De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

12 mei Dit ken ik toch…..

Op een woensdagmiddag om 16.00 uur sloot ik op het werk mijn computer af. Daarmee sloot ik ook Radio 5 af, waar collega en ik met plezier naar hadden geluisterd. Collega werkte die dag tot 17.00 uur en zei: “Ik zet de radio nog wel even aan” en even later hoorde ik Bert Kranenbarg iets aankondigen. Ik pakte mijn jas en stond vervolgens  aan de grond genageld: er werd een nummer gedraaid waarvan ik binnenin mij voelde dat ik het heel erg mooi vond; het had iets heel bekends en toch kon ik het niet thuisbrengen.  Dit ken ik toch… wie is dit ook maar weer….

Eenmaal thuis zocht ik de playlist van Knooppunt Kranenbarg op en vond het eerste liedje na 16.00 uur: de zanger was Albert West en hij zong Memory of life.

Dat lied kende ik in de jaren 70 heel goed: zelf opgenomen op oude bandrecorder van pa.  En helemaal vergeten!
Het was een hitje in 1976, het jaar waarin ik 16 was.
Ik zat in MAVO 4  en in 1977 deed ik examen.
Albertje Oosting zat bij mij in de klas en zij was groot fan van Albert West.
Ik niet, maar dit liedje vond ik toen mooi.
Het deed me qua tekst een beetje denken aan ‘Green green gras of home’: iemand ervaart dat hij weer in zijn dorpje van vroeger is en in het laatste couplet blijkt het een droom te zijn: hij bevindt zich in een oorlogssituatie.

Het nummer brengt me terug naar die MAVO-tijd .
Als je goed luistert hoor je in de muziek de invloed van de schrijver van het lied Hans Vermeulen; de dames van Rainbow Train (waarin o.a. Anita Meijer zong) doen mee in het achtergrond koor.
De ontroering die ik voelde met mijn jas aan rond 16.00 uur kwam puur door de muziek die, zonder dat ik het liedje had onthouden, mijn geest meer dan 40 jaar terugbrengt.
Net zoals de geur van Eau de Cologne mij bij de handtas van Oma Vrieswijk brengt en ik haar aanwezigheid haast kan voelen…

Sweet memories.

Reageren

11 mei: Een begrafenis.

“Jij hebt best wel vaak een begrafenis.”
Dat zei één van mijn collega’s toen ik vrij nam voor de afscheidsplechtigheid van Wim afgelopen woensdag.
Niet dat die vrije dag een probleem was, hoor; ik heb nog dagen genoeg en het was niet heel druk op het werk.
Ze wenste mij sterkte bij ‘alweer zo’n verdrietige bijeenkomst’.

Als je mijn blog volgt, lees je regelmatig iets over iemand waar we afscheid van moesten nemen.
Wij hebben een groot sociaal netwerk, dus dan is er sowieso meer kans dat er iemand in je omgeving overlijdt.
En als je zelf ouder wordt, worden de mensen die jou omringen ook ouder, zodat je vaker aan een graf staat dan drieëntwintig jaar geleden. Want zoveel schelen de bovenstaande collega en ik in leeftijd.
Verder maakt het nogal wat uit hoe dicht je betrokken was bij de overledene.
Iemand van het koor staat verder van je af dan een zwager.

Begrafenissen zijn tegenwoordig niet meer zoals vroeger.
Tussen het overlijden van mijn ouders zat 9 jaar en bij het afscheid van mijn moeder in 2017 ging het al heel anders dan in 2008.
Bij het afscheid van Wim was er een informele condoleance; dat hadden wij nog niet vaak meegemaakt.
De uitvaartleider vertelde dat er na de afscheidsplechtigheid in de hal van Op de Helte gelegenheid was om te condoleren.
De familie zou niet in een rij staan, maar zou zelf naar de gasten toekomen om hen de hand te schudden.
“Het kan zijn dat u dan niet in de gelegenheid komt om te de familie te condoleren; dan bent u van harte welkom op een later moment bij hen thuis.”
Er was koffie/thee en er waren broodjes. Gerard en ik spraken met deze en gene en kregen ook de gelegenheid om even met Gré te praten.
We zagen hun kinderen (die wij niet persoonlijk kennen) de tijd nemen voor hun eigen vrienden en hun neven en nichten.
Na een uur werd er een rouwstoet gevormd en ging de familie met een aantal genodigden naar ‘Hillig meer‘, een natuurbegraafplaats bij Eext. Met de aanwezigen vormden wij een erehaag voor de rouwauto waar Wim in werd vervoerd.

Toen we naar huis liepen waren we het roerend eens.
Zo willen wij het later ook: geen ellenlange rij handenschudden van mensen die je kinderen amper kennen.
Verder heb je op deze manier als nabestaande zelf de regie en heb je even tijd om te herstellen als je net iemand hebt gesproken waarbij de tranen rijkelijk vloeiden.
Het is tegenwoordig helemaal niet meer raar om het te hebben over je eigen begrafenis.
Toen ik blogde over onze grafheuvel die wij kochten op Natuurbegraafplaats de Velden in Zuidvelde (zie ‘Mistig, kold en stille‘) kwam er die zondag daarna bij de koffie een gemeentelid naast mij staan,
“Wij worden later buren…!”
Niet om dat gemeentelid, maar wij hopen dat dat nog heel lang duurt.

Reageren

10 mei: Dat gaat naar Den Bosch toe (6) – Sint Jan en het loodje.

Natuurlijk moet je ook naar de Sint Jan als je in Den Bosch bent.
Officieel is het een basiliek met de naam Kathedrale Basiliek van de heilige Johannes Evangelist: Johannes de Doper is dus de heilige aan wie deze kerk gewijd is.
Voordat we begonnen aan onze rondwandeling door de kerk kocht ik een foldertje, waar een routebeschrijving in stond.
Op voorhand wist ik al: die nummertjes gaan we niet allemaal opzoeken en lezen.
Wat ik interessant vond was het verhaal van het begin van de kerk: die stond helemaal niet in de stad.
De kerk werd van 1210 tot 1260 gebouwd langs een van de toegangswegen naar het kleine, ommuurde stadje dat Den Bosch toen was. Dat was een zandweg over een hoger deel van een moerassig gebied.
Honderd jaar later was de stad zo explosief gegroeid, dat er een tweede stadsmuur omheen werd gebouw, toen stond de kerk ook in de stad.

Het Alziend oog.

Het is een prachtige kerk.
“Een hoogtepunt van de Brabantse gotiek” roemt de folder.
We zagen o.a. een 15e eeuwse muurschildering van de Boom van Jesse, een indrukwekkend ‘lijdensaltaar’ dat het lijden van Christus uitbeeldt en een viering in de Broederschapskapel. Ik hoorde steeds iemand iets zeggen en mensen zingen, maar ik dacht dat er een bandje op stond om de functie van het gebouw te benadrukken. Pas toen we vlak bij die zijkapel kwamen zagen we dat daar een mis aan de gang was; daar mochten we op dat moment dan ook niet naar binnen.
We gingen zitten in het midden van de kerk. Als je daar omhoog keek zag je het Alziend Oog (het oog van God) uit 1822.

Toen we de kerk uitkwamen, liepen we even samen op met een uitgelaten groepje kinderen, waarvan er één in opgewonden toestand voorop liep en voorbijgangers van alles toeriep.
“MENEER!” riep hij tegen Gerard. “Kent u die mop van die timmerman?”
Gerard dacht dat die zich op zijn duim had geslagen?
“NEE! Die slaat nergens op!” was het antwoord.
O.
Haha.
Jolig en muitend liep de groep weer verder; de volwassen groepsleider wierp ons een verontschuldigende blik toe: “Hij vindt zichzelf erg grappig….”

De gasthuispoort, met links het medicijnluikje.

Aan het eind van de wandeling liepen we achterop een groep die aandachtig luisterde naar een stadsgids. Hij stond bij de Oude Gasthuispoort: dat was de toegang tot het Groot Ziekengasthuis. De gids vertelde over het luikje dat links van de poort zit, van waaruit eeuwenlang aan de armen van de stad medicijnen zijn uitgedeeld.
Om die medicijnen te bemachtigen moest je een briefje hebben van de voorloper van het ziekenfonds/volksverzekering; als de medicijnen werden verstrekt, dan kreeg je daar een loodje bij. Als je die medicijnen niet meer hoefde te gebruiken, moest je dat loodje vervolgens weer inleveren. Dat was bijna altijd als iemand was overleden. Daarom zeggen wij nog steeds ‘hij heeft het loodje gelegd’ als iemand is gestorven.
Dat verhaal pikten we toch maar mooi even mee!

Benieuwd naar onze andere avonturen in ’s Hertogenbosch?
Hierbij een link naar deel 1, onderaan dat blog vind je een overzicht.

Reageren

9 mei: Op z’n Wims.

Gistermorgen namen we afscheid van Wim Croeze.
De kerk zat vol met zijn gezin, familie, vrienden en gemeenteleden.
Wij kenden hem van de kerk en van het samen zingen. Samen met zijn vrouw Gré was hij lid van de Catharinacantorij, zij alt, hij bas.
We vormden af en toe met hen een gelegenheidskoortje dat optrad in de Noorderkroon of in de Hullen.
In het blog ‘Leise rieselt der Schnee‘ lees je hoe dat er toen aan toe ging.
Essina (alt van de eerste rij) noemde het groepje altijd ironisch ‘het Jo Vincent-kwartet’.

De dominee vertelde aan het begin van de dienst dat Wim vlak voor zijn dood nog in de tuin had gelopen en had benoemd wat nog veranderd moest worden. “Hij realiseerde zich ineens dat hij dat niet meer mee zou maken en daar zei hij iets over ‘op zijn Wims’. En dat is niet altijd citeerbaar”. Iedereen die Wim heeft gekend snapte wat de dominee bedoelde.

Wim deed mij in zijn doen en laten aan mijn vader denken.
Kerkzaken combineren met humor.
Het bezigen van de tale Kanaäns; “Vanwaar Gehazi? Ik ben her- nog derwaarts geweest, Heer..”
Het citeren van Wim Sonneveld.
Hij was wijs met zijn Gré en zijn dochters en de kleinkinderen waren zijn oogappels.
Dat wist iedereen, want Wim stak zijn liefde niet onder stoelen of banken en had altijd wel een grappig verhaal paraat.

In de overdenking vertelde dominee Sybrand van Dijk dat Wim in zijn geloof een enorme groei had doorgemaakt.
Hij kwam nog uit de tijd dat de gereformeerde kerk pretendeerde het enige, ware geloof te zijn.
Ook het Godsbeeld en het omgaan met de eindigheid van het leven was in de loop van de jaren nogal veranderd; daarover was hij heel open en sprak hij ook met andere mensen.
We zongen o.a. “Licht dat ons aanstoot in de morgen’, een lied van Huub Oosterhuis.
Oosterhuis was belangrijk voor Wim en Gré; de voorganger haalde woorden aan uit zijn rouwadvertentie die Gré destijds had uitgeknipt.  “Hij maakte oude woorden nieuw en gaf ons taal om nu gelovig te leven.”

Toen hij te horen had gekregen dat hij nog maar enkele maanden te leven had, berustte hij in zijn lot, maar hij behield de regie. Hij stelde zich voor dat hij zijn lichaam zou afleggen en dat hij zou worden ontvangen in het licht. “Want” zei hij “er is mij een nieuwe wereld beloofd. En als dat niet zo is, dan hebben ze me flink belazerd.”
Op z’n Wims; niet altijd citeerbaar.

Het laatste lied dat we zongen was ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’.
Links naast mij zongen Gerard en Fokke de tenorpartij en Truus de sopraan, aan de andere kant van mij zong Jaap (cantorij-bas) de baspartij en ik zong de alt. Zo deden we, als een klein stukje Catharinacantorij, meerstemmig zingend, onze koorvriend uitgeleide.

Wim en Gré zijn op deze website lezer van de maand geweest in januari 2021.
Hierbij een link naar hun verhaal

Reageren

8 mei: Rimpels.

Ook een bankdirecteur kan dement worden.
In mijn leven heb ik een aantal mensen gekend die dit overkwam, maar sinds ik bij Team290 werk (sinds januari 2021) weet ik er veel meer van.
Door de inhoud van de brieven die ik redigeer die worden verstuurd aan de huisarts.
Door de verhalen bij de koffie over de schrijnende toestanden die onze casemanagers soms aantreffen.
De boosheid van cliënten die niet meer mogen autorijden.
De onmacht en de oververmoeidheid van de mantelzorgers.
Het zoeken naar een plekje bij een crisis.

En de ziekte maakt geen verschil tussen arm of rijk en ook niet tussen hoog of laag opgeleid.
Het kan iedereen overkomen.
Van Frea kreeg ik het boek ‘Rimpels’ van Paco Roca; het is vertaald uit het Frans.
Het is een stripboek dat gaat over de oude Ernest die bankdirecteur is geweest. Hij wordt opgenomen in een verzorgingshuis voor senioren omdat hij aan de ziekte van Alzheimer lijdt. Het leven in het tehuis is een beproeving voor hem.
Hij heeft een gedeelde kamer met Emiel, want dat was goedkoper. Zijn zoon zie je alleen maar even aan het begin van de opname in het tehuis, die geeft op pagina 3 al aan dat hij waarschijnlijk niet vaak vaak zal komen ‘want we zijn druk met ons werk en die dingen; we zien wel’.
We volgen Ernest en zien in beelden hoe hij het beleeft.

Op internet vond ik deze beschrijving: Rimpels is een geestig en tevens aangrijpend verhaal over dementie. De auteur vergelijkt de samenleving met een bibliotheek waarin de boeken zich ophopen tot bergen vergelend papier, bevolkt met dromen en fantasieën.
Door de slijtage van een heel leven zitten ze vol rimpels en sommigen zien hoe hun letters worden uitgewist, de ene bladzijde na de andere, tot ze volledig blanco zijn geworden. Toch blijven de meest intense emoties bewaard, als een verborgen schat op een eiland ver weg.

De ontreddering, het onbegrip over de situatie, de ergernis over de andere bewoners: het komt allemaal voorbij.
Je kunt er niet omheen dat mensen met Alzheimer of dementie op een gegeven moment niet meer thuis kunnen wonen.
Inmiddels weet ik dat het belangrijk is dat het sociale netwerk waar ze uitkomen blijft bestaan in de beschermde woonvorm waar patiënten worden opgenomen. Bij ome Wim kwam iedere zondag zijn hele gezin op de koffie, zijn broers, zussen, vrienden en buren kwamen regelmatig langs en tot een jaar voor zijn overlijden stond hij nog wekelijks met zijn zoons langs de lijn bij de voetbalvereniging van Klazienaveen.
Op die manier hoorde hij er ondanks ‘meneer Alzheimer’ toch nog gewoon bij.

Sluit ze niet buiten.
Betrek ze bij je leven.
Vergeet ze niet.

Reageren

7 mei: Zondagse kleren

“Nieuwe jas?” vroeg iemand zondagmorgen na de kerkdienst.
Een lichtgroene mantel had ik aan, die ik niet zo vaak draag.
“Nee, dit is mijn zondagse jas!” grapte ik.
Ha, ha.
“Heb jij dan nog zondagse kleren?” vroeg ik terug.
“Niet specifiek zondagse, maar wel ‘nette kleren”.

Zondagse kleren.
Hadden wij vroeger.
Die kreeg je van je moeder alleen op zondag aan, naar school droegen we kleren waar we mee konden fietsen.
Soms was mijn moeder zo zuinig op die zondagse kleren, dat ik er alweer uitgegroeid was op het moment dat ik ze eindelijk naar school aan mocht. En dan was het meestal ook niet meer in de mode.
Daar kwam nog bij dat er in de familie van mijn moeder een levendige ruilhandel bestond in kinderkleding, dus ik kreeg de jurken van mijn oudere nichten aan, die ik niet altijd mooi vond.

Ook nu heb ik nog verschil in kleren, maar wat ik op zondag draag, heb ik ook aan naar mijn werk.
Tegenwoordig groei ik er niet meer uit, maar of het allemaal in de mode is wat ik aanheb waag ik te betwijfelen.
Kleding en mode, het heeft gewoon niet zo mijn interesse.
Het moet functioneel zijn en fijn zitten.
Als ik een dag thuis ben en ik hoef niet weg, dan trek ik een oude spijkerbroek aan die lekker zit en een shirt dat vies mag worden.

Vorige week kwam een casemanager even bij ons op het secretariaat een kop koffiedrinken.
“Raar weer, de ene dag warm, de andere weer kouder, je weet soms gewoon niet wat je aan moet trekken. Vroeger borg mijn moeder in het voorjaar de winterkleren op en haalde de zomerkleren tevoorschijn.”
Oh man ja.
Dat deed mijn moeder ook.
De switch lag altijd rondom Pasen.
Na Pasen mocht ik geen maillots meer aan, dan droeg ik kniekousen onder mijn rokje/jurkje; broeken voor meisjes waren er in die tijd nog niet veel.

Overgooier met kniekousen.

Viel het weer tegen, dan wilde ik toch graag een maillot aan; ik moest immers op de fiets naar school.
Maar dat kon niet.
Want de maillots waren al opgeborgen.
Onbegrijpelijk als je kind bent en nog steeds denk ik: ”Dan pak je toch even weer een maillot uit de doos?”
Maar ik had mijn moeders huishoud-wetten maar te respecteren; kippenvel en koude benen, daar zeurde je niet over. “Wen st der wel weer an, heur!”

In mijn eigen huishouden leg ik de winterkleren op andere planken, maar wel voorhanden.
Als onze dochters een maillot aan wilden in het voorjaar, dan kon dat.
Maar ja……toen droegen de meisjes al broeken en bestond het hele probleem niet meer!

De foto komt uit 1968. Toen had ik ook al lange benen die ik  om elkaar heen kon draaien.

Reageren

6 mei: Zet de kaars voor het raam.

In de viering van gistermorgen in de Catharinakerk begon voorganger Sybrand van Dijk met de constatering: “Vrijheid is één van de grootste gaven die een mens kan krijgen”.
De hele kerkdienst stond in het teken van bevrijdingsdag; zijn overdenking begon de dominee met het benoemen van de betekenis van het woord vrijheid in onze huidige maatschappij en de daarbij horende sentimenten die ook een rol spelen bij de coalitiebesprekingen.
“Ik wil kunnen doen wat ik wil. Dat is vrijheid. Ik wil geen last hebben van andere mensen die niet bij ons horen, die niet uit ons land komen. Ik wil autonoom zijn, alles zelf bepalen en niet door regels begrensd worden.”

Wat we gistermorgen over dit onderwerp hoorden is niet in een blog te vangen.
Sybrand weet het altijd treffend en soms zelfs poëtisch te zeggen, maar het is soms lastig samen te vatten.
Een paar dingen die ik er uit haalde:
– ‘Jouw vrijheid heeft altijd te maken met de vrijheid van ‘de ander’. Ware vrijheid is de innerlijke ruimte hebben om je voor een ander in te zetten.’
– Bij ‘ik wil kunnen doen wat ik wil’ is een ander al gauw een obstakel. Ga aan de kant want ik moet er langs. Maar voor de ander ben jij dan ook een obstakel.
– Bij het chanoeka-feest in de Joodse traditie wordt de aanwezigheid van God zichtbaar gemaakt door het aansteken van een kaars. Die kaars wordt vervolgens voor het raam gezet, want het licht dat in onze levens brandt is ook voor buiten bedoeld.
– Wat Gerard en ik allebei uit de overdenking haalden was de opmerking: “Je bent iemand door de ander. Je wordt iemand door hoe de ander jou ziet. Zoals het bij jou thuis ging, zo ging het nu eenmaal. Maar je begreep pas hóe het echt ging, toen je bij iemand anders thuis kwam en zag dat de dingen daar ánders gingen. Daarmee komt je eigen leven in een perspectief te staan.”

Sybrand maakte zijn preek niet af, want er werd een mevrouw niet goed in de kerk.
Ze werd door een ambulance opgehaald; daarna maakten we de dienst toch af met een gebed en een lied.

Na de overdenking werd er aandacht gevraagd voor mensen die waren overleden; één van hen was Wim Croeze.
Betrokken gemeentelid en jarenlang enthousiast bas van de Catharina Cantorij.
Op zijn rouwkaart die zaterdag in onze brievenbus viel stond dezelfde tekst als die vanmorgen centraal stond: ‘Dit is mijn gebod, dat we elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad’.
Voor liefhebben heb je ‘de ander’ nodig.

Reageren

5 mei: Bijpraten in Zuidhorn.

Het is al weer bijna een jaar geleden dat we als secretariaat van Team290 in een paar maanden tijd afscheid namen van maar liefst 4 collega’s. En waar dat in begin erg onwennig was, zijn we nu al helemaal weer gewend aan de nieuwe situatie: alsof het nooit anders geweest is.
Gisteren ervoer ik even weer hoe het in het oude team was: we vonden het wel weer eens tijd voor een reünie.
Deze keer werden we verwacht bij Marja, die in Zuidhorn woont.
Vorige maand had ik nog contact met haar gehad, want soms zijn er dingen waar we niet uitkomen ‘omdat Marja dat altijd deed’.
Zij weet het antwoord op triviale vragen als ‘waar staat eigenlijk de fietspomp’ en ‘hoe zit het met de kerstversiering’.
Dus wij missen haar.
Zij ons  niet.
Nou, ons misschien nog wel een beetje, maar het werk absoluut niet.
Dat geldt ook voor Corry, die een nare ziekte overwon en geniet van haar kleinkinderen en vakanties op ongewone momenten.

Margreet en Petronet werken nog wel bij Lentis, maar op andere afdelingen;  Renny en ik zijn als enigen van de oude club overgebleven bij Team290.
Aan de koffie moesten we eerst eens uitgebreid bijpraten.
“Werkt die ook al niet meer bij Team290? Al met pensioen? En Joost dan? Gaat Annebaukje ergens anders naar toe?”
De werkzaamheden, de collega’s, het gedoe, de bezuinigingen, het grote feest dat er aan komt in juni, het gezeur rondom de prullenbakken, de reorganisatieplannen van Lentis….. Corry en Marja hadden gedachtenwolkjes boven hun hoofd waar in stond ‘blij dat ik dit allemaal niet meer hoef….

Ondertussen genoten we van een zelfgemaakt gebakje dat Marja had gemaakt.
Voor de lunch hadden we allemaal iets meegenomen: broodjes, vleeswaren/kaas, vruchtensalade.
Corry had ook zelf iets gemaakt: bladerdeeghapjes met geitenkaas, walnoot en honing en ik had de tonijnsalade á la Pa Vrieswijk gemaakt, die ik deze keer wél had meegenomen.

Zuidhorn is prachtig; rechts op de foto oude ANWB-bewegwijzering.

Het was prachtig weer, dus we wandelden nog even Zuidhorn in.
Daar wist ik een handwerkwinkel te zitten. ‘Sparkelz Creatief’, daar zouden we dan ook nog even heen.
In 2021 was ik daar geweest, daar heb ik toen ook over geschreven in het blog ‘Vrije dagen‘.
Het kwam me koud op het dak vallen, maar toen wij daar gistermiddag binnenstapten was dat letterlijk in de laatste minuten dat de winkel open was: om 15.00 uur sloot eigenares Margriet definitief de deuren van haar bedrijf.
Je leest er alles over op haar website.

We pikten nog een terrasje met een ijsje; toen we afscheid namen beloofden we elkaar “Tot gauw!”
Wat ik ook nog beloofde: ik schrijf een blog en deel daarin de recepten.
Hierbij de link die Marja stuurde: Snelle taartjes met marscapone-lemoncurd; in plaats van mango kregen we er een dikke aardbei op.
Corry had dit gemaakt: Bladerdeeghapjes met geitenkaas.
Mijn recept voor de tonijnsalade zoals mijn vader hem maakte vind je in dit blog: Tonijnsalade uit de jaren ’60.
Hierbij een link naar het verslag van onze vorige bijeenkomst, vandaar uit kun je doorlinken naar voorgaande blogs over dit illustere clubje.

Reageren

4 mei: Afvallen en oploeven.

Al vanaf juni vorig jaar hing er een kaartje op ons prikbord: ‘Dagje zeilen op het Paterswoldsemeer’.
Het was een zelfgemaakt voucher voor een middag zeilen met Frea en Jon: een origineel cadeau voor Gerards verjaardag.
Zij hadden vorig jaar zeillessen gevolgd en Jon heeft toen ook zijn zeildiploma gehaald.
“Jullie moeten wel een kussentje mee, want je zit als gast op de bodem van de boot.”

Met een regencape/pak en twee kussens meldden wij ons gistermiddag bij ‘de Buitensociëteit’, het clubhuis van ‘Vereniging Watersport De Twee Provinciën’ aan het Paterswoldse meer.
Gerard en ik hebben helemaal geen ervaring met zeilen; we lieten ons verrassen.
Frea en Jon voorzagen ons van een zwemvest en namen ons mee naar de boot die ze besproken hadden.
Het is niet zo dat je instapt in zo’n zeilboot en wegvaart; de boot moet eerst in gereedheid worden gebracht.

De zeilen worden gehesen en met ingewikkelde touw- en knoopconstructies vast gemaakt, alle telefoons en sleutels gaan in een afsluitbare, plastic ton en alle tassen worden in het vooronder geschoven.
Het begon in mijn ogen helemaal niet goed, want toen de hoes van het grote zeil was afgeschoven viel het hele zeil uit elkaar!
Maar dat hoorde zo.

Frea was in het begin de kapitein en Jon moest haar bevelen opvolgen.
Maar dat gebeurde niet altijd, want Jon vond soms iets anders dan wat Frea riep.
Ik zat op mijn kussentje met mijn rug tegen de zijkant aan en vond het super spannend. Soms ga je zo scheef dat je de spetters van de golven aan de zijkant op je rug voelt. Of je helt de andere kant op, zodat het lijkt alsof je overbuurman overboord kiepert.
Maar dat gebeurde gelukkig niet….. het enige dat overboord kieperde was Gerards pet.

Maar Frea en Jon konden het best goed, dat zeilen: met respect en bewondering sloegen we hen gade, want het is hard werken aan boord van een zeilboot!
Het is een heel getrek en gesjor aan die zeilen; als je met de wind meezeilt valt dat nog wel mee, maar tegen de wind in komt het er echt op aan. Twee keer hadden we even pauze en legden ze de boot ‘stil’ op het meer, zodat we konden genieten van de meegebrachte picknick.
Thee, fris en een doos vol lekkere hapjes.

Het werd nog even spannend toen het in een bui harder begon te waaien.
De touwen van het fok raakten bij een manoeuvre verstrikt aan een haakje en Gerard moest dat op (schreeuwend) verzoek van Frea even losmaken. Tot dan toe hadden wij alleen nog maar met gestrekte benen op de bodem van het schip zitten kijken naar wat zij allemaal deden, dus Gerard was blij met zijn eigen actie. Helemaal trots zei hij: “Ik deed iets!”

Wat een avontuur, dat zeilen!
Maar Gerard en ik gaan het niet leren.
Wij zijn gewoon niet zo goed in het opvolgen van elkaars bevelen.
En al die termen, zoals afvallen en oploeven…… wij houden het bij bestellen en opeten.
Bitterballen en nacho’s na afloop.

Reageren

3 mei: Veilig fietsen.

Tegenwoordig ga ik zoveel mogelijk op de fiets naar mijn werk.
Ongeveer drie kwartier doe ik er over en het is eigenlijk altijd genieten.
Vroeger haalde ik nog wel eens een fietser in, maar tegenwoordig word ik zelf alleen nog ingehaald.
Natuurlijk: ook ik heb een e-bike, maar die staat altijd op standje 2.
Lichte ondersteuning, daarmee moet ik zelf ook nog iets doen,
Mijn kilometerstand komt meestal niet boven de 23 kilometer per uur uit en daarmee ben ik tegenwoordig een trage fietser.
Zelfs de schoolkinderen die in groepjes naar Groningen fietsen gaan harder dan ik.

Woensdagmorgen: om 07.45 uur word ik ingehaald door een moeder met een kindje achterop in zo’n hypermodern en superveilig fietsstoeltje.
Die van mij zaten vroeger in zo’n grote, rieten fietsmand die op de bagagedrager was geschroefd.
Oudste dochter zat dan daarin, haar zusje zat in een fietsstoeltje dat voorop mijn fietsstuur was bevestigd.
Dat ik dat toen durfde.
Of met één kind bij mij op de fiets en het andere kind fietsend op haar eigen fietsje naast mij, waarbij ik haar in de rug steunde.
Dat ik dat toen ook durfde.
Of, met drie dochters: jongste bij mij op de fiets en de andere twee snaterend en slingerend op hun eigen fietsjes naast, voor of achter mij.
Of ik dat durfde, daar dacht ik toen niet over na, daar herinner ik me tenminste niets meer van.

Wat ik me wel herinner is een naar ongeluk, waarbij Harriët die in haar fietsstoeltje bij mij achterop zat, met haar voetje tussen de spaken van mijn achterwiel kwam.
Verder ging het vervoer van de dochters op de fiets eigenlijk altijd wel goed.
En wat ik ook nog weet is de heerlijke communicatie met zo’n kleintje dat heel anders tegen de wereld aankijkt dan wij volwassenen.
“PAAT! HIHIHI”
“SAAP! BEH!”
Alle dieren die we onderweg tegenkwamen werden benoemd mét de bijbehorende geluiden.
“KAKKAK!”
Dat was één woord voor de ganzen gecombineerd met hun geluiden, die broedden aan de Drentse Hoofdvaart voor ons huis waar we in Smilde woonden.
In Smilde was het de gewoonte dat je iedereen groette en Frea deed daar al snel eigenwijs aan mee.
“MOI!”
Maar het mooist vond ik het warme kinderhoofdje dat zich tegen mijn rug aanvlijde en innig tevreden ”Mamma” zei.
Dat deed me altijd weer terugdenken aan mezelf bij mijn vader achterop de fiets.
Met een been aan elke kant van de bagagedrager, de voeten op steuntjes en mijn armen om zijn middel.
“Veilig achterop, bij vader op de fiets” zingt Paul van Vliet daarover; ik kan me het gevoel nog steeds voor de geest halen.
Maar achteraf was het helemaal niet veilig.
Wisten wij veel……

Al fietsend ben ik in gedachten al in Hoogersmilde, in Smilde en in Roden geweest vanmorgen.
De mevrouw van 07.45 uur is al niet eens meer in zicht.
De fiets voelt ineens heel ‘leeg’.

Reageren

Pagina 19 van 358

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén