De waarde van de dag

een alternatief voor 'de waan van de dag'

9 februari: Twee koningen in de jeugdliteratuur.

In de herfstvakantie van vorig jaar vond ik op de boekenzolder van ‘Puutje Snoep’ in Westerbork twee bekende boeken die ik nog niet gelezen had. Ze kwamen al uit in mijn jeugd: ‘Brief voor de koning’ van Tonke Dragt uit 1962 en ‘Koning van Katoren’ van Jan Terlouw uit 1971.
Allebei de boeken worden geloofd en geprezen als zijnde iconen van de Nederlandse jeugdliteratuur, maar aan mij zijn ze destijds helemaal voorbij gegaan.
Dat ging ik inhalen. In mijn nieuwjaarsvakantie begon ik aan ‘Brief voor de koning’ en leefde mee met de 16-jarige Turi die na een doorwaakte nacht tot ridder zal worden geslagen, maar die door een oude vreemdeling wordt weggeroepen en vervolgens spannende avonturen beleeft.
Drie avonturen heb ik gelezen en toen was het wel klaar, dat hield ik niet nog tientallen bladzijden vol, dus ik las hoe het afliep en legde het boek verder ongelezen weg. Ik ben tenslotte geen dertien meer, het is niet echt meer voor mij bedoeld. Het deed me denken aan de reis die wordt beschreven in ‘De ban van de ring’ en dat vond ik destijds ook niet om door te komen.

Na deze teleurstelling duurde het even voordat ik mij durfde te wagen aan ‘Koning van Katoren’, maar mensen: wát een ander verhaal!
Een spannend en meeslepend boek was het! Ook nu is een jonge jongen de hoofdpersoon, Stach heet hij. Hij wil graag koning van de Katoren worden, maar wordt daarin behoorlijk dwars gezeten door de 6 zittende ministers die na het overlijden van de vorige koning de macht hebben gegrepen. Ze geven hem moeilijke opdrachten, waarvan ze op voorhand denken dat Stach ze niet eens zal overleven. Dan zijn zij mooi van hem af.

Jan Terlouw vertelt een sprookje met een dubbele bodem: de moeilijkheden waar Stach mee wordt geconfronteerd lijken namelijk erg op allerlei bekende maatschappelijke problemen. De krijsende vogels van Decibel bijvoorbeeld staan voor geluidsoverlast, de granaatappelboom van Wapenfelt voor de wapenwedloop en de draak van Smook is een metafoor voor de milieuvervuiling.

De allermooiste vergelijking vond ik de schuifelende kerkgebouwen van de plaats Uikumene.
De kerken bewegen uit zichzelf voorwaarts en verpletteren alles wat zich op hun weg bevindt: huizen, bomen en mensen en zelfs de woning van de burgemeester. Het lukt Stach om kerken naar elkaar toe te laten schuifelen zodat ze midden op de Markt één grote kerk vormen.
Dit probleem symboliseert natuurlijk de grote hoeveelheid religies en kerkgemeenschappen die allemaal een eigen ramkoers volgen.

Het spannendste en meest duistere deel van het verhaal ging over de tovenaar van Ekilibrië; Pantaar heet hij.
Hij vraagt iedere avond van één van de inwoners een aalmoes: iets waaraan men zich gehecht heeft. De vraag is: wat heb je het meeste lief?
Stach komt in het hol van de leeuw als Pantaar hem meeneemt omdat de tovenaar denkt dat hij het meest geliefde object van de burgemeester is.

Ben je 63, sla je nagelbijtend van de spanning de pagina’s om. Een verhaal over politieke spelletjes en machtsmisbruik, over de corrumperende werking van monopolies, maar vooral ook over de kracht van samenwerken.
Ook nog niet gelezen? Alsnog doen!

Reageren

8 februari: Doelen versus conditie.

Gisteren was het doel van de dag: kleren en schoenen aan, paar kleine boodschappen doen en eten koken.
Vandaag is het donderdag en was het doel: voor het eerst weer de pilates/yoga-ochtendoefeningen doen, was opvouwen/ophangen en ook eten koken. En om 13.30 u het eerste uitje van deze week: halfjaarlijkse controle bij de tandarts.
Het lukt eigenlijk goed, maar wat tegenvalt is de vermoeidheid.
Na een behaald doel moet ik eerst weer zitten.
De conditie is na bijna twee weken griep behoorlijk weggezakt: als ik met een volle wasmand bovenaan de trap sta ben ik buiten adem.
Maar ik hoef ja verder niks, dus ik krummel mooi wat om.
Mailbox bijwerken.
Blogje schrijven.

Inmiddels zit ik tussen de doelen door te genieten van de derde familie-videoband en neem af en toe een pepermuntje uit het doosje dat Janny, mét een lieve beterschapskaart, in onze brievenbus had gedaan; waarvoor dank!
Ook dank voor alle beterschaps-appjes, -telefoontjes, -mailtjes en kaartjes die ik kreeg: een medicijn waar je echt van opknapt.

Reageren

7 februari: Om te huilen.

Maandagmorgen ging Gerard’s wekkerradio om 06.30 uur. 
Er klonk een flard van het lied ‘Can I get there bij candlelight’ van David Mc. Williams. 
Toen was de radio ook al weer uit en ik bedacht slaapdronken: “O ja. Jan van Veen is overleden.’
Dat had ik die avond daarvoor nog meegekregen via de NOS-app.
Meer weten? In zijn programma ‘Volgspot’ haalt Hylco Span herinneringen op met één van zijn collega’s Tineke de Nooij. 

Het bracht me even terug naar de jaren ’70, de tijd dat Jan van Veen zijn programma ‘Candlelight’ presenteerde op de maandagavond op Hilversum 3.  Toen had je nog geen horizontale programmering, maar was de week verdeeld in dagen: AVRO-maandag, VARA-dinsdag,  TROS-donderdag enzo; we kunnen ons er nu niets meer bij voorstellen. 
Als pubers vonden wij die gedichten van het programma van Jan van Veen werkelijk om te gíllen!
Geen haar op ons hoofd die bedacht om een gedicht in te sturen, stél je voor.
In Hoogersmilde was wel een meisje dat een gedicht had ingestuurd trouwens; die was helemaal super verschrikkelijk verliefd op Jan, maar die zag haar niet staan en had inmiddels al verkering met een ander meisje. 
Iedereen wist dat.
We hadden het er ook over onder elkaar: “Heb je het gisteren ook gehoord bij Candlelight? Dat gedicht over de onbereikbare Jan?”
Jemig. 
Als je toch zo wanhopig bent dat je daar een gedicht over schrijft. 
En dan ook nog opstuurt naar de radio.

En verder waren de romantische en soms smachtende gedichten, de zijige violen van Mantovani en de zalvende stem van Jan aan mij niet besteed.
Sterker nog: samen met mijn broer zat ik huilend van het lachen bij de radio bij de persiflage van het gedichtenprogramma door André van Duin en Ferry de Groot in hun Dikvoormekaar-show. 
Van Duin creëert met een zwoele stem de sfeer van Candlelight en ondertussen probeert meneer de Groot op de achtergrond met een gratis aansteker van de NCRV (die het natuurlijk niet doet) kaarsen aan te steken. Als ze eindelijk branden blijken het druipkaarsen te zijn (ja, was een aanbieding..) en ontstaan er op de gedichten overal kaarsvlekken.  “De eerste keer dat je me…kaarsvlek….”

Als je op internet zoekt met de zoekterm ‘Candlelight Dikvoormekaar’ kun je het fragment terugluisteren; hierbij een link. 
Eén van de symptomen van de griep die mij overviel was een nare hoest. 
Toen ik dit stukje vanmorgen terugluisterde moest ik weer zo  ontzettend lachen, maar de hoest nam het over….ik bleef er bijna in. 
“DE GROOT! Dit is een hartstikke duur programma. Dan koop je toch niet van die goedkope joekelaars!”

Sorry Jan.
Je hebt duizenden mensen een groot plezier gedaan met je programma, maar het was niet voor mij bedoeld. 
Het enige wat ik er leuk aan vond was het lied dat ik noemde ik de eerste alinea en ik vond het als 15-jarige ontzettend STOM dat Rob de Nijs er in 1976 ‘Zet een kaars voor je raam vannacht’ van maakte. 
Ook even luisteren naar de Engels versie? Klik hier voor een video op YouTube.  

Reageren

6 februari: Tijd uitzitten in andere tijden.

Oh, ik ben zo NIET GOED in ziek zijn.

Lezen, dat doe ik erg graag, maar na drie boeken had ik het even gehad: lamme armen en een zere nek.
Na een dikke week had ik ook 18 Margrieten in omgekeerde volgorde uitgelezen; in nummer 40 van 2023 kwamen recepten voor stoofpotjes voorbij en ronkende aankondigingen voor de Winter Fair. Die al maanden achter ons ligt.
Verder had ik ook al wat tv programma’s teruggekeken en toen…. was ik nog ziek.

Zou die video-recorder het eigenlijk nog doen?
Vier afstandsbedieningen en een hoop knopjes-en-toetsjes-gedoe verder kon ik een ouwe Disneyfilm gaan kijken. Ik begon met ‘Het zwaard in de steen’ met Merlijn de tovenaar en die idiote heks madame Mim.
“Geen paarse draken enzo…!”
Heerlijk.

Er stond bij de banden ook een doos met oude familievideo-banden. Wat zit daar dan nog in? Van alles; familiebanden 1 tm 7, opnames kinderkoor, maar ook CD-presentatie 2003. Oh? Was daar een opname van gemaakt?

Even bijpraten; Gerard en ik vormden bijna 30 jaar met z’n tweeën een zangduo. We zongen in kerkdiensten en aanverwante bijeenkomsten. Eén CD hebben we gemaakt met de titel ‘Geloof hoop en liefde’, die we presenteerden tijdens een groot feest met familie en vrienden in ‘De Schakel’ in Hoogersmilde. Die CD-presentatie viel samen met een reünie van het jeugdkoor Hosanna, dat die avond ook helemaal aanwezig was en een gastoptreden verzorgde.

Ik keek even twintig jaar terug in de tijd.
Janken. Maar ook: wat een mooi document.
Wat fantastisch om onze dochters ook op het podium te zien; wij vonden dat toen eigenlijk heel gewoon, nu zie ik pas hoe bijzonder dat was.
We zongen toen al meer dan 15 jaar samen; we reikten de CD uit aan de mensen die aan de tot stand koming ervan hadden meegewerkt, maar ook aan onze ouders. Hen bedankten we voor hun support in de loop van de jaren, met name de ettelijke keren dat zij op onze kinderen hadden gepast.

Twintig jaar.
Wat lijkt het al lang geleden.
En wat zijn er al veel dierbaren overleden.
Het voelde alsof ik zat te kijken naar een aflevering van ‘Andere tijden’ van de NTR en toch waren wij het zelf.
Met dezelfde familieleden en vrienden van toen én van nu.
Johan en Sinet waren mede-organisatoren van het feest, broer Henri zong enthousiast met de Hosanna-mannen mee, broer Henk zong en speelde tamboerijn naast zijn vrienden Egbert en Henk-Lukas op de achterste rij en Bert maakte foto’s.
Wat een mooi tijdsbeeld.
Maar net als in ‘Andere tijden’ bestaat ook die wereld van twintig jaar geleden niet meer.
Wij hebben al lang geen oppas meer nodig.

En dan blijkt dat ziek zijn toch één groot voordeel heeft: eindeloos tijd om eens uitgebreid terug te kijken naar andere tijden.
Inmiddels ben ik aan de familiebanden begonnen!

Reageren

4 februari: Koffers maar even weer uitgepakt.

“Wanneer zal ik weer opstappen?” vroeg ik me af in het blog over ‘het kuurtje’ op 1 februari.
Ik zou eigenlijk vrijdagmiddag 2 al aanhaken bij de FysiYoLates van Trijntje, maar dat ging mooi niet door.
’s Morgens deed ik een paar boodschappen bij de Jumbo (met de auto) en dat kreeg ik amper voor elkaar; van vermoeidheid viel ik bijna om.
Zaterdag lag ik vervolgens de hele dag weer in bed: te ziek om op te zijn.
Zelfs geen zin om te bloggen.
Blééééh…!

Miste ik het concert van vrouwenkoor Amane waar Frea en Carlijn in zingen dat op zaterdagavond werd gehouden.
Mijn kaartje stelde ik beschikbaar voor een liefhebber, die we vonden in Jon, die geen kaartje had kunnen bemachtigen omdat het concert al vroeg uitverkocht was.

En verder ben ik gewoon ziek.
Nog even geen trein en blogs voor mij.

Reageren

3 februari: Aandacht voor het laatste stukje.

Als je ‘Sander de Hosson’ intikt bij de zoekfunctie van deze website vind je twee blogs: één uit 2016 met zijn naam als titel en één uit 2017 onder de titel ‘Een longarts met een verhaal‘.
Sander schreef in die jaren columns in het Dagblad van het Noorden die me raakten.
Hij timmerde aardig aan de weg. Hij schreef columns en gaf interviews over een moeilijk onderwerp, namelijk omgaan met de dood tijdens het behandelingsproces dat je als arts hebt ingezet. 
“Moeten chemo’s altijd worden doorgezet? Ja, wij artsen worden opgeleid om mensen beter te maken, maar we hoeven onze ogen toch niet te sluiten voor de dood die er onherroepelijk aan komt? De arts stelt al snel een andere behandeling voor, maar wat wil de patiënt?
Wat is de kwaliteit van leven en hoe zorgen we voor een waardig einde, in plaats van na eindeloos doorbehandelen roepen “dat de patiënt de strijd op heeft moeten geven of heeft verloren. Hoezo verloren. Van de dood ‘wint’ niemand”. 

Inmiddels zijn we 7 jaar verder. 
Sander heeft veel bereikt en heeft drie jaar geleden ‘Carend‘ opgericht, ‘Centrum voor Palleatieve zorg’. 
Van collega Jolanda kreeg ik het boek ‘Leven toevoegen aan de dagen’ te leen. 
Op de kaft staat als subtitel ‘Van slechtnieuwsgesprek tot laatste adem en rouw – hoe een stervensproces verloopt’
Geen ‘leuk’ boek overigens.
Veel verhalen uit de praktijk en uitleg over de laatste fases van een mensenleven.
Rauwe verhalen.
Eerlijke verhalen. 
Sander schetst wat er gebeurt vanuit zijn perspectief als arts en laat je als lezer meedenken. 
Het nam mij ook mee terug naar het laatste stukje van mijn moeders leven in 2017.
Hoe stonden wij daar toen in?
En wat waren de adviezen destijds?
Verder schrijft hij ook hoe anders het is als de patiënt die in bed ligt je moeder is. En hoe er dan compleet andere processen spelen. 

Een verhelderend boek.
Wat ik er van heb geleerd is om het levenseinde bespreekbaar te maken. 
Als er niet over gepraat kan worden kan het zo maar gebeuren dat iedereen wist dat het einde aanstaande was, maar dat het niet benoemd is. 
Dan kunnen er geen afspraken worden gemaakt over specifieke wensen omtrent het laatste stukje leven en de afscheidsplechtigheid. 

Neem eens een kijkje op de website van Carend, hierbij een link
Je vind er mooie columns, maar ook podcast om te beluisteren; Sander komt daarin ook zelf ook aan het woord. 

Reageren

2 februari: Nederland maar dan anders (35)

Het gebruik van onze Nederlandse taal blijft voor deze rubriek een bron van inspiratie.
Al weer een nieuwe verzameling:

Januari: eerste dag op het werk. De kerstboom die nog bij de koffiemachine staat moet worden afgetuigd en kan naar beneden gebracht worden.
We hadden dit jaar wel een beetje een zielige boom, want we konden niet genoeg versiering vinden en één streng lampjes deed het niet.
Iemand merkt over de boom op: ‘Hij was wel wat armoedzalig….

Collega van Gerard heeft het heel druk; “Ik kan toch niet in 7 sloten tegelijk springen..!”

Op Radio 1 bespreekt men de problemen die mensen hebben met long-covid.
Een patiënte heeft al heel wat artsen gezien en veel onderzoeken gehad.
Dan moet je die hele circusmolen door...
Inmiddels is bewezen dat long-covid een lichamelijke aandoening is.
Dat moeten de mensen nu maar eens goed tussen hun oren knopen!
Er zijn al veel onderzoeken naar long-covid gedaan, maar dat zijn allemaal kleine stukjes, het is moeilijk om daar beleid op te maken.
Een arts: “Al die verschillende onderzoeken leggen alleen maar heel veel druppeltjes op een gloeiende plaat.
In Duitsland heb je zelfs al long-covid klinieken, in Nederland nog niet.
Geïnterviewde: “Nee, hier in Nederland zijn we natuurlijk weer heiliger dan de paus.
Met dank aan Wim Bouter voor zijn inzending.

Bert Haandrikman meldt in zijn uitzending dat Frank Farian overleden is, de producent van o.a. B0ney M.
Het was al jaren duidelijk dat Bobby Farrel, de zanger van de groep, niet echt zong, maar altijd playbackte.
Daar werd in de jaren ’80 al beschimpt over gedaan” merkt Haandrikman daarover op.

Een gesprek in mijn buurt gaat over pijnlijke behandelingen in het ziekenhuis.
Het was kennelijk heftig geweest: “De tranen liepen me de wangen uit“.
Later in dat gesprek ging het over mannen die hun onderbroeken en sokken niet in de wasmand gooien.
Ik stoor me daar groen en geel aan.”

Half januari kreeg ik een afbeelding gestuurd van boekenvriendin Jeannette.
In het Nederlands wordt onderscheid gemaakt tussen ‘stelen’ en ‘bestelen’.
Als je daar niet zorgvuldig mee om gaat als journalist krijg je dit soort app’jes:
“Waarom zou iemand zijn/haar oma willen stelen?”

Carlijn had ook weer mooie gehoord. Iemand had met Cruijf in gedachten het voordeel van de twijfel willen geven: “Ik denk, ik geef ze het voordeel van het nadeel.”

Deze keer ook een bijdrage van schoonzus Ali.
In hun streekkrantje stond een artikel over het initiatief ‘Laat je maar rijden’ in Diever: je kon op een kar een rondje rijden en bij verschillende horecagelegenheden iets proeven.
“….waarbij totaal 7 horecabedrijven voor de innige mens en gezelligheid zorgen.”
De journalist wilde aangeven dat de verschillende gerechten op elkaar afgestemd waren, maar hij schreef “….de keuzes zijn zo op elkaar aangesloten dat men meer dan genoeg heeft.”

In een hele serie berichtjes in een groepsapp naar iemands wier echtgenoot is overleden heeft één schrijver niet goed gekeken naar wat zijn zelfdenkende telefoon van het bericht heeft gemaakt: “Gecontroleerd. Heel veel sterkte allemaal.”
Altijd even nalezen dus. Toen Frea in 2009 om het nieuwe adres van oma vroeg had ik getypt ‘Hulzebosstraat’; Frea kreeg dit door: ‘Hulde borsthaar.’

Hierbij een link naar Nederlands maar dan anders (34) van daaruit kun je doorlinken naar voorgaande blogs in deze serie.
Hoor of zie je ook iets leuks?
Denk aan mij!

Reageren

1 februari: Een kuurtje.

Deed ik maandag nog licht huishoudelijke taken, dinsdag kon dat ook niet meer.
Douchen was al een uitputtingsslag. In drie delen.
Zelfs bloggen was even niet meer aan de orde: ik zette twee blogs in uit de voorraad die ik voor dit soort gevallen altijd achter de hand heb.
Dinsdagmiddag ging Gerard met mij mee naar de huisarts.
Die vertelde dat ze al best veel grieppatiënten op haar spreekuur had gehad en ik had het ook.
De ontstekingswaarden in mijn bloed waren best hoog, dus ik kreeg een kuurtje mee. Fijn.
Advies: kijk het even aan, volgende week kun je wel weer aan het werk.

Maar naast alle negatieve dingen die nu eenmaal bij een griep horen is er één ding waar ik onbeschaamd van geniet: lezen.
Dat schiet er in een ‘gewoon gevuld dagelijks leven’ vaak bij in.
Met een een kop thee met honing (dank voor de tip!), een kruik in de rug en een dekentje over de benen sla ik bladzijde voor bladzijde om.
Heerlijk.
Laat mij maar even Groningen; vrij naar Bert Visscher.
Ben nu bezig met boek 3!
Nog geen moed gevonden voor een blog over die andere twee, maar wat in het vat zit verzuurt niet.

Verder had ik uitgebreid de tijd voor het instellen van de achtergrond van mijn nieuwe telefoon, die ik inmiddels al weer twee maanden gebruik.
Daar wilde ik graag een afbeelding van onze dochters, een foto die gemaakt is van hun drieën in de reportage ter gelegenheid van ons 40-jarig huwelijk vorig jaar. Maar die moet dan precies zo in beeld komen dat de apps er niet overheen vallen.
Net zo lang foto’s van de foto gemaakt, geschoven met apps, klok en instellingen tot het naar mijn zin was.
Missie volbracht: als ik nu mijn telefoon open kijken ze me alle drie stralend aan.

De trein rijdt deze week dus nog zonder mij, maar ik kijk al wel weer naar de aankomst- en vertrektijden: wanneer zal ik weer opstappen?

Reageren

31 januari: Jules & Ede.

Zomaar een morgen op een vrije dag; we hebben geen wekker gezet.
Om 08.30 word ik wakker; kopje thee en even bijkomen.
Voor de schuifpui zet ik een stoel en kijk naar het vogelgedoe bij ons in de tuin.
Op Spotify zoek ik het nummer ‘Wat ik gewild heb’ van Trijntje Oosterhuis en luister.
Daarna gaat Spotify zelf invullen wat ik wil luisteren; daarbij put het medium uit al mijn afspeellijsten en af en toe doet Spotify zelf een suggestie.
Het was erg aangenaam.
Daniël Lohues kwam een paar keer voorbij en verder vooral rustige luistermuziek, waarin ik inderdaad mezelf herkende.
Jules de Corte zong ‘Ik zou wel eens willen weten’.
Een lied uit 1957.
Hij vraagt zich af waarom de bergen zo hoog zijn.
En de zeeën zo diep.
En de wolken zo snel.
In het laatste couplet vraagt hij zich iets af over de mensen.

Ik zou wel eens willen weten, waarom zijn de mensen zo moe
Misschien door hun jachten en jagen
Of misschien door hun tienduizend vragen
En ze zijn al zo lang onderweg naar de vrede toe
Daarom zijn de mensen zo moe

In 1957 waren de mensen dus ook al zo moe en al zo lang op weg naar de vrede toe.
Kennelijk is er op dat gebied niets nieuws onder de zon.
Nog even luisteren naar Jules? Hierbij een link naar een YouTube-video.

Tot mijn verrassing kwam ook Ede Staal voorbij met ‘Zalst doe altied bie mie bliem lutje wicht.”

Die staat niet op één van mijn afspeellijsten, maar het lied ken ik goed.
Ik zong het refreintje  wel eens voor onze dochters voor het slapengaan.

Zalstoe altied bie mie blieven, bie mie blieven, lutje wicht.
Lekker waarm in mien aarms, in dien aarms,
ogen dicht.
Zun is muid en sloapen goan,
deur de doak zai ik de moan,
dizze nacht dei is nou van ons baaiden.
Zalstoe altied bie mie blieven, bie mie blieven, lutje wicht.

Inmiddels is dit liedje van Ede ook toegevoegd aan één van mijn Spotify bestanden.
Ook even luisteren?
Hierbij een link naar een uitvoering van het album ‘As vaaier woorden’.

Voor niet noordelingen: ‘Lutje wicht’ betekent klein meisje.

Reageren

30 januari: Rosemarie Trilogie

Na het boek ‘de Kleindochter‘ wilde ik even iets gemakkelijkers lezen; in mijn kast lag nog een triologie van Jos van Manen Pieters die ik een keer uit nostalgische overwegingen had gekocht op de Roder Boekenmarkt.
De schrijfster kende ik van de Tuinfluiter-trilogie en van ‘Het scheepje van papier’.
Dan weet je precies wat je krijgt: een familieroman bezien vanuit een christelijk perspectief.

Ik begon er in te lezen in december en in mijn nieuwjaarsvakantie las ik het uit.
In het eerste boek leren we Rosemarie kennen: door een ongeluk in haar vijfde levensjaar mist ze een hand en ze is door haar moeder daarna veel te beschermd opgevoed: het kind was wereldvreemd geworden door de niet aflatende en verstikkende zorg van haar moeder. Maar gelukkig ontmoet ze Menno, een sterke man die haar helpt en haar ten huwelijk vraagt.
In het tweede boek krijgen Rosemarie en Menno hun eerste baby en hun kraamverzorgster Wilma brengt het hart op hol van Menno’s broer Harm.
In het laatste deel ligt het accent op Hella, het jongste zusje van Wilma, dat in een verkeerd milieu is beland en door Menno en Rosemarie in huis wordt genomen. Ook zij vindt een sterke man in een collega van Menno die met haar wil trouwen.

Het boek kwam eind jaren 60 op de markt, ik heb een zesde druk uit 1970.
Toen was de bedoeling van het leven als vrouw dat je trouwde en kinderen kreeg.
De kraamhulp kwam nog minstens twee weken en de kraamvrouw bleef 10 dagen op bed.
De man was sterk, besliste bijna alles, gaf zijn vrouw goede raad, begeleidde haar en knapte de moeilijkheden op.
De man was aan het werk, de vrouw zorgde.
Voor het huishouden, voor de kinderen en voor de man.
Als Harm een goede baan kan krijgen in Zwitserland zegt Wilma: “Harm gaat naar het buitenland; ik moet dan mee om voor hem te zorgen.”
Wat opvalt is dat de vrouwen beslist geen doetjes zijn en behoorlijk tegengas geven: voor die tijd waren de dames al behoorlijk geëmancipeerd.
Maar de schrijfster vindt een meisje dat veel flirt ’teugelloos en behaagziek’.
‘Manziek’ kwam ook een paar keer voorbij.

Het boek ademt de christelijke moraal van die tijd.
We lezen de morele strijd die gevoerd wordt in de gedachtenwereld van de hoofdpersonen; er wordt regelmatig uit de bijbel geciteerd, sterker nog: er is zelfs een deel van een hoofdstuk uit Mattheüs opgenomen over dat je zeven maal zeventig maal moet vergeven.

“Wat lees je?” vroeg dochter Harriët.
Toen ze de eerste pagina had gelezen zei ze: ‘Wel goed voor je Nederlands dit. En wat is eigenlijk kruivend haar…..”
Je komt nog woorden tegen als ’talmen’ en ‘deernis’.
Een mooi tijdsbeeld; Jos schrijft fijn, al zouden we sommige passages nu langdradig vinden.
Op de website Tzum vond ik een interview met Jos van Manen Pieters uit 2004,  hierbij een link.
Interessant is dan gelijk al de eerste zin: “Ik houd helemaal niet van trilogieën!”

Reageren

Pagina 22 van 352

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén