:  oude muren, de verschillende vloeren (hout, plavuizen, stenen) en van de oude gebinten; het hele gebouw rook naar tabak.
Voor 1880 werden de sigaren in Kampen met de hand gemaakt; toen waren hele gezinnen bezig om op die manier geld te verdienen.
Ook daarover kregen we uitleg.

Tegenwoordig worden er in de Eenhoorn nog steeds sigaren gemaakt, maar men heeft zich daarnaast ook toegelegd op het branden van koffie en het maken van thee.
We sloten de rondleiding af met een bezoekje aan  de thee- & koffieschenkerij achter de winkel, waar we werden getrakteerd op een kopje Espresso (Henk) en een minipotje rooibosthee (ik).
Met Kamper pepernoten.
Hierbij een link naar ‘de Eenhoorn’.

Wil je een idee krijgen van wat we in Kampen hebben gezien?
Kijk dan de aflevering terug van ‘Hier zijn de Van Rossems’ in Kampen.

Reageren

29 oktober: Een bed en stoelen.

In het blog over het Boomkroonpad beloofde ik het al: we maakten die middag ook een fietstocht.
Die werd door mijn toedoen iets langer dan gepland, want ik had gezien dat daar in de buurt een hunebed was.
“Nu we hier toch zijn…..”
Het hunebed lag ver verwijderd van de fietsknooppunten die Gerard voor onze route had bedacht, dus we moesten er naar toe fietsen.
We wisten al dat we met Google-maps  in de IJzertijd konden komen en ook de Steentijd behoorde tot de mogelijkheden: feilloos leidde onze telefoon ons  (over smalle, slecht begaanbare zandpaadjes) naar D26.

Bij dit hunebed was iets unieks: op het infopaneel stond een foto van het archeologisch onderzoek dat plaats vond tussen 1968 en in 1970.
Dit was het laatste hunebed dat werd onderzocht; professor van Giffen was toen al bejaard, maar was er nog wel zijdelings bij betrokken.
Op die foto kon je heel goed zien hoe zo’n hunebed er vroeger uitzag, dat het een grafkelder was waar je in afdaalde.
Links zie je een foto van  hoe het er nu uitziet, rechts de foto van het onderzoek.
Meer weten over D26? Hierbij een link naar de website van het Hunebedcentrum.

En toen…. op zoek naar de fietsknooppunten.
We fietsten die middag in de bossen van Drouwen en Borger.
De bomen begonnen al mooi te verkleuren en langs de weg zagen we mooie paddenstoelen; hieronder een serie foto’s.
Ook zagen we een paar enorme mierenhopen.
Als wij vroeger met ons gezin in Hoogersmilde de Bosweg rondliepen wist mijn vader in het bos ook zo’n mierenhoop te zitten.
Dan zette hij vaak een tak in die hoop en wees ons op die mieren die in paniek heen en weer renden en weer hard aan het werk moesten om de schade te herstellen.
Als kind vond ik het spectaculair, nu denk ik ‘Waarom zou je dat doen?’

We genoten van een middag ‘Herfst in Drenthe’.
Het is echt zo: Drenthe doet wat met je.
Op de Drentse Scheurkalender stond op 24 oktober een foto van het hunebed in de Emmerdennen.
Daar stond een klein gedichtje bij dat mooi bij dit blog past:

Een ontmoeting met de geschiedenis,
die altijd om de hoek ligt 
bij een wandeling in de Drentse natuur.

(klik op de afbeeldingen voor een vergroting)

Reageren

2 september: Zes gouden regels uit de 12 eeuw.

Toen ik met Ali in het klooster van Ter Apel was, vonden we in de binnentuin een bord met informatie over Hildegard von Bingen (1098 – 1179).
We zagen een afbeelding van haar en deze tekst stond er op:

Zij beschreef in haar beroemde boek ‘Physica’ niet hoe de planten er uit zagen, maar maar beschreef ze op zeer beeldende wijze ondermeer in termen van warm, koud, nat en droog.
Deze kwaliteiten zouden namelijk invloed hebben op de gemoedstoestand van het  lichaam.
Zij begreep als één van de eersten dat kruiden alleen werken als het gebruik er van gepaard gaat met een sterk geloof in de heilzame werking  ervan. Zij wist dat rust, regelmaat en reinheid de sleutel is tot een lang en gezond leven.

Hildegard von Bingen werd 81 jaar (zeer oud voor die tijd) en hanteerde tijdens haar leven deze zes gouden regels.

  1. Uw levensmiddelen zijn uw geneesmiddelen
  2. Gebruik voor uw gezondheid geneesmiddelen uit de natuur
  3. Schenk aandacht aan een natuurlijke slaap in afwisseling met voldoende beweging
  4. Let op een verstandig evenwicht tussen werk en ontspanning
  5. Reinig uw lichaam van gifstoffen door baden, sauna en vasten.
  6. Ken uzelf, ook uw gebreken en tracht deze te compenseren door genezende en beschermende factoren (deugden).

Huh?
Die zes gouden regels uit de 12e eeuw komen me erg bekend voor.
Dit is wat we tegenwoordig ook steeds maar horen van de gezondheidsgoeroes.
Van de lifestyle-coach.
Van de health-advisor.

Die Hildegard.
Haar tijd ver vooruit!

Reageren

30 augustus: Aaltje Hoisingh & een rondgang.

Met schoonzus Ali (ook een Aaltje) heb ik jaarlijks een ‘dagje oude stad’ (ook wel Aaltje-dag genoemd).
Dit jaar bezochten we op 5 augustus geen stad maar de streek Westerwolde in Groningen.
Verrassend mooi daar. Gerard en ik waren daar al eens wezen fietsen, zie Kom, wij gaot d’r uut. uit november 2020.

Op het programma stonden twee dingen: Aaltjes-pad wandelen in Smeerling (bij Onstwedde) en het klooster in Ter Apel.
Nou….. eigenlijk drie dingen, want we begonnen om 09.30 uur met koffie en gebak op het terras van Van der Valk in Assen; dat duurde al langer dan verwacht (zoals altijd, want veel om bij te praten) zodat we om 11.52 uur de parkeerplaats in Smeerling opreden.
Aaltje is een meisje dat in 1786 werd geboren in Smeerling, een buurtschap tussen Onstwedde en Vlagtwedde.
Bij een verbouwing van een boerderij kwamen er onder het vloerzeil in een slaapkamer oude papieren tevoorschijn.
Het was een deel van een  kasboekje dat begint in 1773; er staan de dagelijkse uitgaven en inkomsten in van voogden voor hun ‘pupillen’: Aaltje en haar broertjes en zusjes, de  (half)weeskinderen van de Smeerlinger familie Hoisingh.

Smeerling is een dorp dat bestaat uit 8 boerderijen; samen vormen ze een beschermd dorpsgezicht.
Het kasboekje geeft een uniek doorkijkje in het dagelijkse leven in Westerwolde in die tijd; we liepen een deel van de wandeling die rondom de figuur Aaltje is uitgezet.
In de Ruiten Aa stonden we bij een oude koe-voorde, een doorwaadbare plaats in die rivier met een bedding van veldkeien; op een bruggetje konden we een QR-code scannen, dan hoorde je een deel van Aaltjes verhaal.
Op de afbeelding hiernaast zie je het logo van het project ‘Aaltjes Stee’, hierbij een link naar de website. 

Daarna gingen we lunchen in de boerderijtuin van ‘Gasterij Natuurlijk Smeerling‘.
Wat een sfeertje daar.
Als je op bovenstaande link klikt is de eerste foto die je ziet in de header van het tuin-terras: daar zaten wij in de middagzon!
Lekker broodje gegeten en genoten van de tuin en de geiten aan de andere kant van het hek.

Toen reden we naar Ter Apel.
We ‘krummelden’  langs oude bossen door het beekdal van de Ruiten Aa en we zagen mooie natuurgebieden.
We reden door dorpjes met namen als Veele, Jipsinghuizen, Ter Borg, Laude en Ter Haar en reden te langzaam langs mooie boerenerven en oude huizen.
Af en toe moest de auto even aan de kant voor opdringerige achterliggers.

In Ter Apel liepen we eerst om het oude klooster heen, daarna kochten we een kaartje en bezochten het museum.
Ik kocht ook een boekje: ‘Plattegrond en rondgang’, onze gids tijdens een tijdreis door vijf eeuwen kloostergeschiedenis.
We maakten kennis met de kloosterorde van de Kruisheren, liepen in hun voetsporen door de kruisgang, zagen in de sacristie waar hun geborduurde kerkgewaden bewaard bleven.
We namen een kijkje in de ziekenzaal (zie afbeelding rechts)*  en in één van hun cellen: sober, ontdaan van alle vormen van luxe. Als je uit de ramen keek zag je tekeningen van hoe de omgeving er rond 1600 uitzag.
Een liefhebber van geschiedenis herkent vast dit gevoel dat we regelmatig hadden: je stapt op een stenen traptrede die iets is uitgehold en denkt: “Hoeveel stappen zijn hier door de eeuwen heen op gezet?”
Er valt nog veel meer te vertellen, maar ik laat het hierbij.
Hou je van oude kerken en oude gebouwen dan moet je hierheen.
Hierbij een een link naar de website van het Klooster Ter Apel; neem eens een kijkje en neem vooral je (klein)kinderen mee: er is veel te zien en te beleven!

* Het verste stuk van de ziekenzaal is geschilderd….prachtig effect!
Klik op de afbeelding voor een vergroting.

Benieuwd wat we deden op voorgaande Aaltje-dagen?

2021: Appingedam
2020: Zoutkamp & Peasens-Moddergat
2019 Groningen
2018 Harderwijk – Marius van Dokkum
2017 Amsterdam –  Hermitage
2016 Deventer stadswandeling
2015  Zwolle stadswandeling

 

Reageren

25 augustus: Coevorden.

Voor het tweede deel*  van het dagje ‘geschiedenis van Opa Vrieswijk’ hadden we ons opgegeven voor een stadswandeling in Coevorden met Peter.
Mijn vader is in 1932 geboren op het turfschip ‘Ebenhaëzer’  in de haven van Coevorden.
“Dat moet dan de turfhaven geweest zijn” zei Peter “daar kunnen we tijdens deze wandeling wel even heenlopen.”

Peter nam ons eerst mee naar het kasteel.
We hadden geluk: we konden er in. Het is tegenwoordig in gebruik als hotel en niet altijd te bezichtigen voor toeristen.
Ondertussen vertelde hij ons van alles over de geschiedenis van de stad.
Coevorden is de oudste stad van Drenthe, ontstaan bij een ‘coevoorde’ een doorwaadbare plek in een rivier waar boeren hun koeien naar de overkant konden drijven.
Het lag op een zandrug in het moeras van Bourtange en het was een strategische plaats op de weg van Münster naar Groningen.
Voor het Spaanse beleg in de 80-jarige oorlog werd de stad opnieuw ingedeeld en versterkt en groeide uit tot één van de sterkste vestingsteden van Europa.

We hoorden verhalen over de slag bij Ane (die in het kasteel was bekokstoofd door Rudolf van Coevorden), de list van de biezen matten over de wakken die Bommen Berend in 1672 in het ijs van de gracht had laten uithakken en hoe welkom de Fransen waren in de 18e eeuw in dit bolwerk van de patriotten.
We stonden stil bij het oude gemeentehuis waar het IJzerkoekenoproer uitbrak en hoorden verhalen over de ganzenmarkt en waarom die beesten zo belangrijk zijn in Coevorden. Op de foto links staan we bij het beeld van de ganzenhoedster.

En waar was opa Vrieswijk in dit verhaal?
Hij was er even bij het discutabele standbeeld van Van Heutz: hij had zich in de jaren 60 nog groen en geel geërgerd aan Relus ter Beek die dat beeld met verf had besmeurd.
En hij was er natuurlijk toen we aan het eind van de wandeling bij de oude turfhaven stonden.
Er lag nu maar één schip, maar ik weet uit zijn verhalen dat de schepen vroeger mannetje aan mannetje in de haven lagen, het was er altijd een drukte van belang.
De hele familie van mijn opa (Vrieswijk) en de familie van mijn oma (Pasveer)  was werkzaam in de turfwereld, dus in de haven kon je van schip naar schip lopen: naar je opa en oma of naar je oom en tante.

De stadswandeling sloten we af met een bezoek aan het Stedelijk Museum Coevorden, waar we o.a. de tentoonstelling ‘Helden van Coevorden’ bekeken.
Maar eerlijk gezegd… na zoveel informatie over het turfschip en de geschiedenis van de stad waren we wel moe; we hebben niet alle bordjes met teksten meer gelezen zeg maar.
We kochten een ijsje en reden toen nog even naar Emlichheim in Duitsland.
Daar verorberden we alle drie een traditionele Duitse ‘Schnitzel mit Pommes, Bratkartoffeln und Salat’.
Daar had opa vroeger ook heeeeel graag bijgezeten.
Bij het pilsje zei Cor: “Zum Wohl!”
Opa zou trots op hem zijn.

Meer weten over Coevorden?
Hierbij een link naar de website Stad Coevorden.
*Nieuwsgierig naar deel 1? Zie Schipperskind

Hieronder twee oude foto’s, genomen in de turfhaven van Coevorden. (klik op de foto’s voor een vergroting)
Links: drie generaties Vrieswijken: Cornelis, Andries en Kornelis.
Rechts: het kindje is mijn vader, de vrouw op de voorgrond is zijn tante Trijntje en op de achtergrond staat mijn oma Aaltje.
Ze poseren op de luiken van hun schip.

 

Reageren

24 augustus: Clemens und August.

“Ken je het verhaal van Clemens en August?” vroeg gids Joop aan ons toen we op het turfschip in Dedemsvaart waren.
Nee, nooit van gehoord eigenlijk.
Wat volgde was een mooi verhaal, vandaag op mijn blog.

Rond 1830 had men veel arbeiders nodig bij het maken, verwerken en verschepen van turf.
Die arbeiders kwamen vaak uit Duitsland en ook Clemens en August  uit Mettingen (Westfalen) vonden werk in die sector.
Het was seizoensarbeid, dus na de zomer vertrokken ze weer naar Duitsland.
Om de turf heen ontstond in de loop van de jaren een heel netwerk van mensen die hun diensten aanboden: boeren die hun paard verhuurden voor het trekken van een schip, vrouwen die geld verdienden met het netjes opstapelen van turf en mensen die hielpen bij het inladen en uitladen van de turf.
Zo waren er ook vrouwen die aanboden om kleding te wassen en te verstellen voor de arbeiders.

Vlas

De vrouw die kleding van Clemens en August onder handen nam was onder de indruk van de stof waar die kleding van gemaakt was en wilde weten waar ze die stof vandaan hadden.
De jongens vertelden dat hun linnen kleding was gemaakt van vlas, een gewas dat in Westfalen veel werd verbouwd.
De wasvrouw in kwestie vroeg aan de mannen of ze voor haar een aantal van die lappen stof wilden meenemen als ze na de winter weer terug zouden komen voor het turfseizoen.
Dat gebeurde.
Wat een mooie stof.
En het was veel te weinig, want iedereen wilde wel van die stof.
Het jaar daarop namen ze linnen mee voor de familie en de buren van de wasvrouw en toen ging het hard.
In 1841 openden de broers een textielopslag in Sneek (Nederland) zodat ze minder vaak naar Duitsland hoefden te reizen om stoffen op te halen en niet veel later openden ze daar ook een winkel in confectiekleding.

De achternaam van de broers was Brenninkmeijer.
De eerste letters van hun voornamen gebruikten ze voor de naam van hun bedrijf: C&A.

Zo leuk kan geschiedenis zijn!

Reageren

22 augustus: Schipperskind (2)

In augustus 2015 schreef ik een blog onder de titel Schipperskind’
Het ging over een bezoek aan een turfschip in Dedemsvaart waarbij ik me realiseerde hoe het leven van mijn vader eruit zag in zijn kindertijd.
Dit weekend kwam neef Cor bij ons logeren. Hij is genoemd naar mijn vader en is benieuwd naar de familieverhalen.
Gerard en ik besloten hem een dagje geschiedenis (houdt hij van) aan te bieden met als thema ‘Opa Vrieswijk’: een bezoek aan een turfschip én een stadswandeling in Coevorden.
Er was wel een klein probleem: het museum waar het turfschip bij hoort (hierbij een link) is op vrijdag gesloten en wij wilden juist vrijdag de 19e op pad.
Toen ik telefonisch contact zocht met het museum trof ik een enthousiaste vrijwilliger die bereid was een deel van zijn vrije dag op te offeren voor een kleine rondleiding op het schip.

Het was heel bijzonder om rond te lopen op het schip en je te realiseren hoe het voor een jongetje van 7 geweest moet zijn om op zo’n schip te wonen.
Onze gids Joop vertelde over het schip, hoe de dingen allemaal heetten en ik vulde zijn verhaal aan met wat ik wist van wat mijn vader ons vertelde.
We stonden in het kleine keukentje (de kombuis) en zagen van daaruit de slaapkamer in het vooronder waar een vier volwassenen en een baby konden slapen. We zagen de kastjes met laadjes waarin werd gewoekerd met de beschikbare ruimte.
We liepen door het ruim waar de turf vanaf de wal werd ingegooid; de schippersvrouw en de kinderen stonden dan in het ruim om de turven netjes op te stapelen: dan kon er veel meer mee.
Joop liet ons een grote zaag zien: hij vertelde dat dat een ijszaag was waarmee het ijs werd stukgemaakt om de boot heen, want anders zou het ijs (dat immers uitzet) het schip beschadigden.
Mijn vader vertelde dat hij ooit een poosje in ‘De Krim’ naar school moest, omdat hun schip daar was vastgevroren tijdens een strenge winter.
Hij had het daar helemaal niet leuk gehad “In De Krim heb ik leren vechten” zei hij daar later over.
Ik was benieuwd of er ook een ‘zeel’ aan boord was: ik werd op mijn wenken bediend. Zo’n turfschip werd vroeger voortbewogen door paarden die over het jaagpad liepen, maar als je je geen paard kon veroorloven, werd dat ook door mensen gedaan met een zeel. Mijn oma deed dat voornamelijk, maar als het schip eenmaal voer, dat mochten de grote kinderen dat ook doen.

een zeel

Mijn vader vond dat destijds fantastisch: dan mocht hij van boord!
Hij was het dus ook pertinent niet eens met mensen die vonden dat dat kindermishandeling was, hij had het beleefd als grote vrijheid.

Zie je ons staan op die boot? Al vertellend haalden we een stukje familiegeschiedenis naar boven.
Voor mij minstens zo waardevol als voor Cor.
Van het hele schippersgebeuren heb ik zelf niets meer meegekregen: opa en oma gingen in de oorlog aan wal en verkochten hun schip.
Wel heb ik van opa Vrieswijk de tekst van een schipperslied gekregen; het is geschreven door Geert Teis op de melodie van ‘de Lorelei’*.
De titel is ‘de Knaolster Lorelei’.
Speciaal voor deze website heb ik zelf een versie van het lied opgenomen, hierbij een link.

Voor mensen die de streektaal niet machtig zijn:
daip = kanaal
onderliefie =  een soort hemdje
badde = brug

*De Lorelei is een 132 meter hoge rots langs de Rijn tussen Koblenz en Wiesbaden, waar veel schepen zijn verongelukt door een gevaarlijke stroming.
Volgens een sage zou boven op de rots een zingende nimf met gouden haren zitten die met haar gezang de schippers afleidde, waardoor ze tegen deze rots voeren.
Meer weten over het lied of de tekst bij mijn gezang hebben? Hierbij een link naar een artikel hierover op de website ‘de Verhalenbank’. 

Reageren

16 juli: Stadswandeling Haarlem.

Zondag 10 juli.
Op ons programma staat de stadswandeling waar we vrijdagmiddag ‘de kracht niet meer voor hadden’.
Om 11.00 uur moeten we ons tiny house verlaten hebben; we pakken de boel in, trekken de deur achter ons dicht en zetten alle bagage in auto.
Die auto laten we nog mooi op zijn parkeerplaatsje staan en wij fietsen de stad in.

Het was in ieder geval een stuk minder druk dan die vrijdag, toen heel Haarlem aan de vri-mi-bo zat.
Nadeel: op zondag kun je de Sint Bavo-kerk niet bekijken, die is dan niet geopend voor publiek.
Eigenlijk is dat de omgekeerde wereld…..maar ik zeur niet; er waren genoeg andere monumenten te bekijken.

De afgelopen jaren heb ik al heel wat stadswandelingen gemaakt en iedere stad heeft wel iets bijzonders.
Haarlem heeft het Teijlersmuseum, het heeft het eerste winkelhuis dat in 1899 gebouwd is door V&D, je vindt er het standbeeld van Laurens Janszoon Coster, het Frans Halsmuseum en de voormalige ‘goudsmidkamer’ van de 17e eeuwse goudsmidsgilde.
Toen we bij die goudsmidkamer waren kwam er een flamboyante heer op een driewielerfiets langs.
Hij droeg een felgekleurd oranje/geel/rood-geruit vest en sprak deftig Nederlands.
“Zoekt u iets?”
Nee, wij zochten niks, wij hadden een folder waar alle informatie in stond.
Maar de meneer wilde ons wel graag iets vertellen.
Hij vertelde over de gilden in de middeleeuwen en over begijntjes, dat dat geen nonnen waren, maar ongehuwde vrouwen die bescherming zochten.
Ik denk dat hij nog veel meer had kunnen (en willen) vertellen, maar wij hadden er al bijna twee uur stadswandeling opzitten; we bedankten hem vriendelijk en vervolgden onze weg.

We zagen ook dingen die andere oude steden ook hebben: hofjes, een waaggebouw, een vleeshal, een drogisterij met een gaper aan de gevel, grachten en een protserig stadhuis.
Eén van de mooiste onderdelen vonden we het stukje dat we wandelden langs het Spaarne; we liepen even naar de witte Gravenstenenbrug en hadden een prachtig uitzicht op twee panden met trapgeveltjes en op het Spaarne.

Cadeautje voor mij: er was een Archeologisch Museum onder in de kelder van de  Vleeshal.
Daar leerde ik dat Haarlem is ontstaan op een strandwal; dat is een lange duinenrij die boven het landschap van de kuststrook uitsteekt.
Die wallen zijn 5000 jaar geleden gevormd door de zee, die zich later weer terugtrok in westelijke richting.
Die strandwallen waren in de oudheid de enige veilige en hoge doorgangsroute door het omliggende moeras van noord naar zuid.
De Romeinen gebruikten de strandwal waar Haarlem op ligt als heerweg, legerweg. In Velsen (ligt boven Haarlem) hadden de Romeinen een fort gebouwd; Haarlem ontstond als nederzetting langs deze weg aan de rivier het Spaarne.
Hierbij een link naar de website van dit museum.

Iedere stad heeft zijn eigen verhaal en tegenwoordig wil iedere stad dat verhaal ook graag vertellen.
Met ‘Anno Haarlem’ (zie  11 juli)  en bovengenoemd Archeologisch Museum, allebei gratis te bezoeken, vertelt Haarlem haar verhaal op een prachtige, toegankelijke manier.

Benieuwd naar al onze belevenissen in en rondom Haarlem?
Klik dan hier naar deel 1, daar vind je een overzicht van alle gepubliceerde delen: Kick off van een minivakantie.

Reageren

28 mei: Enne Jans Heerd – Maarhuizen.

“Wij hebben iets voor jou, een cadeautje.”
De dochters waren ergens geweest en hadden gedacht “Dat is iets voor mama! ”
Het was een klein, rechthoekig pakje: een boek.
Het ging over Enne Jans Heerd in Maarhuizen. Het was geschreven door Johan van Rhijn, de man van een lid van de naailesgroep van onze dochters en de zoon van die mensen woont nu in dat huis.

Binnen een week had ik het uit. Toen wist ik alles over Maarhuizen en het oude huis dat Enne Jans  Heerd heet.
Op Wikipedia vind je een artikel over Maarhuizen, klik hier,  daarop vind je de basis informatie over het gehucht en het huis.

Het boekje vertelt alles. Over de eerste bewoning rond het begin van de jaartelling, over de kloosters in dat gebied, over het ontstaan van de wierde en over de bewoners door de eeuwen heen. Op de wierde stond ooit een kerk,  maar die is afgebroken. Het oude  kerkhof daarentegen is er nog wel,  het oudste graf dateert uit 1636. Het boekje is rijkelijk voorzien van foto’s en afbeeldingen. Aan de hand van historische kaarten kun je de hele ontwikkeling van Maarhuizen volgen.

Je leest de geschiedenis van de mensen die in het huis gewoond hebben (heel veel Grietjes) en de verschillende verbouwingen die het huis maakten tot wat het nu is. Maar minstens zo interessant zijn de hoofdstukken over de ontwikkeling van dat deel van het Groningse land. Bijvoorbeeld hoe het kwam dat die Groningse boeren  zo rijk werden. En dat ze met hun rijkdom graag wilden aansluiten bij de elitaire bovenlaag van Groningen, maar dat die elite de ‘naar mest stinkende, ongemanierde’ boeren helemaal niet zag zitten.  Van een bezoek aan Verhildersum weet ik nog dat de Groningse elite op haar beurt heel graag wilde aansluiten bij de adel in andere delen van het land,  maar dat ze daar door hun accent en het achterlopen op modegebied nooit echt in slaagden.

Verder zijn er hoofdstukken over de wierde en waarom die gedeeltelijk is afgegraven, over leven en werken in het oude huis en over over de infrastructuur in dat deel van Groningen. In één van de laatste hoofdstukken maken we kennis met Duurt de Vries, de voorlaatste bewoner. Hij molk er tot 2001 zijn koeien en woonde er tot 2011.
De zoon van de schrijver die nu op de Enne Jans Heerd woont pakt de zaken groot aan.  Meer informatie daarover vind je hier: website van Enne Jans Heerd.

En nu wil ik natuurlijk maar één ding: daarheen!
Fietsen in die omgeving.
De wierde in het omringende land zien liggen.
Het oude kerkhofje bekijken.

Wordt vervolgd dus.

Reageren

9 april: Straatbeeld.

In een oud fotoboek dat mijn vader nog heeft gemaakt vond ik een bijzondere foto.
De foto is gemaakt in 1930, twee jaar voordat mijn vader werd geboren.
Bij de foto staat als bijschrift: ‘Andries Vrieswijk achter de turfkar in 1930 (hij had een turfhandel in Coevorden)’.


Als je op de foto klikt komt hij mooi groot in beeld.
Andries Vrieswijk is mijn grootvader.
Hij trouwde in december 1930 met mijn grootmoeder; hij was toen 27, zij 22.
Deze foto is dus genomen in het jaar dat hij trouwde.
Hij loopt achter een turfkar en hij heeft een glimlach op zijn gezicht.
Op andere foto’s uit die tijd staat hij altijd erg serieus te kijken, dus die glimlach vind ik bijzonder.

Wat ik verder erg leuk vind aan de foto is het straatbeeld.
90 jaar geleden.
Er staat één fiets tegen een huis aan en één auto.
Die auto!
Kijk eens naar dat nummerbord.
Die wielen.
Die koplampen.
Daar woonde vast een rijke man; of die rijke man was op bezoek in die winkel, we weten het niet.

Opa heeft nooit zelf een auto gehad, hij had niet eens een rijbewijs.
Opa had zelf een schip, een turfschip, dat heette ‘Ebenhaëzer’.
Dat betekent ‘Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen’.
Dat het schip zo heette zegt alles over mijn opa.
De jongeman die mij op de foto zo vriendelijk aankijkt lijkt in mijn beleving niet meer op de man die ik als opa heb gekend.
Daarover schreef ik al eens een blog, hierbij een link naar dat verhaal over Opa Vrieswijk.

Reageren

Pagina 3 van 22

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén